Tabu. Jaargang 29
(1999)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0 InleidingDe moderne informatievergaring over apen en spraak ving aan met een experiment van W.N. Kellogg en L.A. Kellogg dat aan het begin van de jaren dertig werd uitgevoerd. Zij onderzochten in hoeverre een chimpansee zich aan een menselijke omgeving kon aanpassen. Hun experiment was niet linguïstisch van aard, maar het lag voor de hand dat ze ook informatie konden verzamelen over taalverwerking bij apen. Linguïsten en psychologen gingen er namelijk in die tijd vanuit dat anatomisch gezien (grote) apen tot woordarticulatie in staat zouden zijn.Ga naar eind1. Dat ze niet spraken schreef men toe aan toevallige oorzaken die wellicht geneutraliseerd konden worden. Vanuit ditstandpunt was het een redelijke veronderstelling dat apen de spraak misten, omdat ze nooit de kans gekregen hadden om te leren spreken. Het experiment van de Kelloggs bood voor het eerst de gelegenheid om empirische gegevens te verzamelen over de taalverwerving van apen die in een wat gunstiger taalsituatie verkeren. De principiële vraag, echter, of apen tot spraak in staat zijn, heeft een achttiende-eeuwse geschiedenis die in dit artikel gedeeltelijk besproken wordt. We houden ons hier namelijk bezig met de bijdrage aan dit debat van Petrus Camper de beroemde Professor in de Ontleed-, Heel, Genees-, en Kruidkunde te Groningen. Natuurlijk is de kennis omtrent dit onderwerp toegenomen en heeft Campers werk uitsluitend historische waarde. Zoals we zullen zien, zijn diens inzichten deel gaan uitmaken van de manier waarop anatomen tot diep in de twintigste eeuw naar de kwestie van apen-en-spraak keken. De eerste linguïsten en psychologen die er onderzoek naar deden, namen echter geen kennis van informatie uit Campers wetenschapsgebied. Zodoende speelden zijn inzichten geen rol in de beginjaren van het apen-enspraakonderzoek. Toen men gedwongen werd om anatomische en fysiologische informatie bij het onderzoet te betrekken, was de kennistoestand zodanig verrijkt dat Campers werk onmogelijk als relevant kon gelden. Maar juist vanuit een historisch perspec- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tief is Campers bijdrage interessant genoeg om er wat uitvoerig op in te gaan. In dit artikel kijken we dan naar een ‘psycholinguïstische’ bijdrage afkomstig uit de medische hoek; een bijdrage die psycholinguïsten tot hun eigen schade niet tijdig ontdekten. Veel grote reizigers en schrijvers hielden de apen bijna voor mensen, zo houdt Camper het ons voor. Ik noem er enkele die Camper bedoeld kan hebben. Julien Jean Offray de La Mettrie (1709-1751), Jean-Jacques Rousseau, (1712-1778) en de Schotse taalgeleerde James Burnett, Lord Monboddo, (1714-1799). Haast schertsend zegt Camper dat enkelen zich afvroegen of de afwezigheid van spraak bij apen niet een handige list kon zijn om op die manier aan slavernij en gedwongen arbeid te ontsnappen.Ga naar eind2 Het is, aldus Camper, voor de natuur- en de menswetenschappen van belang om uitsluitsel te geven omtrent het taalvermogen van de apen: kunnen ze of willen ze niet praten? Een wetenschappelijke behandeling van deze kwestie is volgens Camper nodig omdat ‘de Reisbeschrijvers, die de Indien bezien hebben, zigzelven, en elkander, gedurig tegenspreken, en de Natuurbeschrijvers in verwarring brengen.’Ga naar eind3 Wie Camper (1782) raadpleegt vindt daar het resultaat van dat onderzoek krachtig samengevat in een zin die het meest interessante kenmerk van Campers attitude op de voorgrond plaatst. De anatoom ontleent aan zijn onderzoek het recht om over een taal-filosofische kwestie een uitspraak te doen: Having dissected the whole organ of voice in the Orang, in apes, and several monkies, I have a right to conclude that Orangs and apes are not made to modulate the voice like men.Ga naar eind4 Op het eerste gezicht lijkt het onderwerp aap-en-spraak een geschikte aanleiding voor eindeloos filosoferen. Maar kennelijk is niet alleen bij de beoefenaars van de filosofie deze vraag opgekomen. De filosofen ruimden weliswaar plaats voor deze kwestie; de inspiratie ervoor putten ze echter uit onderzoekingen op het gebied van de comparatieve anatomie. Camper publiceerde drie artikelen over het spraakvermogen van apen, twee in het Nederlands en een in het Engels. Van een van de Nederlandse artikelen, Camper (1782), zijn er vroeg Duitse en Franse vertalingen verschenen. Het is van belang oog te hebben voor het kader waarin deze artikelen geconcipieerd werden omdat ze daardoor beter tot hun recht komen. In de tweede helft van de achttiende eeuw was de standaardopvatting dat apen tot spraak in staat waren. Campers intentie was de anatomische rechtvaardiging voor die uitspraken empirisch te toetsen. Zijn onderzoek naar dit veronderstelde spraakvermogen moet tegen deze achtergrond gezien worden. De pre-Darwiniaanse datering van dit debat hoeft geen verbazing te wekken. In de achttiende eeuw was het niet uitzonderlijk om een zekere continuïteit tussen apen en mensen te veronderstellen. Darwins dynamische evolutie-theorie lag in het verschiet. Het aanhangen van continuïteitsbeginselen in het dierenrijk is niet aan hem voorbehouden. Een statische continuïteitstheorie is, bij voorbeeld, de zogenaamde keten van het bestaan-gedachte, bloot gelegd in Lovejoy (1960). Deze theorie stimuleerde in de achttiende eeuw wetenschappelijk onderzoek naar de verhouding tussen mens en aap. Lovejoy legt dit als volgt uit: But the program of discovering the hitherto unobserved links in the chain played a part of special importance in the beginnings of the science of anthropology. The close similarity in skeletal structure between the apes and man had early been made familiar; yet careful zoologists recognized appar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ent solutions of continuity, anatomical as well as psychological, in this region of the series. Leibniz and Locke had asserted a greater degree of continuity than could yet be actually exhibited at this important point. It therefore became the task of science to increase the rapprochement of man and ape.Ga naar eind5 Lovejoy geeft in deze passage duidelijk aan dat het nadenken over de relatie mens-aap een pre-Darwiniaanse fase kent waarin naast de door ons eerder genoemde schrijvers ook Leibniz and Locke thuis horen. We zullen straks kort ingaan op enkele passages van hun hand die relevant zijn voor de beschrijving van het culturele kader waar Campers artikelen uit zijn gekomen. Natuurlijk zijn de fijne details en de diepere betekenis van deze geschiedenis, hoe aanlokkelijk zij ook mogen zijn, niet het onderwerp van dit stuk. Onze doelstelling gaat niet verder dan het belichten van de positie van Campers onderzoek in de rapprochement of man and ape. Voordat we overgaan naar de behandeling van ons onderwerp, kijken we naar de organisatie van ons artikel. We gebruiken de eerste secties om de historische achtergrond te schetsen van Campers bijdrage. Eerst zullen we het werk aanhalen van een Engelse arts, Edward Tyson (1651-1708), die zich als eerste wetenschappelijk met (grote) apen bezig hield. Daarna zullen we aangeven hoe zijn werk de empirische basis werd van een tweetal uitlatingen van Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) over apen-en-spraak. Voor de volledigheid komt in deze sectie de attitude van John Locke (1632-1704) ten opzichte van dieren en spraak aan de orde. In de erop volgende sectie belichten we de invloed van het logopedische werk van Johan Conrad Amman (1669-1724) op de apentaaltheorieën van La Mettrie. Vervolgens zullen we de apenvisie van de taalgeleerde Lord Monboddo kort bespreken. Hierna komt onze bespreking van de drie publicaties die Camper aan het vraagstuk apen en taal wijde aan de orde. Het artikel wordt afgesloten met een blik op de moderne bevindingen over apen en spraak. Zoals we zullen zien, zijn er overeenkomsten tussen de moderne periode en de periode die we met Camper afsluiten. Het schetsen van deze overeenkomsten brengt de portee van Campers bijdrage scherper aan het licht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Tyson, Locke, Leibniz: dieren en spraakWe hebben reeds gezien dat Lovejoy zowel aan Leibniz als aan Locke een plaats toekent in het achttiende-eeuwse debat waar later Camper aan deel zou nemen. Het lijkt er echter niet op dat Locke zich ooit hierover uitliet. Informatie over apen was weliswaar al beschikbaar; hij maakte er evenwel geen gebruik van. Een van de eerste verantwoorde beschrijvingen van een aap danken wij aan Nicolaas Tulp (1593-1674). We kennen hem trouwens als de opdrachtgever van Rembrands Anatomieles en als de docentfiguur in deze schilderij. Huxley (1863) bespreekt een passage uit het derde boek van Tulps Observationes medicae uit 1641 met de volgende woorden: The 56th chapter or section is devoted to what he calls Satyrus indicus, ‘called by the Indians Orang-utang or Man-of-the-woods, and by the Africans Quoias Morrou.’ He gives a very good figure evidenty from the life, of the specimen of this animal, ‘nostra memoria ex Angola delatum’, presented to Frederik Henry Prince of Orange.Ga naar eind6 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tulps beschrijving van de Satyrus Indicus vond echter geen weerklank in Lockes werk. In 1690 publiceerde hij zijn kentheoretische werk (Locke 1975) maar daarin zijn geen sporen te vinden van Tulps werk, noch van de apenbeschrijvingen die reizigers verspreidden. Evenmin vinden we in zijn werk verwijzingen naar de Memoires pour servir a l'histoire naturelle des animaux van de biologische sectie van de Franse Academie die in 1678 in Engeland in vertaling het licht zagen. In zijn geschiedenis van de vergelijkende anatomie, merkt Cole op merkt op dat de Parijzenaars de gelijkenis van het staartaapstrottenhoofd met ‘the speaking larinx of the human species [is]converted into an agreement so exact as to emphasize dramatically the vocal isolation of man’.Ga naar eind7 En hij citeert uit hun werk deze passage: This particularity do's likewise shew that there is no reason to think that Agents do perform such and such Action, because they are found with Organs proper thereunto: For according to these Philosophers, Apes should speake, seeing that they have the Instruments necessary for speech.Ga naar eind8 Er is overigens reden om aan te nemen dat hij niet afwijzend stond tegenover de mogelijkheid dat dieren een taal konden leren. Integendeel. In zijn boek haalt Locke een gesprek aan dat Prins Johan Maurits in Brazilië zou hebben gevoerd.Ga naar eind9 De Nederlandse Prins begint met D'ou venes vous? En de uitwisseling gaat zo verder, De Marinnan. A qui estes vous?, vraagt de Prins. A un Portugais, is het antwoord. Het gesprek loopt nog wat verder door maar we kunnen hier volstaan met dit fragment. Inhoudelijk is dit geen bijster interessant gesprek, maar de wetenschap dat Locke het bijzonder genoeg vond om in zijn boek opgenomen te hebben, duidt aan dat hier iets meer aan de hand is. En inderdaad, Maurits' gesprekpartner is geen mens maar een vogel. Sir William Temple heeft dit voorval van de Prins zelf gehoord en het in zijn Memoires opgenomen. Het verhaal van de Nederlandse prins wordt door de Engelse empirist niet in twijfel getrokken en zo deed de ‘rational parrot’ zijn ingang in de filosofische literatuur. In bepaalde kringen oogstte Locke spot vanwege de lichtgelovigheid die hij hier ten toon spreidde. Belangrijk voor ons is dat het idee dat dieren een taal konden leren kennelijk geen afschud wekte bij hem. We hebben reeds opgemerkt dat we bij Locke geen verwijzing naar apen kunnen vinden. Iets anders is het met Leibniz gesteld. Deze had een voordeel boven Locke. Toen hij zich met het rationalistische antwoord op Lockes empirische verhandeling ledig hield, was de kennis over apen al uitgebreid. Dit was het gevolg van Tysons werk. Aan hem, aldus Huxley, danken we de eerste behandeling van apen die naar wetenschappelijkheid en volledigheid streeft. Alvorens over te gaan tot Leibniz' relevante vindplaatsen zullen we vluchtig Tysons bijdrage bespreken. Tysons apenonderzoek ontstond bij toeval. Een jonge aap afkomstig uit Angola stierf kort nadat hij met zijn eigenaar Londen had aangedaan. Tyson kreeg het dier in handen en ontleedde het zonder tijdverlies. De beschrijving van zijn bevindingen vinden we in Tyson (1966), een boek dat in 1699 het licht zag. Dit werk wordt gezien als een uitzonderlijke prestatie en het geldt als paradigmatisch voor later vergelijkend anatomisch onderzoek. Tysons belangrijkste bevinding was dat deze aap ‘so much resembles a Man in many of its Parts more than any of the Ape-kind, or any other Animal in the World, that I know of’.Ga naar eind10 Deze conclusie wordt gebaseerd op een opsomming van de fysieke overeenkomsten en verschillen tussen mens, Tysons specimen en andere apen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soorten. Belangrijk voor ons is het volgende feit. Tyson stelde vast dat de spraakorganen en de hersenen van zijn aap en die van de mens precies op elkaar lijken. Over de spraakorganen schrijft hij: As to the Larynx in our Pygmie... there is nothing that I can further add, but only say, that I found the whole structure of this Part exactly as 't is in Man.... And if there was any farther advantage for the forming of Speech, I can't but think our Pygmie had it. But upon the best Inquiry, I was never informed, that it attempted any thing in that way.Ga naar eind11 En over de hersenen merkt hij het volgende op: That the Brain is reputed the more immediate Seat of the Soul itself, one would be apt to think that since there is so great a disparity between the Soul of a Man, and a Brute, the Organ likewise in which it is placed should be very different too. Yet by comparing the Brain of our Pygmie with that of a Man, and with the greatest exactness observing each Part in both, it was very surprising to me to find so great a resemblance of the one to the other, that nothing could be more.Ga naar eind12 David Boorstin is niet terughoudend in zijn lof voor Tyson. Niemand die Tyson had gelezen kon blijven geloven dat de mens apart stond van de rest van de natuur.Ga naar eind13 De noviteit waar Tyson aanspraak op kan maken betreft de vergelijking van de hersenen. We hebben immers al gezien dat de Parijzenaars eerder bij een staartaap gelijkwaardige spraakorganen vonden. Tyson verwijst in verband met zijn opmerkingen over het strottenhoofd naar de Engelse versie van de Memoires. Hij citeert hierbij dezelfde passage die Cole citeerde.Ga naar eind14 Schrijvend in 1703 over de meest geschikte definitie van man verraadt Leibniz dat hij bekend is met werk van Tyson en Tulp.Ga naar eind15 Hij noemt Tulp bij naam. Het is bovendien een veilige gok om te veronderstellen dat hij met beschrijving van ‘de savant Medecin die onlangs een aap heeft bestudeerd’ Tyson aanduidt. Spraak komt ook bij Leibniz aan de orde. Hij merkte op dat de organen van apen geschikt zijn voor spraak maar dat deze dieren geen tekenen vertonen van enige ontwikkeling op dit gebied. Hij concludeert hieruit dat apen kennelijk iets onzichtbaars misten: Pour ce qui est des organes, les singes les ont en apparence aussi propres que nous á former la parole, cependant il ne s'y trouve point le moindre acheminement. Ainsi il faut qu'il leur manque quelque chose d'invisible.Ga naar eind16 Leibniz' uitspraken over apen maken duidelijk gebruik van de gelijkenis in de spraakorganen die Tyson aan het licht had gebracht. Lovejoys bewering dat hij een mate van continuïteit verkondigde die de toenmalige kennis kon rechtvaardigen, gaat kennelijk te ver. Wat Leibniz zei ging niet verder dan de experts op het gebied, Tyson en de Parijzenaars, hem toelieten. Voor een radicaler standpunt moeten we eerder naar de uitlatingen van La Mettrie en Lord Monboddo kijken. De extreme aard van hun apentheorieën bezorgen deze twee schrijvers een zekere succès de scandale. Ze vormen het onderwerp van de volgende twee secties.Ga naar eind17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 La Mettrie, Amman: apen en doofstommen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ofschoon Leibniz' boek pas in 1765 het licht zag, had La Mettrie al eerder twijfel geuit over de principiële taalbeperking van apen. Achtervolgd vanwege zijn satires vluchtte La Mettrie in 1747 naar Nederland. In Leiden borduurde hij verder door op de kwestie van dieren en taal die Locke salonfähig had gemaakt. Hij kon Leibniz onmogelijk in gedrukte vorm hebben gelezen omdat diens Essays pas in 1765 toegankelijk werden. We kunnen hem echter lezen alsof hij Leibniz' quelque chose d'invisible van tafel veegde.Ga naar eind18 La Mettrie gaf toe dat een defect aan de spraakorganen verantwoordelijk moet zijn voor het taalonvermogen van intelligente dieren. Maar deze toegeving was een retorische manoeuvre die hij een paar zinnen verder met ruime winst probeerde te verzilveren. Dit defect hoefde namelijk geen onoverkomelijke hindernis te zijn. La Mettrie was bekend met het ‘logopedische’ werk dat Amman in Amsterdam verrichtte. Deze Zwitserse arts had een methode ontwikkeld om doofstomme kinderen taalbeheersing bij te brengen. Volgens Ballantyne ligt Ammans methode aan de basis van ‘one now so widely practised and approved’.Ga naar eind19 Kennis van deze methode bracht La Mettrie ertoe een oplossing voor de taalproblemen van apen te verkondigen. Hij zou een aap opnemen onder dezelfde voorwaarden als Amman zijn leerlingen: hij moest noch te jong noch te oud zijn. Gegeven dat de aap fysiek in orde was, verwachtte La Mettrie dat het dier bij ieder spel en bij iedere oefening Ammans leerlingen de loef zou afsteken. Aangenomen dat men aan het dier de nodige aandacht besteedt, stelt onze auteur de vraag, waarom zou hij dan uiteindelijk niet in staat zijn net als de doven de noodzakelijke bewegingen te imiteren om woorden uit te spreken? De anatomische bezwaren vangt hij vakkundig op: Ik waag er geen oordeel over uit te spreken of de spraakorganen van de aap tot duidelijk articuleren in staat zijn, maar het zou me verbazen wanneer iedere vorm van spreken volstrekt onmogelijk was. Het lijdt derhalve geen twijfel dat La Mettrie taal niet zag als aan mensen voorbehouden. Onder geschikte omstandigheden en met behulp van de juiste methode zouden ook intelligente dieren, dus ook apen, tot taal toegang hebben. La Mettrie was hiermee nog niet de meest luidruchtige deelnemer aan het grote apendebat. Deze titel komt aan Monboddo toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Lord Monboddos apenliefdeRousseau opperde in 1755 voorzichtig dat men geen steekhoudende argumenten had om apen niet tot de mensen te rekenen. Immers, het lag volgens hem voor de hand dat men zich in deze kwestie beriep op de stompzinnigheid van de apen en op het feit dat ze niet kunnen spreken. In Rousseaus ogen waren die geen afdoende argumenten. Volgens hem is het spraakvermogen van mensen toch geen natuurlijke zaak, maar eerder een product van de beschaving.Ga naar eind20 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ontzeggen van natuurlijkheid aan het spreken bracht met zich mee dat het taalvermogen niet noodzakelijkerwijs een definitorisch kenmerk van de mens hoefde zijn. En als taal geen definitorisch kenmerk is, dan is er geen principiële reden om de niet-sprekende apen niet als mensen te beschouwen. Tot deze conclusie kwam de Schotse taalgeleerde Lord Monboddo. Het staat voor hem vast dat apen ‘a barbarous nation, which has not yet learned the use of speech’ vormen.Ga naar eind21 Hij memoreert de bevindingen van Tyson en voegt de observaties van het Franse monster van geleerdheid de Comte de Buffon (1707-1788) aan zijn betoog toe. Het is op Buffons gezag dat hij durft te stellen dat apen in het bezit zijn van ‘the tongue and other organs of pronunciation, the same as man; and the brain is altogether of the same form and the same size’.Ga naar eind22 Monboddo merkt op dat er tot dan toe geen poging is geweest om de apen te leren spreken. Zodoende kunnen we niet beweren dat ze daartoe niet in staat zijn. Maar het uitvoeren van dit project is niet nodig voor het ondersteunen van zijn filosofische positie. Waar het om gaat is dat apen menselijke intelligentie bezitten en de spraakorganen. Dit wil voor hem zeggen dat ze ook het vermogen hebben om te leren praten. Dat ze dat tot nu toe niet gedaan hebben is niet van belang. Belangrijk is de mogelijkheid. Een mens zijn, zegt hij, bestaat vooral uit mogelijkheden.Ga naar eind23 Camper verwijst niet naar Monboddos theorieën maar latere schrijvers hebben een verband gelegd tussen hen. De historicus Aarsleff, bijvoorbeeld, vindt het moeilijk te geloven dat het drukken van Camper (1779a) niet bedoeld was om Monboddos positie te ondermijnen.Ga naar eind24 Buiten de taalstrijd om had Campers werk uiteraard de aandacht getrokken. Het is in dit verband interessant om op te merken dat de eerste aankondiging van Campers resultaten in 1771 werd toegevoegd aan het vijftiende deel van Buffons Histoire Naturelle. Het boek dus van de man die Monboddo graag als wetenschappelijke vijgenblad wilde gebruiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Petrus Camper en het spraaktuig van Orang-oetansCampers apenonderzoek stond aanvankelijk los van het apendebat. De oorspronkelijke doelstelling was ‘de uitmuntende Werken van Galenus te verstaan’.Ga naar eind25 Toen hij in 1757 een staartaap ontleedde, merkte hij dat zijn strottenhoofd afweek van strottenhoofdenbeschrijvingen die hem bekend waren. Hij werd ‘nog tot sterker onderzoek aangespoord door Tyson, die het spraaktuig in zijn Orang, of Pigmy, met dat der Menschen volmaakt overeenkomstig zeide gevonden te hebben’.Ga naar eind26 In december 1770 onderzocht Camper te Groningen zijn eerste orang-oetan. In de loop der jaren ontleedde hij vijf van deze dieren. Een eerste bericht van zijn bevindingen was in 1771 al toegankelijk. De uitgewerkte publicatie van zijn onderzoekresultaten liet lang op zich wachten daar hij graag de hersenen van de Stadhouder's orang-oetan wilde onderzoeken.Ga naar eind27 Toen Camper het verslag opschreef van zijn onderzoek naar dit dier, betrok hij er eerdere bevindingen bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Strottenhoofd is onderwijlen werkelijk verschillend van dat der Menschen, en zelfs van dat der gemeene Aapen. Het staat met de holle klep opwaards; het Tongebeen is als dat in de Menschen, en in de Pygmy van Tyson. De spleet van het Spraaktuig, dat is, de banden die de spleet uitmaken, zijn zeer klein, en zydelings boven dezelfde zyn zeer kleine holten, nog kleiner dan by ons. Dan ter wederzijde van den worten van de klep zijn, in deeze twee holten, dwarsche gaten, door welke het binnenste vlies van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
strot, heenen dringt, maakende twee vliezige buizen, die over den rand van het schilderwijze kraakbeen, en tusschen deezen en het tongenbeen naar buiten loopen, en onder de breede halsspieren, in drie, die ik ontleed hebbe, twee bijzondere zakken vormden, die in dit Dier slegts een uitmaakten.Ga naar eind28 Camper moet derhalve de eerste zijn geweest die van het bestaan van de strottenhoofdluchtzakken bij deze apen melding maakte. De schrijver van een Duitse orang-oetanstudie merkt derhalve op dat ‘eine genauere Beschreibung der Kehlsäcke zu geben, scheint mir unnötig, da sie seit Camper mehrfach... so ausführlich beschrieben worden sind.’Ga naar eind29 Voor deze twintigste-eeuwer was de fysiologie van deze zaken nog niet duidelijk. Verschillende theorieën deden de ronde. Vanuit zijn standpunt echter ist der Kehlsack als Teil des Stimmorgans nur im Dienste der Lautgebung diskutierbar. In welcher Weise dieses sonderbare Gebilde Teil hat an der Bildung von Tönen ist allerdings äußerst schwierig mit Sicherheit festzustellen.Ga naar eind30 Camper laat zich niet uit over de algemene functie van de luchtzakken. Hij was wel stellig in zijn mening over het effect ervan op het spraakvermogen van de orang-oetan: Vermits nu de lucht uit de longen, langs de luchtpijp, zo draa zy de spleet van het strottenhoofd voorby geloopen is, in deezen eenen vereenigden, of in de twee zakken door de twee vliezige buizen, indringt, is het zeker dat die lucht, door deze twee openingen agter in den mond koomende, niet langer bekwaam is om tot geluid gevormd te worden, en derhalven dat de Orang geene de minste geschiktheid heeft, nog kan hebbe, om te spreken.Ga naar eind31 Wellicht is Camper hier te ver gegaan, maar de aangehaalde passage van onze Duitse auteur geeft de moeilijkheidsgraad van het probleem aan. Overigens, Campers inschatting van het apenspraakvermogen werd in de jaren veertig van deze eeuw nog steeds positief gewaardeerd. Om er een voorbeeld van te geven. In zijn geschiedenis van de vergelijkende anatomie merkt Cole op dat ‘neither the Parisians nor Tyson could be expected to comprehend those functional refinements which alone can evoke the harmony of speech, and it was reserved for the more instructed vision of Camper to supply a profane but convincing explanation of the silence of the forest’.Ga naar eind32 In Camper (1782) komt hij dan nog terug op de bevindingen van Tyson. Het is duidelijk, zegt hij, dat mijn Orang-oetans anders zijn dan Tysons specimen, ‘om dat die een tongenbeen had als onze Orang, en daar tegens een spraaktuig geheel en al overeenkomstig met dat van een mensch, zoo als Tyson getuigt.’Ga naar eind33 Een andere mogelijkheid is dat Tyson de twee luchtzakken over het hoofd heeft gezien heeft en dat het spraaktuig van zijn specimen toch anders was dan dat van de mens en ‘hij heeft door zyne onoplettendheid veele anderen misleid.’Ga naar eind34 We weten dat het laatste het geval is geweest. Tyson had niet met een Orang-oetan te maken, maar met een chimpanzee. Het strottenhoofd van dit dier verschilt echter van het strottenhoofd van de mens - en daar rust Campers argument op.Ga naar eind35 Een voor de hand liggende vraag betreft de ideologische evaluatie van Campers visie op mens, apen en spraak. Camper is een naturalist in die zin dat in zijn visie de mens een van de dieren is en dat men hem dus als een van de dieren mag bestuderen. Zo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richt hij zich naar ‘allen, die den oorsprong der Menschdoms, en zyne volmaaktheid, uit de natuur zelve, dat is, uit de vergelyking met andere geschapene dieren willen nasporen’.Ga naar eind36 Maar het feit dat de mens deel uitmaakt van het systeem van natuurlijke oorzaken en gevolgen neemt niet weg dat de mens een uitzonderlijke positie inneemt. Hij ontkent het bestaan van fundamentele verschillen tussen de mens en de rest van de grote apen niet: Van gewichtiger gevolgen schynt het, te konnen bepalen, of de Orang, in de daad, wel met den Mensch eene duidelijk overeenkomst hebbe? of hy overeinde ga? En 't geene alles af doen zoude, of hy dat voortreffelyk voordeel, 'welk wy boven alle andere schepzelen ontegenzeggelyk hebben, de spraak namelyk beoefenen zoude.Ga naar eind37 Het is van belang om op te merken dat de uitzonderlijke positie van de mens is, in Campers visie, iets wat empirisch aangetoond moet worden. Naturalisme impliceert bij Camper empiricisme. Nemen we de evolutieleer als referentiekader, dan lijkt het oppervlakkig gezien onvermijdelijk om Campers uitlatingen over de uitzonderlijke positie van de mens als conservatief te beschouwen. We zullen hier niet op deze zaak ingaan. We kunnen de situatie het best als volgt omschrijven. Camper trof een filosofische stellingname en hij gaf er een antwoord op dat empirisch gefundeerd was. Dat hij daarmee een zekere discontinuïteit tussen mens en andere apen vaststelde is een, voor hem aangenaam, gevolg. Voor velen zal dit gegeven voldoende zijn om hem als conservatief te bestempelen. Voordat we deze sectie afsluiten moeten we erop wijzen dat Camper de vader is geweest van de fysieke antropologie. Een van zijn resultaten was het anatomische bewijs dat de blanke Europeanen en de zwarte afrikanen tot dezelfde soort horen. Voor velen zal dit gegeven voldoende zijn om hem als progressief te bestempelen. Is hij dan progressief of conservatief? Het beste is uiteraard deze vraag op zij te schuiven. Voor Camper zijn apen geen primitieve mensen en zwarten zijn niet de ontbrekende schakel tussen mens en aap. Belangrijk is op te merken dat Camper empirische antwoorden trachtte te geven op theoretische vragen. Hier gaat een belangrijk onderdeel van de aantrekkingskracht van zijn werk schuil. In de volgende sectie kijken we naar een korte periode van het moderne apendebat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Apen en Spraak in de twintigste eeuwOp 26 Juni 1931 werd in Florida een jonge chimpansee die een paar maanden geleden in Cuba was geboren uit haar kooi genomen. Zij kreeg de naam Gua en haar humanisatietraining was begonnen. Het echtpaar Kellogg nam haar negen maanden op in hun huis. Haar ontwikkeling zou worden vergeleken met die van hun zoon Donald die 2 ½ maand oud was. Gua was ‘given careful human treatment in every phase of its daily existence’. Kelloggs kernvraag was de kwestie van de enfants sauvages. Dat deze kinderen zich niet aan de maatschappij konden aanpassen, vroeg om een wetenschappelijk uitleg. In het algemeen waren er twee concurrerende verklaringen, de culturele en de erfelijke. Toch bestond er een sterke behoefte aan extra empirische evidentie om de controverse te kunnen beslechten. Het is echter ethisch onverantwoord om een kind te plaatsen in een dierlijke situatie. Minder erg is het om een dier in een menselijke situatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te plaatsen. Een van de grote apen opgenomen in een menselijke omgeving, van alle mogelijkheden genietend die een kind krijgt, zou interessante gegevens kunnen opleveren om de relatie tussen culture en nurture beter in kaart te kunnen brengen. Gua leren spreken was niet de directe motivatie voor het experiment. De onderzoekers verwachtten wel dat het mogelijk zou zijn om deze aap Engels bij te brengen. Immers, ‘the chimpansee has long been known to possess vocal and mouth parts which should from an structural point of view permit the utterance of words.’Ga naar eind38 Dit onderdeel van Guas humanisatie heeft desalniettemin niet veel opgeleverd. De Kelloggs melden dat men niet veel van het apentaalvermogen moet verwachten. Het Brocagebied van apen lijdt aan een zeker gebrek en dit kan van invloed zal zijn op hun mogelijkheden een taal te ontwikkelen en vast te houden. We mogen redelijkerwijs vaststellen dat ‘it is unlike that any anthropoid will ever be taught to say more than half a dozen words, if indeed it should accomplish this remarkable feat.’Ga naar eind39 C.H. Hayes en K.J. Hayes begonnen een nieuw experiment dat enigszins vergelijkbaar is aan het onderzoek van de Kelloggs. Ze namen een apenbaby, Viki, in huis op om haar te leren spreken. De centrale vraag die deze onderzoekers zich stelden, is deze: waarom leren apen niet spreken, terwijl hun strottenhoofd toch net zo gebouwd is als dat van een mens.Ga naar eind40 Op een zeker moment realiseerden de onderzoekers zich dat Viki niet vanzelf zou gaan spreken. Ze besloten om haar te les te geven op dezelfde manier waarop men kinderen onderwijst die taalproblemen hebben. Met hun vingers manipuleerden ze Vikis lippen en tong zodat zij verschillende lettergrepen kon uitspreken.Ga naar eind41 Op den duur werd deze manipulatie weggelaten, omdat Viki er buiten kon. Na drie jaar training konden welwillende luisteraars de woorden ‘cup,’ ‘up,’ ‘papa,’ en ‘mama’ uit haar mond verstaan. Meer niet. En zelfs deze magere prestatie staat onder discussie: For instance, the Hayes reported that Viki could pronounce the word ‘cup’. By taking the surface value of that word, without actually hering Viki's pronunciation, one is likely to be misled, thinking that Viki produced a velar consonant represented by the English letter ‘c’. But any well-trained phonetician who has heard Viki's pronunciation will immediately say that what Viki produced is not a velar consonant, like [k], but something else. Een extra probleem was dat Viki deze woorden uitspraak, maar dat haar gebruik ervan niet intentioneel genoeg was om te kunnen vaststellen dat zij deze drie inderdaad als symbolen gebruikte. Kellogg (1968) keek terug naar de humanisatie pogingen van apen en het taalverwerkingsaspect ervan. De resultaten zijn ronduit teleurstellend. Er is echter nog hoop, zegt hij. Het onderzoek van R.A. Gardner en T.G. Gardner lijkt vruchten te zullen opleveren. Kellogg beschouwt het als een doorbraak dat zij besloten hebben een gebarentaal te gebruiken. Optimistisch gestemd, merkt Kellogg op dat hun methode ‘seems to offer a much greater likelihood of success than other methods of intercommunication between chimpanzees and human’.Ga naar eind43 Anders dan de Kelloggs en de Hayes, gingen de Gardners ervan uit dat ‘human speech sounds are unsuitable as a medium of communication for the chimpanzee. The vocal apparatus of chimpanzee is very different from that of man.’Ga naar eind44 Ze concluderen dan dat het intensieve werk van de Hayes en de poverheid van de resultaten aantoonden dat ‘a vocal language is not appropriate for this | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
species’.Ga naar eind45 De oplossing zou, zo redeneerden ze, liggen in het gebruik van de taal die Amerikaanse doven hanteren als communicatiemiddel met apen. De ervaring van de Haynes was voldoende aanleiding om deze nieuwe weg in te slaan. Daar komt nog bij dat de Gardnes vertrouwd waren met Bryan (1963). Dit artikel had o.m. de intentie om antropologen en linguïsten kennis te laten nemen van de manier waarop ontleedkundige naar het spraaksysteem van apen kijken. Hij merkt op dat Anatomists have actually disproven the assumption generally held by psychologists, anthropologists and linguists that the vocal apparatus is essentially the same among higher primates, evidently because the assumption is based only upon the close structural similarity between primate larinxes isolated from their morphological context.Ga naar eind46 Bryans standpunt werd later bevestigd door het onderzoek van Philip Lieberman en zijn collega's. De conclusies die deze trokken is dat apen een dynamisch spraakkanaal ontberen dat verschillende vormen kan aannemen. Iets dat mensen wel hebben. Apen ‘could not produce human speech even if they had the requisite mental ability. Their vocal apparatus is not adapted for the production of human speech: they lack laringeal control and a pharyngeal region capable of varying its cross-sectional region.’Ga naar eind47 Het werk van Lieberman sluit de discussie af waar Camper aan deel nam af. Apen zijn tot spreken niet toe in staat, of zoals hij het met al de robuuste charme van onschuldig incorrect denken zei: Hadden de Schrijvers dit zamestel gekend, zy zouden niet met zo veel yver aan dit Dier, of laat ik liever zeggen, aan dit lelyk monster de spraak, dat onschatbaar voordeel van het meschdom, als mogelijk toegekend hebben.Ga naar eind48 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Laatste woordenKunnen we zeggen dat Campers empirische resultaten Liebermans resultaten anticiperen en dat La Mettries uitweg eveneens een anticipatie is van de Gardners strategie? Het antwoord is in beide gevallen dezelfde: niet helemaal. Laten we eerst met La Mettrie en de Gardners beginnen. La Mettrie stelde voor Ammans methode te gebruiken. Deze methode was erop gericht doofstomme kinderen te leren praten. Maar, helaas, niet door middel van een visuele taal. Inderdaad, de auteur van Surdus loquens beklaagt zich over de lompheid en beperkingen van spraak die op gebaren rust.Ga naar eind49 Ammans methode was eigenlijk een methode om dove kinderen te leren spreken en stomme kinderen te leren gesproken taal te verstaan.Ga naar eind50 Het ging bij Amman derhalve om een orale methode. Dit onderscheidt La Mettries voorstel van het voorstel van de Gardnes. Uiteraard, de achterliggende motivaties zijn dezelfde: gebruik maken van taalmethoden die ontworpen zijn voor mensen met taaldeficiënties. De situatie is niet wezenlijk anders voor Camper. Camper beschouwde het strottenhoofd als een spraakorgaan. En hier kunnen de moderne onderzoekers hem niet volgen. Het strottenhoofd is slechts een deel van het spraaksysteem. Voor de andere elementen ervan heeft Camper geen ruimte vrijgemaakt in zijn vergelijkende argumenten. De klassieke studies over het strottenhoofd lagen nog in de toekomst en hetzelfde geldt voor de studies over de anatomische basis van spraakproductie. Gemeten naar de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huidige kennis schiet Camper derhalve te kort en het is dan ook niet verwonderlijk dat de wetenschappelijke artikelen van Lieberman en zijn medewerkers verzuimden aan hem te refereren. Maar geplaatst in historisch perspectief is zijn bijdrage aan de aap-enspraak discussie van belang. Empirische uitspraken over de bouw van apen en mensen leverden ‘psycholinguïstische’ theorieën op. Hier stelt Camper geen concurrerende filosofische theorieën tegenover. Hij tracht de empirische fundering van het psycholinguïstische bouwsel te toetsen met behulp van de resultaten die zijn empirische onderzoek opleverde. Vanuit Liebermans perspectief gaf Camper het juiste antwoord op basis van incorrecte argumenten. Zijn probleem was dat er geen linguïstische schouders voorhanden waren die hem konden helpen verder te zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verwijzingen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|