Tabu. Jaargang 29
(1999)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1]Reeksvorming: initiële coördinatie in het Nederlands
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Initiële coördinatie volgens de ANS en PaardekooperIn de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, Haeseryn et al. 1997) wordt het verschijnsel reeksvorming overzichtelijk aan de orde gesteld (paragraaf 10.2 en 24.2.3 en hoofdstuk 25). De ANS komt met twee globale omschrijvingen van reeksvorming.
De combinaties en... en...; of... of...; noch... noch...; ofwel... ofwel...; hetzij... hetzij...; hetzij... of...; zowel... als...; evenmin... als... en zomin... als... rekent de ANS tot de reeksvormers.
Deze definities lijken helder, maar ze zijn het niet. Bekijk (3)a, b en c.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij zowel (3a) als (3c) worden zinnen gecoördineerd. In deze zinnen staat het eerste reeksvormerelement echter - in tegenstelling tot wat (1) stelt - niet vóór maar ín het eerste lid van de nevenschikking. Bij (3b) staat de reeksvormer zelfs tússen de gecoördineerde delen in. Volgens (1) en (2) gaat het bij initiële coördinatie om nevenschikking. Bij (3c) wordt een hoofdzin met een bijzin gecombineerd. De ANS spreekt zichzelf dus tegen. Op pagina 1445 komt de ANS met een aantal kenmerkende eigenschappen van reeksvormers. Voor een deel van deze kenmerken geldt dat ze, net als de door de ANS gegeven omschrijving van reeksvorming - zie (1) en (2) - niet waterdicht zijn. Een kenmerk als de elementen van de reeksvormers behoren niet tot de leden en ze nemen dus nooit de eerste zinsplaats in van de zinnen die ze verbinden (ANS p. 1445) wordt in het nauw gedreven door zinnen als (4)a en b.
Paardekooper geeft in zijn Beknopte ABN-syntaksis (1986) de volgende definitie van reeksvormers (p. 711):
Paardekoopers definitie van reeksvormers is wat ruimer dan die van de ANS. Paardekooper (1986) rekent veel meer combinaties tot de reeksvormers dan de ANS. Hij noemt naast én... én...; zowel... als...; óf... óf... en nóch... nóch... ook niet zozeer... als wel...; niet... maar...; niet alleen... maar ook...; meer... als... (zie voor deze combinaties p. 712); hoe... des te... (p. 685); hoe... hoe... (p. 783); wel... maar niet...; niet... maar wel... (p. 441); geen... maar... (p. 712) even veel... als... (p. 664) even weinig... als... (p. 664) en minder... als... (p. 664) reeksvormers. Ook Paardekooper komt met een zestal voor reeksvormers kenmerkende eigenschappen (zie p. 438, 440 en 443). Een groot aantal van de door Paardekooper van het stempel reeksvormer voorziene combinaties voldoet niet aan de zowel door Paardekooper als door de ANS genoemde criteria. Met name met de ‘reeksvormers’ geen... maar....; wel... maar niet...; niet... maar wel...; hoe... des te... en hoe... hoe... valt weinig te beginnen. Opvallend is ook dat Paardekooper (p. 664) de combinatie meer... als... wel tot de reeksvormers rekent, maar een combinatie als eerder... als... niet, terwijl deze combinaties zich vrijwel identiek gedragen. Het zou te ver gaan hier in detail te treden. In mijn scriptie ga ik uitvoeriger op de criteria van de ANS en Paardekooper in. Ik wil er hier alleen maar op wijzen dat het niet eenvoudig is het verschijnsel reeksvorming op een descriptief niveau te definiëren of te omschrijven en dat de initiële coördinatie-analyses van zowel de ANS als Paardekooper tekortschieten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De theorie.In deze paragraaf geef ik aan de hand van een een zestal theorieën - Ross (1967); Neijt (1979); Munn (1989); Van Zonneveld (1992); Johannessen (1993) en Kayne (1994) - een overzicht van wat er de laatste decennia door taalwetenschappers over initiële coördinatie geschreven is. In Ross (1967: 91-92) wordt kort ingegaan op het verschijnsel initiële coördinatie. Ross gaat bij nevenschikking uit van een onderliggende vorm (deep structure) waarin elk conjunct voorzien is van een connectief (6).Ga naar eind2 (6) Een deletieregel zorgt ervoor dat uit de diepte structuur in (6) een zin als (7a) gevormd kan worden. Bij initiële coördinatie van bijvoorbeeld NP's kan d.m.v. een conversieregel voorbeeld (7b) van een soortgelijke diepte structuur als (6) - NP i.p.v. S - worden afgeleid. Het eerste and wordt dan omgezet in both.Ga naar eind3 Ross (p. 92) neemt het Frans als voorbeeld van een taal waarbij deze conversieregel niet nodig is. Bij (7c) zijn de in de onderliggende structuur aanwezige connectieven gewoon blijven staan. Hetzelfde gaat voor het Nederlands op.
In Neijt (1979) wordt - voor zover mij bekend - voor het eerst in de generatieve literatuur wat uitvoeriger op het fenomeen initiële coördinatie ingegaan. Neijt onderscheidt initiële en non-initiële coördinatie. Zij formuleert het verschil tussen de beide types als volgt:
Het aantal en de positie van de coördinatoren zijn volgens Neijt niet de enige verschillen tussen initiële en non-initiële coördinatie. Volgens haar kunnen bij initiële coördinatie al- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leen maximale projecties worden nevengeschikt, terwijl het bij non-initiële coördinatie ook mogelijk is hoofden te nevenschikken: ‘In general both English and Dutch allow non-initial coordinations for non-maximal projections as well as for major phrases, whereas initial coordination is allowed for maximal projections of the lexical category only.’ (p. 2) Bekijk (9): bij a en c worden maximale projecties (in onderstaande gevallen NP's) en bij b en d worden enkel hoofden nevengeschikt, aldus Neijt. Bij (9) e en f is er volgens haar sprake van samentrekking (Right Node Raising).
Sluitend is de analyse van Neijt niet. Het gedrag van de reeksvormer zowel... als... (10) brengt Neijts aanname dat bij initiële coördinatie geen hoofden kunnen worden gecoördineerd, in de problemen. Volgens Neijt worden er bij (10a) hoofden gecoördineerd. Als er bij (10a) hoofden worden nevengeschikt, waarom dan niet bij (10b)?
Ongelijkvormige reeksvormers als zowel... als... en evenmin... als... kunnen in enkele gevallen dus wel degelijk hoofden nevenschikken. Op (10c) kom ik in 3.2.1 terug. De laatste tien jaar is geprobeerd initiële coördinatie in een X-bar kader te passen. Globaal genomen hebben de initële coördinatie-analyses de volgende structuur - Munn (1989); Van Zonneveld (1992c); Johannessen (1993); Kayne (1994) - (R staat voor reeksvormerelement, con staat voor connectief): (11) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bovengenoemde taalkundigen verschillen van mening wat betreft de status van het eerste reeksvormerelement en de status van de leden van de nevenschikking. Over de status van het tweede reeksvormerelement zijn ze het wel eens: Con < R 2 > is het hoofd van een connectiefprojectie. Volgens Van Zonneveld (1992c; p. 341) en Kayne (1994; p. 58) is R 1 net als R 2 een hoofd.Ga naar eind5 Bij Van Zonneveld is het eerste reeksvormerelement zelfs het hoofd van een initiële coördinatie-projectie. Xb bezet in dat geval de complementpositie. Volgens Munn (1989; p. 41/42) en Johannessen (1993; p. 105) is R 1 geen hoofd maar een adjunct. In navolging van Dougherty (1970; p. 850/889) en Stockwell et al. (1973; p. 402), die wijzen op de overeenkomsten tussen enerzijds both en (n)either en anderzijds each, any, every, no en all, noemt Munn (1989) elementen als both en (n)either quantificeerders.Ga naar eind6 De meningen lopen eveneens uiteen over wat er met reeksvormers gecoördineerd kan worden. Neijt (1979; p. 2) stelt dat initiële coördinatie van hoofden niet mogelijk is. Van Zonneveld p. 340 sluit zich wat dat betreft aan bij Neijt. Volgens hen is initiële coördinatie alleen mogelijk met maximale phrasen, terwijl er bij non-initiële coördinatie ook hoofden kunnen worden gecoördineerd. Kayne neemt aan dat bij zowel initiële als non-initiële coördinatie enkel maximale phrasen kunnen worden gecoördineerd. In de gevallen waarbij volgens Neijt hoofden worden gecoördineerd moet dan sprake zijn van Right Node Raising. Volgens Johannessen (1993: 67) is nevenschikking niet alleen voorbehouden aan XP's, maar kan er op elk niveau (X0, X′ en Xmax) gecoördineerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ResuméIn deze paragraaf heb ik verschillende analyses van initiële coördinatie met elkaar vergeleken. De (initiële) coördinatie-analyses van Ross en Neijt passen niet in de hedendaagse theorie, waarin het connectief als het hoofd van een con-projectie wordt gezien. De initiële coördinatie-analyses van Kayne en Munn vertonen overeenkomsten met de analyses van Van Zonneveld en Johannessen. Kayne en Van Zonneveld nemen allebei aan dat beide connectieven hoofden zijn, terwijl Munn en Johannessen ervan uitgaan dat alleen het tweede connectief een hoofd is. Het is niet duidelijk of met reeksvormers enkel maximale projecties of ook hoofden kunnen worden gecoördineerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De theorie en de praktijkIn het eerste hoofdstuk heb ik laten zien dat reeksvormers zich niet makkelijk laten definiëren. In het tweede hoofdstuk heb ik laten zien hoe een aantal taalkundigen reeksvormers in het X-bar-raamwerk probeert te passen. Echt gedetailleerd gingen zij niet op het verschijnsel initiële coördinatie in. Bij hun analyses gingen ze uit van ongecompliceerde vormen van initiële coördinatie. In dit hoofdstuk zal ik mij op enkele constructies richten, die voor de in de vorige paragraaf behandelde theorieën problematisch zijn. Alvorens dat te doen zal ik eerst de combinaties met als aan de orde stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 ‘Reeksvormers’ met alsIn deze paragraaf komen de reeksvormers waarvan het tweede element als is aan bod. Het gaat daarbij om de ‘zuivere’ reeksvormers zowel... als..., evenmin... als... en zomin... als... en de ‘onzuivere’ reeksvormers even veel/weinig... als..., meer/minder... als... eerder/vlugger... als... en niet zozeer... als wel.... Volgens Paardekooper (1986; p. 664) zijn combinaties als eerder/vlugger... als... geen reeksvormers, terwijl de combinaties even veel/weinig/meer/minder... als... dat wél zijn. De verschillen tussen deze combinaties zijn echter maar klein. Opmerkelijk aan deze als-combinaties is dat ze hoofdzinnen met bijzinnen kunnen verbinden - zie (3c). Je kunt je afvragen of als in dergelijke combinaties wel een nevenschikkend voegwoord is. Corver (1990) - en ook De Vries (1992) - analyseert als niet als een nevenschikkend voegwoord. Bij de combinaties even veel/weinig... als..., meer/minder... als... eerder/vlugger... als... zijn de eerste elementen van de combinaties allemaal ‘trappen van vergelijking vormen’. In zijn proefschrift komt Corver (1990: 41 e.v.) met een analyse van dergelijke constructies. Het gaat daarbij om zinnen als onder (12).
Corver (1990: 41) noemt even en minder in (12c) degree words. Deze degree words zijn hoofden van de zogenaamde Degree Phrases (DegP). Corver (1990: 47) brengt ook comparatieven - (12)a + b - onder in Degree Phrases. Met behulp van het diagram op blz. 41 in Corvers proefschrift kan van de voorbeelden onder (12) diagram (13) geconstrueerd worden. (13) Het adjectief tall wordt basisgegenereerd onder A. Het schuift een plek op in de boom - Head movement - en vormt met het comparatief morfeem -er de comparatiefvorm taller, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat de Deg0-positie bezet (zie Corver 1990; p. 47). Even en minder zijn degree words en worden basisgegenereerd in Deg0. De voorbeelden onder (12) verschillen van de voorbeelden die Paardekooper van ‘reeksvormers’ met als geeft. In tegenstelling tot de voorbeelden die Corver geeft - (14)c en d -, moet datgene wat door de ‘reeksvormer’ als met elkaar wordt verbonden zowel semantisch als syntactisch tot dezelfde categorie behoren.
Bij (14)a en b worden door als gescheiden PP's en NP's met elkaar vergeleken, terwijl bij (14)c en d de te vergelijken elementen - het subject (ik) en de NP (jij/hij) - ver uit elkaar staan. Wanneer Corvers analyse een beetje wordt aangepast of uitgebreid, dan passen de constructies van Paardekooper ook in Degree Phrases. Bekijk (15). (15) De quantificeerder veel schuift een plek op naar boven en wordt de comparatief meer. Even wordt in Deg0 basisgegenereerd. Hoe de Degree Phrase er precies uit zou kunnen zien is in dit verband niet zo belangrijk. Waar het om gaat is dat de door Paardekooper aangevoerde onzuivere reeksvormers in Degree Phrases kunnen worden ondergebracht. Daarmee levert Corver een belangrijk criterium aan de hand waarvan reeksvormers van niet-reeksvormers kunnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden gescheiden. Even veel/weinig... als... en meer/minder... als... eerder/vlugger... als... zijn geen reeksvormers, maar comparatieven die als Degree Phrases met als als onderschikkend voegwoord kunnen worden geanalyseerd. Hoe zit het nu met zowel... als..., evenmin... als..., niet zozeer... als wel... en zomin... als...? Dat lijken geen comparatieven te zijn. Vergelijk (12)b en c met (16).
In deze ‘reeksvormers’ zitten echter wel de degree-elementen zo- en even-. Zowel, zozeer, zomin en evenmin zijn samenstellingen. Op een onderliggend niveau kunnen zowel... als..., evenmin... als..., niet zozeer... als wel... en zomin... als... dus weldegelijk als Degree Phrase geanalyseerd worden. Daaruit zou geconcludeerd kunnen worden dat als bij deze combinaties een onderschikkend voegwoord is. Dat laatste wordt ondersteund door het feit dat nevenschikking van hoofdzinnen met het voegwoord als niet mogelijk is. Bij coördinatie van zinnen moet op als altijd een bijzin volgen (17). In de initiële coördinatie-analyses van Munn (1989), Van Zonneveld (1992c), Johannessen (1993) en Kayne (1994) is geen plaats voor zinnen als (3c), herhaald als (17):
Zij gaan immers uit van nevenschikkingen waarbij het connectief het hoofd van de connectief-projectie is. Bovendien is er bij (17) geen sprake van coördinatie maar van subordinatie. De Vries (1992) komt met een eigen analyse van zinnen als (17). Zij wijdt enkele pagina's van haar proefschrift aan initiële coördinatie. Ze verwijst daarbij vooral naar Neijt (1979) en Paardekooper (1986). De Vries (1992; p. 22) zegt het volgende over zowel... als...: ‘The initial coordinator “zowel...als” (-) has a preposition as its second member. Prepositions can never introduce main clauses in Dutch, only subordinate clauses.’ Zij gaat er dus evenmin van uit dat als in combinatie met zowel een nevenschikkend voegwoord is. De Vries wijst erop dat zowel altijd voor de VP staat. Volgens haar wordt er in (17) niet een IP met een CP gecombineerd, maar een VP met een CP. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Problematische constructiesIn deze paragraaf zal ik, aan de hand van de Van Zonneveld (1992c) en Johannessen (1993), drie gecompliceerde reeksvormerconstructies nader bekijken. In paragraaf 3.2.1 analyseer ik constructies waarin zowel... als... tussen de gecoördineerde elementen instaat. In paragraaf 3.2.2 staan zinnen waarin de reeksvormerelementen de eerste zinspositie bezetten - of lijken te bezetten - centraal. In paragraaf 3.2.3 zal ik constructies waarin het eerste connectief ín het eerste conjunct kan staan, bespreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1 ... zowel als... tussen de leden van de nevenschikkingDe constructies waarbij de reeksvormer zowel... als... tussen de gecoördineerde leden instaat (18) leveren over het algemeen niet echt een probleem op voor Johannessen en Van Zonneveld. Een eenvoudige verplaatsing kan er voor zorgen dat het eerste lid van de nevenschikking links van zowel terechtkomt.
Nevenschikking van persoonsvormen (19) brengt Johannessen en Van Zonneveld wél in de moeilijkheden. Er is dan namelijk geen plek in de IP om de eerste pv naartoe te verplaatsen (20). Voor Van Zonneveld (1992c; p. 340) en Kayne (1994) zijn constructies als (19) extra problematisch, omdat hij in tegenstelling tot Johannessen (1993; p. 67) initiële coördinatie van niet-maximale projecties verbiedt.
(20) Ga naar eind7 Tussen de Spec IP en de persoonsvorm (I) is geen plaats voor het adjunct zowel en evenmin is er een plek waar schildert naartoe kan worden verplaatst. Voorbeeld (19) moet dus op een andere manier zijn afgeleid. Een alternatief is een analyse waarbij de reeksvormers tussen de leden van de nevenschikking zijn basis-gegenereerd (21). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(21) Bij nevenschikking van bijvoorbeeld NP's kan zowel naar de positie direct voor de eerste NP worden verplaatst (22a), maar zowel kan ook gewoon blijven staan (22b).
In (21) is zowel op de originele plek blijven staan. Een analyse als (21) is in strijd met de theoriën van Neijt (1978) en Kayne (1994) - en ook met Van Zonneveld (1992c) - die beweren dat nevenschikking van hoofden in geval van initiële coördinatie onmogelijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2 Noch, ofwel en inversieVolgens de ANS (1997; p. 1445) mogen reeksvormers geen deel uitmaken van de leden die ze coördineren. Hetzelfde uitgangspunt is te vinden in de analyses van Johannessen en Van Zonneveld - zie paragraaf 2 -. Ook zij gaan ervan uit dat de connectieven elke keer voor de leden van de nevenschikking staan. Zinnen als (4) - hier herhaald als (23) - lijken tegen dit principe in te gaan.
De zinnen onder (23) kunnen op twee manieren geanalyseerd worden: of ofwel en noch bezetten de eerste zinspositie - [SPEC IP] - (24a) of ze staan vóór de eerste zinspositie (24b). In dat laatste geval ontbreekt de [SPEC IP] of is deze leeg. Bekijk diagram (24): | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(24) Analyses als (24a) passen niet in de modellen van Van Zonneveld en Johannessen. De connectieven staan immers in de IP en niet vóór de IP. Verplaatsing van de reeksvormers van de connectiefpositie naar [Spec IP] had een optie kunnen zijn, ware het niet dat een hoofd niet naar een niet-hoofd-positie mag worden verplaatst - Head to Head-movement; zie Kayne (1994: 30). Bovendien verbiedt Kayne (1994) verplaatsing naar rechts. Toch is er wel wat voor te zeggen dat noch de eerste zinspositie bezet. Noch vertoont overeenkomsten met voegwoordelijke bijwoorden. Voegwoordelijke bijwoorden als evenmin bezetten in geval van inversie de eerste zinspositie (25).
Tot in de zeventiende eeuw kwam noch (in de betekenis van nochtans) ook als voegwoordelijk bijwoord voor (26a).
Het zou kunnen zijn dat de inversie in (23b) een overblijfsel is van constructies als onder (26). Daarmee is de inversie met ofwel echter nog niet verklaard. Het idee dat noch en ofwel in (23) de eerste zinspositie bezetten, wordt gesteund door Höhle (1986). In het Duits doen zich gelijksoortige gevallen voor met weder... noch... (noch... noch...) en entweder... oder... (of(wel)... offwel)...) als in het Nederlands:Ga naar eind8 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het Stellungsfelder-model bezetten weder en noch volgens Höhle (1986; p. 329) de connectiefpositie KOORD (28)Ga naar eind9.
In een discussie over zinnen als (27b) kwam Höhle (oktober 1997 - p.c.) echter terug op de door hem in het artikel uit 1986 voorgestelde analyse. Höhle is in tegenstelling tot wat hij eerder beweerde van mening dat weder en noch in (27b) het Vorfeld (= eerste zinsplaats) bezetten. Höhle sluit zich daarmee aan bij Hentschel en Weydt (1990: 262/263). De analyse van Höhle brengt Johannessen en Van Zonneveld (en de anderen) in de problemen. Zij zijn gedwongen uit te gaan van (24b), willen ze hun theorieën overeind houden. Er moet dan echter wel een verklaring worden gevonden voor de lege - of het ontbreken van de - specificeerder. Als noch in (24b) voor de IP's staat, waarom kan er dan niets tussen noch en de pv instaan? Een mogelijkheid is dat de specificeerder inderdaad ontbreekt. Het connectief grenst dan direct aan de persoonsvorm. Voor de voorbeelden onder (23) gaat deze redenering wellicht op. Maar hoe zit het dan bij (29)?
Ofwel gaat vooraf aan Jan, dat de specificeerderspositie bezet. Voorbeeld (29) geeft aan dat er in zinnen als (23a) wel degelijk een specificeerder aanwezig moet zijn. De variant van (29) met de reeksvormer noch... noch... is vandaag de dag voor veel taalgebruikers onacceptabel (30).
Enkele eeuwen geleden had men minder moeite met constructies als (30). De zinnen (31)a en b komen uit het WNT (deel IX, kolom 2030).
De voorbeelden (29) en (31) pleiten voor de aanwezigheid van (lege) specificeerders bij (23). Het is echter niet duidelijk waarom die specificeerders leeg moeten (noch) of mogen (ofwel) zijn. Een verklaring zou kunnen zijn dat het Nederlandse noch en ofwel en het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitse noch en entweder samenstellingen zijn - zie Bredschneijder (1998a) -. Ofwel is samengesteld uit of en wel. Noch stamt af van het Oudhoogduitse noh, dat uit een nevenschikkend element -uh en een negatie-element ne of ni bestaat - WNT, deel IX, kolom 2030; Kluge (1989); Köbler (1989); Schade (1882) -. Entweder (Mhd: eintweder) stamt af van het Gotische endiwheder, wat ‘een van beiden’ betekent, en is een samenstelling bestaande uit ein en deweder - Kluge (1989); Schade (1882) -. Wellicht dat de samenstelling van deze woorden van invloed is op de zinsstructuur. Het idee is dat ze zowel de plek van het connectief innemen als de eerste zinspositie. Bekijk (32).
Bovenstaand idee is misschien helemaal niet zo onaardig, ware het niet dat het een aantal zaken niet kan verklaren. Als ofwel, noch en entweder (op een abstract niveau) twee plekken in de boom bezetten, hoe kan het dan dat de constructies onder (29), (31) en (33) mogelijk zijn?
Daarnaast is er bij zinnen met weder... noch... in het linker conjunct ook sprake van inversie, zoals in zin (27b). Weder is echter geen samenstelling. Toch is inversie verplicht. Het blijkt erg moeilijk een verklaring te vinden voor de al dan niet verplichte inversie in constructies met de reeksvormers ofwel... ofwel..., weder/noch... noch... en entweder... oder.... Wordt de [SPEC IP]-plek door de reeksvormers bezet of niet? En áls ze de specificeerder bezetten, zijn het dan connectieven of misschien toch adverbia, zoals in (26a)? Of bezetten deze reeksvormers zowel de specificeerders-positie als de positie van het connectief? Duden (1984) stelt het wat dat betreft heel duidelijk. Treedt er geen inversie op, dan zijn het voegwoorden en wanneer er wel inversie optreedt, dan zijn het adverbia. Duden (1984: 657): ‘Dabei kann (-), bei der Verbindung von Sätzen entweder sowohl im Inneren als auch am Anfang des Satzes stehen. Da im letzteren Fall eine Umstellung der übrigen Satzglieder möglich ist, aber auch unterbleiben kann, muss man entweder sowohl den Adverbien als auch den Konjunktionen zurechnen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3 Reeksvormers in het eerste conjunctHet derde probleem dat ik wil aansnijden heeft te maken met de positie van het eerste reeksvormerelement. De ANS vermeldt de volgende zinnen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor alle zinnen onder (34) geldt dat het eerste reeksvormerelement niet vóór maar in het eerste lid van de nevenschikking staat. Dergelijke constructies lijken alleen mogelijk met of... of..., ofwel... ofwel... en noch... noch.... De ANS keurt de zinnen (35a,b) afGa naar eind10.
In het Duits en het Engels doen zich gelijke gevallen als (34) voor. Bekijk (36) en (37).
De voorbeelden (34), (36) en (37) leveren grote problemen op voor Johannessen en Van Zonneveld. Beiden gaan er immers vanuit dat de reeksvormers vóór de te nevenschikken leden staan. Bij (34)a, b en c, (36) en (37) worden IP's gecoördineerd. Het tweede reeksvormerelement staat voor de IP of op de eerste zinspositie. Het eerste reeksvormerelement lijkt een tamelijk willekeurige positie in de zin te bezetten. In (36a) staat entweder in de VP en in de overige Duitse en de Nederlandse voorbeelden staat het eerste reeksvormerelement direct voor de VP. Johannessen zou, in een poging haar theorie te redden, aan kunnen nemen dat in (34) en (36) geen IP - IP, maar VP - IP coördinatie plaats vindt. Een dergelijke analyse is echter wel erg gecompliceerd. Mijn voorstel is een analyse als (38). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(38) In (38) bezet het eerste reeksvormerelement op een onderliggend niveau een adjunctpositie direct links van het connectief. Dit element is geen hoofd. Verplichte verplaatsing naar links maakt dat de reeksvormer op de juiste plek terechtkomt. De reeksvormers kunnen óf voor de IP óf voor de VP en eventueel in Spec IP landen. Bovenstaande analyse kan beter uit de voeten met constructies als (34) en (36) dan de analyses van Johannessen (1993) en Van Zonneveld (1992c). Ook de onderstaande zinnen (39) passen beter in mijn analyse dan in die van Van Zonneveld en Johannessen.
Johannessen en Van Zonneveld hebben transformaties nodig om dergelijke zinnen in hun theoriën te kunnen passen. Bij mijn analyse zijn deze transformaties niet nodig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. ConclusieReeksvormers laten zich niet graag in een hokje drukken. Bijna elk door de ANS of Paardekooper genoemd kenmerk kent wel één of meer uitzonderingen. Minstens net zo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moeilijk als het omschrijven van reeksvorming is het, het desciptieve niveau te ontstijgen en de reeksvormers in een X-bar-raamwerk te passen. De gecompliceerdheid van het onderwerp nodigt taalkundigen er niet toe uit onderzoek te doen naar initiële coördinatie. Terwijl er boekenkasten gevuld kunnen worden met literatuur over niet-initiële coördinatie, is er over initiële coördinatie maar weinig gepubliceerd. De meeste linguïsten - Johannessen (1993); Grootveld (1994); Kayne (1994) - concentreren zich op non-initiële coördinatie en schrijven dan in een subparagraafje ook nog wat over initiële coördinatie. Echt uitvoerig gebeurt dat niet. De analyses beperken zich vaak tot initiële coördinatie van woorden en constituenten, terwijl de meeste problemen zich bij het nevenschikken van zinnen voordoen. De stelling van Neijt (1979), dat bij initiële coördinatie alleen hoofden kunnen worden gecoördineerd is erg breekbaar. Kayne (1994) beweert dat (initiële) coördinatie alleen met maximale projecties mogelijk is. Volgens Johannessen (1993) is coördinatie op elk niveau (X0; X' en XP) mogelijk. De meningen lopen dus nogal uiteen. Ook wat betreft de status van de reeksvormerelementen zijn de meningen verdeeld. Grootveld (1994) - zie voetnoot 5 - Kayne (1994) en Van Zonneveld (1992c) beschouwen beide connectieven als hoofden. Op woord- en constituentniveau is deze zienswijze - wat het Nederlands betreft - goed te verdedigen. Wanneer het op het nevenschikken van hoofden bijzinnen aankomt is een dergelijke analyse daarentegen moeilijk te handhaven. In nevenschikkingen waarbij het eerste reeksvormerelement in het eerste conjunct staat is het zeer onwaarschijnlijk dat dit eerste element een hoofd is. Dergelijke constructies doen zich niet alleen in het Nederlands voor, maar ook in het Duits (36) en het Engels (37). Een alternatief is een analyse waarbij alleen het tweede connectief een hoofd is en het eerste een soort adjunct (40).
Deze analyse ligt in de lijn van Munn (1989) en Johannessen (1993). Munn analyseert het eerste reeksvormerelement niet als connectief maar - in navolging van Dougherty (1970) en Stockwell (1973) - als een quantificeerder. Voor het Nederlands en het Duits gaan een dergelijke analyse echter niet op. Bovendien is ook in een analyse als (40) geen plaats voor zinnen als (1), waarin het eerste reeksvormerelement niet vóór maar ín het eerste conjunct staat. Er blijven twee mogelijkheden over; óf het eerste reeksvormerelement wordt basisgegenereerd op de plek waar het in de oppervlakte structuur terug te vinden is, óf het wordt basisgegenereerd op een plek direct naast het tweede reeksvormerelement - het connectief - (41a). Verplaatsingsregels zorgen er dan voor dat het eerste element op de juiste plaats in de zin terechtkomt (41)b + c.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het voordeel van laatsgenoemde analyse is dat er ook ruimte is voor zinnen als (1) en ook voor constructies waarbij beide reeksvormerelementen tussen de nevengeschikte leden instaan (...zowel als... en ...entweder oder... - zie (39) -. Het blijft onduidelijk of de reeksvormers noch... noch... en ofwel... ofwel... in zinnen waarin inversie optreedt al dan niet de eerste zinspositie (kunnen) bezetten. De combinaties met als zorgen ook voor problemen, die nodig eens nader bestudeerd dienen te worden. Alle theorieën en ideeën omtrent het verschijnsel initiële coördinatie die ik in dit artikel aan de orde heb gesteld schieten tekort. Dit zal zeker ook te maken hebben met de mate waarin taalwetenschappers zich tot dusver met het thema reeksvorming hebben beziggehouden. Toch is het niet onbelangrijk dat er eens grondig naar initiële coördinatie wordt gekeken. Reeksvorming is een verschijnsel dat zich in ieder geval in veel Germaanse en Romaanse talen voordoet en zelfs het Japans (Kuno 1973: 114e.v.) kent zoiets als reeksvorming. Initiële coördinatie heeft dus een universeel karakter en dat maakt dat dit thema binnen de generatieve taalkunde niet mag worden verwaarloosd. Misschien dat ik met dit artikel een aanzet tot nader onderzoek kan geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|