Tabu. Jaargang 28
(1998)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]Soorten partikelverplaatsing
|
(1) | Getopicaliseerde partikels of partikel-projecties | |
a. | Op gaat de zon in het oosten. | |
b. | Uit voert Angola veel koffie. | |
c. | Ontsnapt zijn uit de kliniek drie gevangenen. | |
d. | Blij was ze er niet mee geweest. |
Inmiddels heeft de X-bar theorie zelfs de intrede van het Minimalisme overleefd, zij het dat het aantal streepjes boven een hoofd inderdaad een non-issue geworden is: hooguit resteert een binair onderscheid tussen X en XP, met een bijbehorend onderscheid in verplaatsingsmogelijkheden. Volgens gangbare opvattingen kunnen de partikels die in (1a-b) in getopicaliseerde positie verschijnen, geen partikels zijn op lexicaal niveau (nulniveau), maar zijn het maximale projecties van een partikel, als men tenminste aanneemt dat een partikel samen met het werkwoordelijke hoofd V een constituent vormt. Het getopicaliseerde blij in (1d) moet daarentegen een hoofd A zijn, want zijn complement, de PP (Preposition Phrase) er.. mee, is niet meegetopicaliseerd (als wel in Er blij mee was ze niet geweest). In dit artikel neem ik aan, contra Bennis en pro Hoeksema, dat partikels partikels zijn, en geen projecties daarvan. Scheidbaar samengestelde werkwoorden als opbellen en uitvoeren kunnen volgens deze aanname niet in de syntaxis worden gegenereerd. Maar het lexicon valt niet onder het regime van de X-bar theorie. Door
scheidbaar samengestelde werkwoorden als lexicaal gegeven samenstellingen op te vatten, kan ik zonder bezwaar een partikel beschouwen als linker zuster van een werkwoord. En als op en uit in (1a-b) partikels zijn, dan ondersteunen de Topicalisatiegevallen in (1) de zienswijze van Hoeksema: Topicalisatie betreft niet noodzakelijk maximale projecties. Ook Den Dikken (1995) verdedigt de stelling dat partikels hoofden zijn. Hij ziet ze echter als syntactische hoofden die, samen met wat traditioneel voor lijdend voorwerp doorgaat, een small clause vormen. In die visie zou uit samen met veel koffie een projectie zijn van het partikel uit. Den Dikken snijdt de topicaliseringskwestie van hierboven overigens niet aan, maar hij zou waarschijnlijk niet aan de conclusie ontkomen dat het om Topicalisatie van hoofden gaat, en aldus Hoeksema steun verlenen.Ga naar eind1.
Nu is het ene partikel het andere niet, en om deze stelling te ondersteunen kan ik voorlopig volstaan met een verwijzing naar de mogelijkheid tot Topicalisatie van partikels: dat is een marginaal fenomeen, in de zin dat het toevallig(?) met een paar partikels lukt om ze op de eerste zinspositie te manoeuvreren. In de meeste gevallen lukt dat absoluut niet:
(2) | Topicalisatie van Partikels (of projecties daarvan): ongrammaticaalGa naar eind2. | |
a. | *Op belt hij zijn moeder te weinig. | |
a'. | *Op heeft hij zijn moeder te weinig gebeld. | |
b. | *In trekt hij de maatregel binnenkort. | |
b'. | *In heeft hij de maatregel binnenkort getrokken. | |
c. | *Af studeert hij deze week nog niet. | |
c'. | *Af is hij deze week nog niet gestudeerd. | |
d. | *Aan loopt hij voortdurend rood. | |
d'. | *Aan is hij voortdurend rood gelopen. | |
e. | *Uit scheidt hij er nooit mee. | |
e'. | *Uit is hij er nooit mee gescheden. |
Topicalisatie van partikelsGa naar eind3. beschouw ik als een geval van Lange Partikelverplaatsing: de partikels vertrekken uit de verbale groep waarin zij oorspronkelijk thuishoren naar de eerste zinspositie, en leggen aldus het langst mogelijke verplaatsingstraject af. Uit (2) blijkt dat partikels dat niet graag doen. Maar partikels houden wel van korte verplaatsingen. Bennis (1992) heeft een mooie beschrijving gegeven van dit verschijnsel, al noemt hij dat ‘long head movement’: het partikel, of de werkwoordstam, legt in zijn analyse een lokaal traject af, van links naar rechts, binnen een werkwoordscluster: <op> hebben <op> willen bellen, uit het onderliggende cluster opbellen willen hebben. Staat op vooraan, dan is, volgens Bennis, alleen bellen verplaatst, en belandt op midden in het cluster, dan is op zowel als bellen verplaatst. Deze loskoppeling van partikel en werkwoord noem ik in alle gevallen ‘Lokale Partikelverplaatsing’, omdat het partikel, anders dan in geval van Topicalisatie, een korte afstand aflegt binnen het domein van het eigen V-cluster. In dit artikel zal ik een analyse van Lokale Partikel-verplaatsing presenteren die dezelfde feiten moet dekken als in Bennis (1992), maar dat doet met een
Kayniaanse theorie. Die theorie vergt dat een het hoofd van een projectie zijn complement aan de rechterkant kiest, en dat adjunctie alleen aan de linkerzijde plaatsvindt: hoofden worden links aan hoofden, en woordgroepen worden links aan woordgroepen geadjungeerd. Daarmee wordt een geheel ander licht geworpen op de vorming van verbale clusters, en staat de visie op Verb Raising die sinds Evers (1975) gemeengoed is, weer ter discussie (zie ook Zwart (1993)). Evers, en vele anderen na hem, gingen uit van een OV-volgorde waarbij het matrixwerkwoord rechts stond van het ingebedde werkwoord: de volgorde willen opbellen werd afgeleid van opbellen willen door opbellen te verplaatsen, en op willen bellen door alleen bellen te verplaatsen. Deze laatste volgorde noemen Den Besten en Broekhuis (1989) de ‘geïnverteerde volgorde.’ Zodra men niet van de geïnverteerde volgorde uitgaat, en aanneemt dat het VP-complement van V ter rechterzijde van V wordt gegenereerd, komt de zaak er heel anders uit te zien. Dan is willen opbellen de volgorde die rechtstreeks wordt gegenereerd, daar komt dus geen raising aan te pas, en dan wordt op willen bellen niet afgeleid door bellen te verplaatsen, maar door het partikel op te verplaatsen. Dit soort van partikel-raising heet hieronder, zoals gezegd, ‘Lokale Partikelverplaatsing’.
1. Varianten van Lokale Partikelverplaatsing
In een tweeledig werkwoordscluster staan het partikel niet meer dan twee posities ter beschikking: de lexicale positie, waarbij het partikel aan het werkwoord waarmee het een lexicale eenheid vormt vastzit (mij willen opbellen) en de afgeleide syntactische positie, de positie waarin het partikel belandt na verplaatsing (mij op willen bellen). Het traject dat het partikel bij deze verplaatsing aflegt is lokaal, het partikel klimt naar het hoogste VP-interne hoofd, waaraan het ter linkerzijde wordt geadjungeerd.Ga naar eind4. Dat wordt vertoond in het diagram onder (3), waar het object van opbellen, de DP mij, ook aan de rechterzijde van het werkwoord start, overeenkomstig Kayne's aanname dat alle projecties hoofdinitieel zijn. Overigens maakt het wel voor de algemene theorie, maar niet voor dit betoog uit of zulke objecten links of rechts van het hoofd V beginnen.
Anders dan bij een structurele beschrijving die uitgaat van de geïnverteerde volgorde, geeft het diagram in (3), dankzij Kayne, uitsluitend sporen te zien die worden ge-c-commandeerd door antecedenten ter linker zijde: [DP, t, t] en [PrtP, t]. Dat geeft in elk geval enige esthetische voldoening, al is het maar omdat ‘antecedent’ de betekenis heeft van ‘ding dat voorafgaat’.Ga naar eind5. De klassieke analyse van Verb Raising behelst sporen die aan hun antecedent voorafgaan, omdat werkwoorden naar rechts worden verplaatst.
Ook de analyse van Verb Projection Raising (zie Haegeman en Van Riemsdijk 1986) kan er nu eenvoudiger uitzien dan de vakliteratuur suggereert. De Vlaamse variant omdat zij willen hem opbellen ontstaat door het VP-complement van willen intact te laten. In die variant van het Nederlands wordt het object, de DP hem, niet verplaatst naar een positie ter linkerzijde van willen. Merk op dat er dan ook geen Lokale Partikelverplaatsing mogelijk is: *omdat zij willen op hem bellen. Blijkbaar belandt het partikel nooit links van het object, omdat de verplaatsing nu eenmaal verloopt van lagere naar hogere V. Misschien is Lokale Partikelverplaatsing in het Vlaams wel nooit mogelijk: omdat zij willen hem op kunnen bellen klinkt althans minder aanvaardbaar, ook al zit het object links van het partikel, dan de Verb Projection Raising-variant zonder Lokale Partikelverplaatsing: omdat zij willen kunnen hem opbellen, maar ik ben niet voldoende ingewijd in het Vlaams om hierover te oordelen. In de minder aanvaardbaar klinkende variant omdat zij willen hem op kunnen bellen is het partikel weliswaar verplaatst, maar het lijkt erop dat partikelverplaatsing en scrambling van het object samen moeten gaan. En het is nu juist karakteristiek voor Verb Projection Raising dat het object niet van zijn V vandaan wordt gehaald. Ik heb nog geen idee van wat hier de diepere achtergrond van zou kunnen zijn. Misschien heeft het iets te maken met consequent zijn: als een taal niet doet aan scrambling van het object, dan is er ook geen verplaatsing van partikels. Kortom, dan wordt de canonieke volgorde zo veel mogelijk gerespecteerd.
In het geval van Lokale Partikelverplaatsing (3) heeft het partikel op zich losgemaakt van de infinitief bellen, maar hetzelfde verschijnsel doet zich ook voor als het partikel bij een voltooid deelwoord hoort:
(4) | Lokale Partikelverplaatsing in V-cluster met voltooid deelwoord | |
a. | (omdat zij) hemi wilde hebben opgebeld ti | |
b. | hemi opj wilde hebben tj gebeld ti | |
c. | hemi wilde opj hebben tj gebeld ti | |
d. | (omdat zij) hemi zou hebben op gebeld ti | |
e. | hemi opj zou hebben tj gebeld ti | |
f. | hemi zou opj hebben tj gebeld ti |
Afgezien van de verplichte verplaatsing van het direct object hem, toont de structuur van het V-cluster in (4a) en (4d) de canonieke volgorde. In (4b) en (4e) is het partikel naar de hoogste V verplaatst. Dat lijkt mij het normale geval van Lokale Partikel-verplaatsing. In (4c) en (4f) wordt een in mijn ogen marginaal geval van Lokale Partikel-verplaatsing gedemonstreerd: het artikel kiest niet het langste traject binnen het V-cluster, maar houdt het al na het passeren van één werkwoord voor gezien. Bennis (1992) stelt de acceptabiliteit van dit soort van minimale partikelverplaatsing aan de orde: zijn oordeel is dat het acceptabel is, en dat theorieën over Verb Raising dan ook in zulke gevallen zouden moeten voorzien. Dit lijkt me een empirische kwestie, en collega Jack Hoeksema is desgevraagd bereid om enkele voorbeelden van zulke gevallen uit zijn bestand te lichten.Ga naar eind6. Niettemin was mijn indruk aanvankelijk dat deze zuinige (minimale) vorm van partikelverplaatsing een marginaal verschijnsel was: in mijn Nederlands komt het althans niet voor, en ik heb er dezelfde moeite mee als met de Lange Partikelverplaatsing die in de inleiding ter sprake kwam. Ook Haeseryn e.a. (1997, 1357) kijken zo aan tegen had op kunnen bellen: ‘Een dergelijke volgorde komt echter zelden voor. Over de aanvaardbaarheid ervan is vooralsnog geen uitspraak te doen’.Ga naar eind7. Dat brengt mij voorlopig tot de volgende conclusie:
(5) | Soorten Partikelverplaatsing | |
1. | Lange Partikelverplaatsing (Topicalisatie): marginaal. | |
2. | Lokale Partikelverplaatsing: | |
a. | Maximaal, adjunctie aan hoogste V: algemeen geaccepteerd. | |
b. | Niet-maximaal, adjunctie aan hogere, maar niet hoogste V: niet algemeen geaccepteerd. |
Aan (5) kan worden toegevoegd, dat het niet verplaatsen van partikels altijd acceptabel is. Partikelverplaatsing is dus een optionele regel. Overigens geeft (5) alleen een beschrijving van de distributionele feiten, en geen verklaring daarvoor.
2. Deelwoordverplaatsing
Lokale Partikelverplaatsing is in de voorafgaande sectie geanalyseerd als een instantie van Move α, waarbij het partikel zich losmaakt uit zijn lexicale positie (zuster van V), zich over een of meer V-hoofden heen verplaatst, en eindigt als linker adjunct van een hogere V. Deze verplaatsing is niet uniek voor partikels: ook voltooide deelwoorden kunnen dit lokale traject afleggen. Zwart (1994) geeft de volgende varianten:
(6) | Verplaatsing van het voltooid deelwoord | |
a. | (Ik denk) dat Jan het boek moet hebben gelezen. | |
b. | (Ik denk) dat Jan het boek moet gelezen hebben. | |
c. | (Ik denk) dat Jan het boek gelezen moet hebben. |
De volgorde binnen het V-cluster in (6a) is de canonieke -daar is het voltooid deelwoord dus niet verplaatst-, in (6b) is sprake van minimale lokale verplaatsing van het deelwoord en in (6c) van maximale. Andere denkbare varianten van het V-cluster keurt Zwart af, al is er ruimte voor twijfel in geval van de in het Duits correcte variant (6d):
(6) | Uitgesloten varianten van deelwoordverplaatsing | ||
d. | ?? | (Ik denk) dat Jan het boek gelezen hebben moet. | |
e. | * | (Ik denk) dat Jan het boek hebben gelezen moet. | |
f. | * | (Ik denk) dat Jan het boek hebben moet gelezen. |
Vergelijk ik nu de mogelijke posities van het deelwoord in een V-cluster met de mogelijke posities van het partikel, dan dringt de conclusie zich op dat het inderdaad om eenzelfde soort verplaatsing gaat. De volgordevariant die het V-cluster in (6b) vertoont lijkt zich overigens niet goed te lenen voor Lokale Partikelverplaatsing, blijkens het vraagteken voor (7b). Maar ik had dan ook al het gevoel dat (6b) een marginale variant was, die overigens zonder meer wordt geaccepteerd door Zwart. Voor mij is (6b) marginaal om dezelfde reden als niet-maximale Lokale Partikelverplaatsing dat ook is: (7c), al is marginaliteit niet hetzelfde als ongrammaticaliteit.
(7) | Partikelverplaatsing en interne volgorde binnen het V-cluster | |
a. | (Ik denk) dat Jan het boek moet hebben voorgelezen. | |
b. | ?(Ik denk) dat Jan het boek voor moet gelezen hebben. | |
c. | ?(Ik denk) dat Jan het boek moet voor hebben gelezen. | |
d. | (Ik denk) dat Jan het boek voor moet hebben gelezen. | |
e. | *(Ik denk) dat Jan het boek voor hebben gelezen moet. | |
f. | *(Ik denk) dat Jan het boek hebben voor moet gelezen. |
Het V-cluster in (7a) vertoont de initiële, canonieke volgorde. Lokale Partikelverplaatsing leidt tot de normale variant (7d), en tot de marginale (7c). Dezelfde trajecten kunnen worden afgelegd door het deelwoord. Merk op dat de ongrammaticaliteit van (7e-f) triviaal volgt uit de ongrammaticaliteit van (6e-f): als de V-clusters met een nietsamengesteld deelwoord al niet in orde zijn, dan zijn die met een samengesteld deelwoord dat ook niet. Inmiddels blijft het nog de vraag waarom (7b) slechter is dan (6b). Ook in dit geval lijkt het erop dat er niet consequent is omgesprongen met Move α: het deelwoord gelezen is minimaal lokaal verplaatst, want het is alleen hebben gepasseerd, terwijl het partikel voor daarentegen maximaal lokaal is verplaatst: het is linker adjunct geworden van de hoogste V in het cluster moet gelezen hebben.
Naast lokale, behoort ook lange verplaatsing van deelwoorden (Topicalisatie) tot de mogelijkheden, en net als in geval van Topicalisatie van partikels leidt dit niet voor elk deelwoord tot acceptabele resultaten. Topicalisatie van deelwoorden vergt een bijzondere context, waarbij contrastief accent op het deelwoord én op een constituent aan het zinseinde de kans op een acceptabel resultaat verhogen, terwijl ook de (in)definietheid van het direct object daarbij een rol speelt. Op de speciale context die nodig is om Topicalisatie van deelwoorden tot een goed einde te brengen, kan ik niet ingaan. De observatie dat deze vorm van vooropplaatsing niet zonder meer mogelijk is, kan hier volstaan. Hetzelfde geldt immers voor Topicalisatie van partikels, zij het dat deze twee processen ongetwijfeld niet aan dezelfde condities onderworpen zijn. Topicalisatie van alleen het partikel is overigens ook in geval van (8d) niet mogelijk.
(8) | Topicalisatie van voltooid deelwoord en van partikel | |
a. | ?Gelezen moet Jan het/een boek hebben. | |
a'. | Gelezen moet Jan het/een boek in elk geval hebben. | |
b. | ?Gelezen heb ik het/een boek. | |
b'. | Gelezen heb ik het boek niet / ? geen boek. | |
c. | ?Uitgelezen moet Jan het/een boek hebben. | |
c'. | ?Uitgelezen moet Jan het/een boek in elk geval hebben. | |
d. | *Uit moet Jan het/een boek in elk geval hebben gelezen / gelezen hebben. |
Het idee dat dit soort deelwoordvooropplaatsingen beter worden zodra er voorzieningen worden getroffen in de sfeer van contrastief accent, laat zich illustreren aan de hand van Gapping-gevallen als hieronder. Gapping is een regel die op nevenschikkingen kan werken en, onder zekere voorwaarden, tenminste het werkwoord in conjunctk kan deleren als een direct voorafgaand conjunctk-1 hetzelfde werkwoord bevat. De resterende constituenten in conjunctk-1 dienen dan in Focus te zijn, en aldus contrastief accent te dragen, zodanig dat deze constituenten zich laten contrasteren met een paar constituenten in conjunctk. Overigens zijn de constituenten in kwestie hier geen maximale projecties, zoals Neijt (1979) suggereert. Het zijn constituenten op het nul-niveau, dus helemaal geen projecties.
(9) | Lange deelwoordverplaatsing en Gapping | |
a. | GELEZEN heb ik het boek nog NIET, maar WEL - DOORGEBLADERD. | |
b. | UITGELEZEN heb ik het boek nog NIET, maar WEL - DE EERSTE HOOFDSTUKKEN. |
Deze observaties rechtvaardigen eenzelfde analyse voor partikelverplaatsing (5) en deelwoordverplaatsing. De bijzondere contexten waarvan sprake is rond Lange Deelwoordverplaatsing blijven in het vage:
(10) | Soorten Deelwoordverplaatsing (cf. (5)) | |
1. | Lange Deelwoordverplaatsing (Topicalisatie): marginaal, maar mogelijk in bijzondere contexten (negatie, focus). | |
2. | Lokale Deelwoordverplaatsing: | |
a. | Maximaal, adjunctie aan hoogste V: algemeen geaccepteerd. | |
b. | Niet-maximaal, adjunctie aan hogere, maar niet hoogste V: niet algemeen geaccepteerd. |
Lange Deelwoordverplaatsing in geval van scheidbaar samengestelde werkwoorden lijkt alleen maar tot acceptabele resultaten te leiden als het bijbehorende partikel mee wordt verplaatst (ik dank deze observatie aan Jack Hoeksema). Naar mijn oordeel is Lange Deelwoordverplaatsing als in (11b) en (11e) even ongrammaticaal als Lange Partikelverplaatsing als in (11c) en (11f), zij het dat Jack Hoeksema (11f) met de juiste intonatie gelezen toch veel beter vindt dan (11c).
(11) | Lange Deelwoordverplaatsing en scheidbaar samengesteld werkwoord | |
a. | Opgebeld heeft alleen Marie. | |
b. | *Gebeld heeft alleen Marie op. | |
c. | *Op heeft alleen Marie gebeld. | |
d. | Stukgelezen heb ik dat boek. | |
e. | *Gelezen heb ik dat boek stuk. | |
f. | ?*Stuk heb ik dat boek gelezen. |
Dat Lange Partikelverplaatsing meestal tot een ongrammaticale zin leidt, is al eerder ter sprake gebracht. Maar waarom zou (10) een uitzondering moeten maken voor deelwoorden van scheidbaar samengestelde werkwoorden? Mijn antwoord op deze vraag zou zijn, dat noch partikels noch deelwoorden die deel uitmaken van een scheidbaar samengesteld werkwoord zich laten topicaliseren, omdat deze constituenten nu eenmaal een lexicale eenheid vormen, en zich daarom niet afzonderlijk in Topic-positie laten interpreteren. Overigens vormt deze stand van zaken een probleem voor theorieën die het
partikel als predicaat van een small clause-complement opvatten, want voor zulke theorieën zijn [Marie op] (11b) en [dat boek stuk] (11e) nu juist syntactische constituenten. Ik ben daarentegen geneigd te denken dat gevallen van Lange Partikelverplaatsing die worden goedgekeurd, geen gevallen van Lange Partikel-verplaatsing zijn: het vooropgeplaatste element vormt dan geen lexicale eenheid met het achtergebleven werkwoord, maar een syntactische. Wie (11f) accepteert, zou dan (11d) niet opvatten als Lange Deelwoordvooropplaatsing, maar als VP-vooropplaatsing, met achterlating van het direct object, vergelijkbaar met In tweeën gescheurd heb ik dat boek niet.
3. Rode/groene volgorde en Lokale Partikelverplaatsing
In deze slotsectie bespreek ik enkele observaties rond de zogenoemde rode en de groene volgorde (respectievelijk heeft opgebeld en opgebeld heeft), een onderwerp dat ruime aandacht heeft gekregen van de grammatici (zie o.a. Pauwels (1953), Sassen (1963), De Hoop en Smabers (1987), Haeseryn (1990) en Pardoen (1991)). In het algemeen lijkt de groene volgorde de voorkeur te genieten, maar zodra het hulpwerkwoord verbonden is met een IPP-cluster (heeft willen opbellen), wint de rode volgorde het (IPP = infinitivus pro participio). Er zijn verschillende variabelen onderzocht die de keuze voor de ene of de andere volgorde zouden kunnen beïnvloeden. Zo zou de rode volgorde meer in de schrijftijl voorkomen, en de groene meer in de spreektaal, maar er zijn onmiskenbaar ook syntactische factoren in het geding. Pardoen suggereerde dat de aanwezigheid van vrijwel in (12a-b) tot de groene volgorde leidt, en de rode volgorde zelfs onaannemelijk maakt, om niet te zeggen ongrammaticaal. In dit verband is het aardig om op te merken dat Lokale Partikelverplaatsing door de aanwezigheid van vrijwel wordt tegengehouden (12c-d).
(12) | Rode versus groene volgorde en Partikelverplaatsing | |
a. | ?omdat de legers elkaar vrijwel hebben afgeslacht | |
b. | omdat de legers elkaar vrijwel afgeslacht hebben | |
c. | *omdat de legers elkaar vrijwel af zullen hebben geslacht | |
d. | *omdat de legers elkaar vrijwel zullen af hebben geslacht |
Dat (12c) niet in orde is, mag overigens opnieuw als een serieus bezwaar voor de small clause-analyse van scheidbaar samengestelde werkwoorden worden gezien, want volgens die analyse zouden elkaar en af één constituent vormen. Mijn intuïtie is dat vrijwel niet een modificeerder is bij af, maar bij afgeslacht. Vervanging van vrijwel door bijna leidt zelfs tot volgordevarianten met verschillende interpretaties.Ga naar eind8.
(13) | V-clusters, partikels, en ‘bijna’ | |
a. | omdat de legers elkaar bijna hebben afgeslacht | |
b. | omdat de legers elkaar bijna afgeslacht hebben | |
c. | ?omdat de legers elkaar bijna af hebben geslacht | |
d. | *omdat de legers elkaar bijna af zullen hebben geslacht | |
e. | *omdat de legers elkaar bijna zullen af hebben geslacht |
De canonieke volgorde bijna hebben afgeslacht, in (13a) laat een interpretatie toe waarbij bijna wijd bereik heeft: omdat het bijna het geval is dat de legers elkaar hebben afgeslacht. Volgens deze lezing hoeft er nog geen soldaat gesneuveld te zijn. Daarnaast is er een lezing van (13a) die gelijk is aan die van (13b): omdat de legers al zo ver gevorderd zijn met het afslachten van elkaar, dat dit proces bijna voltooid is. Volgens deze lezing hebben beide legers al het merendeel van hun soldaten verloren. Om deze interpretatie veilig te stellen, en aldus de ambiguïteit van (13a) te vermijden, is het deelwoord in (13b) lokaal verplaatst. Merkwaardigerwijs is lokale partikelverplaatsing niet -(13d-e)- of nauwelijks mogelijk: (13c), al vind ik (13d) iets minder slecht dan (13e). Net als in het overeenkomstige geval met vrijwel hierboven, lijkt het erop dat bijna geen modificeerder is bij het partikel af, maar bij afgeslacht. Daarom is er geen enkele aanleiding tot de verplaatsing van af in (13c): (13c) is een ongemotiveerde variant van (13a). Hetzelfde geldt voor (13d-e), maar waarom partikel-verplaatsing daar nog beroerder uitpakt dan in (13c) is mij niet duidelijk. Hoe dan ook, er is alle reden om te concluderen dat de variatie tussen rode -(13a)- en groene -(13b)- volgorde semantisch niet onschuldig is, en dat de aanwezigheid van een modificeerder als vrijwel of bijna partikelverplaatsing in de weg staat. De laatste observatie is van belang voor het uitgangspunt van dit artikel: partikel en werkwoord vormen samen één lexicale constituent, het partikel kan los worden verplaatst (zie (5)), maar het werkwoord inclusief het partikel kunnen dat ook (zie (10)). De factoren die deze verplaatsing bevorderen dan wel belemmeren moeten daarentegen gezocht worden in de syntactische omgeving.
4. Conclusie
In dit artikel is een analyse gepresenteerd van Partikelverplaatsing uit een scheidbaar samengesteld werkwoord. Zulke partikels kunnen zich lokaal naar links verplaatsen, en eindigen, als ze het maximale traject afleggen, als linkeradjunct van de hoogste V. Dit verschijnsel wordt ‘Lokale Partikelverplaatsing’ genoemd. In een complex werkwoordelijk cluster doet zich de mogelijkheid voor tot niet-maximale lokale verplaatsing, maar het resultaat daarvan wordt als ‘marginaal’ gekenschetst. In de inleiding was sprake van Lange Partikelverplaatsing, ofwel Topicalisatie van partikels. Ook dit fenomeen wordt als marginaal gezien, wat niet hetzelfde is als ongrammaticaal. Werkwoorden, in het bijzonder voltooid deelwoorden, blijken op dezelfde manier als partikels van Move α gebruik te maken. Dit inzicht maakt het mogelijk om Partikelverplaatsing anders te zien
dan als een bijzonder geval. Partikelverplaatsing en Deelwoordverplaatsing zijn verschillende instantiaties van hetzelfde proces, zij het dat de condities waaronder partikels en deelwoorden verplaatst kunnen worden niet helemaal hetzelfde zijn. Tenslotte is er gespeculeerd over de rode en de groene volgorde, en de onmogelijkheid van partikelverplaatsing wanneer de VP een modificeerder als vrijwel of bijna bevat.
De aanleiding tot de hier beproefde analyse was de vraag naar de categoriale status van partikels. Ik heb ze, net als Hoeksema voor mij, opgevat als partikels, en niet als projecties daarvan. Topicalisatie van partikels en deelwoorden leidt soms tot acceptabele resultaten. Daaruit volgt dat de eerste zinspositie niet noodzakelijk gereserveerd is voor woordgroepen, ofwel projecties van hoofden. Ook dat is al eerder beweerd, door dezelfde Hoeksema, in discussie met Bennis. Vanuit een X-bar theoretisch perspectief gezien is het lastig dat X0-constituenten zich laten topicaliseren. Maar daar zou de theorie een oplossing voor moeten bieden. Nog lastiger is het overigens dat een specificeerder zich samen met het bijbehorende hoofd kan laten verplaatsen, terwijl het complement in de oorspronkelijke positie achterblijft. Dat verschijnsel doet zich in het bijzonder voor met APs (projecties van adjectieven), -(14a-b)-, maar ook DPs (projecties van determinatoren) vertonen verplaat-singen van onderdelen die samen geen constituent vormen, -Determinator en Nomen in (14c-d)-: de gecursiveerde eenheden in (14) worden geacht, contra de huidige stand van de X-bar theorie, ϑϑn constituent te vormen. Hoe zulke dwarse feiten met de theorie verzoend moeten worden, is nog een open vraag.
(14) | a. | Erg blij is ze er niet mee geweest. (vergelijk (1d)) |
b. | Hartstikke trots is hij op zijn kinderen. | |
c. | Hij wordt als de bedenker gezien van dit plan. | |
d. | Zij heeft geen man gekend die echt van haar hield. |
Tenslotte, als Lokale Partikelverplaatsing hoofdverplaatsing is, en als de partikels die in Topic-positie kunnen verschijnen ook hoofden zijn, dan is het verschijnen van werkwoorden in de Topic-positie niet langer een geïsoleerd fenomeen. Hoeksema bood in dat verband (1c) aan, Ontsnapt zijn uit de kliniek drie gevangenen, een zin met een getopicaliseerd voltooid deelwoord. Natuurlijk kan dit deelwoord nog de status van een VP worden toebedacht, ontsnappen is immers een intransitief werkwoord, maar dat wordt toch lastiger zodra men zich realiseert dat ook transitieve werkwoorden zich laten topicaliseren, met achterlating van hun objecten. Het moet bijna een bevrijdend inzicht zijn dat de Topic-positie, zoals in dit artikel is betoogd, geen bijzondere eisen stelt aan het barniveau van de constituent die daar via Moveα kan belanden. Dat wordt aangetoond door de vooropgeplaatste deelwoorden in (8).
Niet aan de orde gesteld is de vraag waarom partikels aan verplaatsing doen, waarom ze zich -in de hier beproefde analyse- laten excorporeren. Niettemin is dat een bijzonder interessante vraag, gegeven het feit dat partikels in dit opzicht uniek lijken. Er wordt wel beweerd dat de small clause-analyse de oplossing biedt voor deze kwestie (Booij, 1998). Het partikel wordt dan als predikaat in een Particle Phrase gegenereerd, en van daar uit in het werkwoord geïncorporeerd. Maar dan doet zich natuurlijk de
omgekeerde vraag voor waarom er incorporatie van het partikel plaats zou vinden. En ook dat is nog een open vraag. Los van een in- of excorporatie-analyse, blijft het blote bestaan van scheidbaar samengestelde werkwoorden eigenlijk nog steeds een mysterie.
Literatuur
Bennis, Hans
1991 |
‘Theoretische aspekten van Partikelvooropplaatsing II’, TABU 21-3, 89-96. |
1992 | ‘Long Head Movement: The position of particles in the verbal cluster in Dutch.’ In R. Bok-Bennema & R. van Hout (red.), Linguistics in the Netherlands, Amsterdam, 37-48. |
Besten, Hans den en Hans Broekhuis
1989 |
‘Woordvolgorde in de werkwoordelijke eindreeks’ GLOT 12, 79-137. |
Booij, Geert E.
1998 |
‘Samenkoppelingen en grammaticalisatie’. In: E. Hoekstra & C. Smits (red.), Morfologiedagen 1996, Cahiers van het Meertens Instituut 10, 6-20. |
Dikken, Marcel den
1995 |
Particles. Dissertatie HIL Leiden. |
Evers, Arnold
1975 |
The transformational cycle in Dutch and German. Dissertatie, Universiteit van Utrecht. |
Groos, Anneke
1989 |
‘Particle verbs and adjunction’. In Hans Bennis en Ans van Kemenade (red.), Linguistics in the Netherlands 1989, Dordrecht, 51-60. |
Haegeman, Liliane en Henk van Riemsdijk
1986 |
‘Verb Projection Raising, Scope, and the Typology of Rules Affecting Verbs’, Linguistic Inquiry 17-3, 417-466. |
Haeseryn, Walter
1990 |
Syntactische normen in het Nederlands. Een empirisch onderzoek naar volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep. Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen. |
Haeseryn, W., K. Romijn, G. Geert, J. de Rooij en M.C. van den Toorn
1997 |
Algemene Nederlandse Spraakkunst, 2e druk, Groningen. |
Helmantel, Marjon
1998 |
‘On the distribution of postpositions and particles in the verbal complex’. Lezing TABU-dag 19 juni 1998. |
Hoeksema, Jack
1991 |
‘Theoretische aspekten van Partikelvooropplaatsing’, TABU 21-1, 18-26. |
Hoop, Helen de en Paulien Smabers
1987 |
‘Rood of Groen? Een normenonderzoek naar enkele stijlverschillen tussen gesproken en geschreven taal’. De Nieuwe Taalgids 80-4, 287-302. |
Kornai, Andras en Geoffrey K. Pullum
1990 |
‘The X-bar Theory of Phrase Structure’, Language 66-1, 24-50 |
Kayne, Richard |
1994 | The Antisymmetry of Syntax. Cambridge, Mass. |
Neeleman, Ad
1995 |
Complex Predicates. Dissertatie, Universiteit van Utrecht. |
Neijt, Anneke
1979 |
Gapping. A contribution to sentence grammar. Dordrecht. |
Pardoen, Justine
1991 |
‘De interpretatie van zinnen met de rode en de groene volgorde’, Forum der Letteren 32, 1-22. |
Pauwels, A.
1953 |
De Plaats van Hulpwerkwoord, Verleden Deelwoord en Infinitief in de Nederlandse Bijzin. Leuven. |
Sassen, Albert
1963 |
‘Endogeen en exogeen taalgebruik, De Nieuwe Taalgids 56, 10-21. Herdrukt in J. Hoogteijling, red., Taalkunde in artikelen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 341-352. |
Sturm, Arie
1990 |
‘Een syntactische verklaring voor de rode en groene volgorde’. De Nieuwe Taalgids 83-5, 385-404. |
Zwart, C. Jan-Wouter
1993 |
Dutch Syntax: A Minimalist Approach. Dissertatie, R.U. Groningen. |
1994 | ‘Verb Clusters in Continental West Germanic Dialects’. Paper presented at the 18th Annual Meeting of the Atlantic Linguistic Association, University of New Brunswick, Saint John, October 29. |
- eind1.
- Ook Marjon Helmantel ziet partikels als syntactische hoofden, en als predikaten van small clauses. Haar lezing, ‘On the distribution of postpositions and particles in the verbal complex’, (TABU-dag, 19 juni 1998), heb ik niet in dit artikel kunnen verwerken. Zij generaliseert over partikels en postposities: ‘In the verbal complex particles and postpositions display the same distribution’. Vergelijk a en b:
(a) dat ik mijn moeder heb moeten kunnen bellen (b) dat de bal er heeft moeten kunnen vallen
- eind2.
- De voltooide vorm maakt Topicalisatie van partikels er niet beter op. Vergelijk ook (1a-b) met (a') en (b'):
(a') *Op is de zon in het oosten gegaan. (b') *Uit heeft Angola veel koffie gevoerd.
- eind3.
- Topicalisatie van postposities -zie voetnoot 1- lukt helemaal niet (tussen vishaken de posities die Helmantel als mogelijk beschouwt):
(a) *In heb ik de pizza de oven <-> willen <-> kunnen <-> duwen. (b) *Aan heb ik de fiets tegen de muur <-> willen <-> kunnen <-> zetten. (c) *In is Jan het bos <-> gewandeld.
- eind4.
- Scheidbaar samengestelde werkwoorden, ook wel bekend als samenkoppelingen, onderscheiden zich van andere partikel-werkwoordconstructies die zich niet laten scheiden. Een minimaal paar is dóórlopen-doorlópen. Ik vat deze werkwoordelijke samenstellingen op als structureel identiek. Alleen als het partikel het samenstellingsaccent draagt is het scheidbaar. Dit partikel wordt wel opgevat als een linker adjunct van V, onder meer door Groos (1989) en Booij (1998). In dit artikel wordt het partikel gezien als een zuster van V, waarmee het samen een lexicaal gegeven complexe V vormt. Ik ga niet zo ver als Neeleman (1995), die alle ‘complex predicates’ op één hoop gooit, en aldus generaliseert over bijvoorbeeld opbellen, groen verven, en piano spelen.
- eind5.
- Hier moet worden opgemerkt dat een incorporatie-analyse als die van Booij (1998) het partikel van links naar rechts verplaatst, en aldus leidt tot een antecedent rechts van het spoor: [VP[PrtPhet huis-werk t1] V[af1 maken]] (PrtP = Particle Phrase). Een Kayniaanse analyse zou overigens starten met een PrtP als Complement van V, en dan zou het geïncorporeerde partikel zijn spoor aan de rechterzijde hebben, evenals overigens het verplaatste object: [VP[DPhet huiswerkJ] V[[af1 [maken] [SC tJ t1]]].
- eind6.
- Hoeksema noteerde het volgende geval van niet-maximale Lokale Parikelverplaatsing uit Ik en mijn Speelman, van Aart van der Leeuw: ‘Daar heb je mijn moeder, die ik toch onmogelijk in dat vlieringhok kan weg laten kwijnen’. Maximaal was het ‘weg kan laten kwijnen’ geweest. Een ander voorbeeld dat hij aantrof was dat de bonden daaraan zullen mee moeten werken, opgetekend uit de mond van J. Kamminga tijdens het NOS-Journaal van 8 november 1991. Door hun zeldzaamheid bevestigen deze gevallen mijn stelling dat niet-maximale verplaatsing niet alom wordt getolereerd.
- eind7.
- Helmantel accepteert dezelfde varianten die ook Bennis accepteert, zij het dat zij toch ook enige moeite heeft met een partikel dat -in een complex cluster- minimaal is verplaatst, getuige het volgende schema:
ok
Volgens dit schema zet zij een dubbel vraagteken bij het gecursiveerde partikel in (i). Voor mij is op direct links van moeten eveneens marginaal.auxtm
modalmt ˀˀ
modalmt
infinitive
(i) omdat ik mijn moeder ok heb moeten ˀˀ<op> kunnen ok bellen
- eind8.
- Contra Sturm (1990), waar beweerd wordt dat het verschil in volgorde (rode of groene) met geen enkel verschil in betekenis gepaard gaat.