Tabu. Jaargang 27
(1997)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. De afgevraagde zinnenGa naar eind1.Op vragenlijsten 67 en 68 (1986) van het P.J. Meertensinstituut te Amsterdam zijn de volgende twee vragen aan de informanten gesteld: Hieronder worden telkens verschillende mogelijkheden gegeven om iets te zeggen. We willen van u graag het volgende weten: Het gaat in de twee vragenlijsten om passieven van laten, dus passieve causatieven, en passieven van perceptiewerkwoorden als zien. Beide typen zinnen zijn uitgesloten in het ABN.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De kaartenKaart 1 geeft aan welke informanten een passieve causatief als ‘komt voor’ hebben opgegeven en bovendien in de vertaling een passieve causatief hebben gemaakt. Dat zijn er 137 van de 474. Men moet bedenken dat dit aantal aan de lage kant is aangezien in een aantal gevallen geen vertaling is geleverd. Kaart 2 laat zien welke informanten een passieve perceptief hebben gemaakt. Dat zijn er 202 van de 518. Alle drie de volgordes zijn afgevraagd omdat we niet wilden dat de factor volgorde met de factor passieve causatief/perceptief interfereerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kaartbeeld stelt ons voor een paar vragen. We zien dat geen geografisch patroon in de passieve vormen zit. Passieve causatieven en passieve perceptieven komen over het hele land voor. Het kaartbeeld is diffuus, in tegenstelling tot wat we normaliter aantreffen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. ‘Deugen’ de feiten wel?Men zou kunnen veronderstellen dat onze informanten een woord-voor-woord vertaling hebben geleverd van iets wat ze in feite ongram- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maticaal vinden. Onder dit scenario vindt iedereen de passieve causatief dus ongrammaticaal, maar een deel van de informanten is bezweken voor de vraagstelling. Met dit scenario zijn een paar problemen. Ten eerste zijn onze informanten tamelijk assertief. Als iets niet kan in het dialect geven ze dat over het algemeen duidelijk aan. Het is nauwelijks aan te nemen dat zoveel informanten zich door de vraagstelling zouden hebben laten beïnvloeden. Ten tweede worden passieve causatieven ook in de literatuur gerapporteerd. Coopmans (1985: 68) geeft als voorbeeld:
Coopmans schrijft: The grammaticality judgments concerning (1) seem to vary. Southern Dutch speakers generally seem to accept such passives, while for northern speakers such examples are no way near grammatical.’ Dit zou wel eens kunnen samenhangen met het feit dat de woordvolgorde in (1) voor noordelijke sprekers typisch ABN is, maar niet overeenkomt met die der dialecten. In elk geval blijkt uit kaart 1 en uit de vertalingen van de informanten dat, bij groene volgorde, ook in het Noorden passieve causatieven acceptabel zijn. Ten derde heeft Jarich Hoekstra een mini-corpus van passieve causatieven en passieve perceptieven aangelegd die hij aantrof in 19e-eeuwse Friese tijdschriften en literatuur. Hij bespreekt dit type voorbeelden in zijn dissertatie (Hoekstra 1997: 13-14). Hieronder volgen enkele voorbeelden uit dat mini-corpus:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit alles maakt dat aan het bestaan van het verschijnsel nauwelijks getwijfeld kan worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het diffuse kaartbeeldWe mogen veilig aannemen dat de passieve causatief weinig frequent is. Door de lage frequentie zou de afwezigheid van een geografisch coherent kaartbeeld ten dele verklaard worden. Maar hoe komt het dan dat sommige informanten de passieve causatief en perceptief niet tolereren, en anderen wel? Ik heb hiervoor geen verklaring. Men zou kunnen onderzoeken of de informanten die passieve causatieven accepteren dezelfden zijn als de informanten die passieve perceptieven accepteren. Daarnaast kan men naar sociologische factoren zoeken: zijn het vooral ouderen die de passieve vormen accepteren? Het wachten is wat dat betreft op de koppeling van de sociologische gegevens van de informanten van het PJMI aan de reeds ingevoerde antwoorden op de vragenlijsten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|