Tabu. Jaargang 27
(1997)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||
Kwantificatie, aspect en temporaliteit:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
1 Frekwentie, iteratie en aspectZoals blijkt uit een voorbeeld als (1):
kan met een frekwentatieve zin verwezen worden naar wat geldig is op het spreekmoment t0. Dit verschijnsel kan in verband gebracht worden met de notie ‘aspect’. Behoudens in enkele specifieke gevallen heeft een zin die naar t0 verwijst het imperfectieve aspect.Ga naar eind3. Frekwentatieve zinnen kunnen dus voorkomen in imperfectieve contexten (cf. De Swart 1991). Dit wordt ook bevestigd door voorbeelden als (2) en (3), met de imperfectieve uitdrukkingen al + duurbepaling en nog steeds:Ga naar eind4.
Maar iteratieve zinnen kunnen niet in dit soort contexten gebruikt worden (cf. De Swart 1991). Dit is in overeenstemming met het feit dat in (1)-(3) de frekwentatieve uitdrukkingen niet vervangen kunnen worden door iteratieve bepalingen als 3 keer en een paar keer:Ga naar eind5.
Iteratieve zinnen kunnen wél voorkomen in perfectieve contexten, zoals (7) illustreert:
(In + duurbepaling is perfectief. Er schijnen niet veel méér perfectieve uitdrukkingen te zijn die (onder behoud van een iteratieve lezing) gecombineerd kunnen worden met iteratieve zinnen. Dat duidt erop dat ze van het type accomplishment/achievement zijn). Dat iteratieve zinnen perfectieve contexten vereisen zou op het eerste gezicht gerelateerd kunnen worden aan het feit dat iteratie begrensdheid inhoudt: telbaarheid impliceert kwantitatieve begrensdheid (cf. De Swart 1991). Bij perfectiviteit is er ook sprake van begrensdheid, aangezien door | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||
perfectiviteit de aanwezigheid van begin en einde van een eventualiteit wordt gesuggereerd. Er is dus een nauwe verwantschap tussen iteratie en perfectiviteit, hetgeen de acceptabiliteit van (7) zou verklaren. Die verwantschap is er niet tussen iteratie en imperfectiviteit, want in het geval van imperfectiviteit hebben we te maken met (temporele) onbegrensdheid. Dat zou dan verklaren waarom zinnen als (4)-(6) hierboven deviant zijn. Dit type redenering zou ook verantwoorden waarom frekwentatieve zinnen in imperfectieve contexten kunnen voorkomen (zie (1)-(3)). Immers, niet alleen imperfectiviteit, maar ook frekwentie impliceert onbegrensdheid: bij frekwentie wordt niet-telbaarheid verondersteld, i.e. kwantitatieve onbegrendheid. Hier rijst echter een probleem. De combinatie ‘frekwentie + imperfectiviteit’ is weliswaar gangbaar, maar ‘frekwentie + perfectiviteit’ is in het geheel niet uitgesloten. Zo kunnen frekwentatieve uitdrukkingen gemakkelijk gebruikt worden in combinatie met een perfectieve uitdrukking als 2 jaar lang:
(8) is dus goed ondanks een verondersteld conflict tussen tussen de begrensdheid van 2 jaar lang en de onbegrensdheid van vaak/altijd/soms. Of moeten we misschien zeggen dat er om de een of andere reden toch niet gesproken kan worden van een conflict? Op deze vraag zal in sectie 4 teruggekomen worden. Maar eerst zullen enige woorden gewijd worden aan de vraag welke temporele verbanden door frekwentatieve en iteratieve zinnen gelegd kunnen worden tussen eventualiteiten. | |||||||||||||||||||||||||||
2 Frekwentie, iteratie en tijdsrelatiesAan de vraag of er een verband gelegd kan worden tussen frekwentie/ iteratie enerzijds, de aard van de temporele relatie tussen zinnen anderzijds, wordt in de literatuur nauwelijks aandacht geschonken (zie echter Molendijk en De Swart 1998). Toch kunnen ook hier interessante observaties gedaan worden die men kan relateren aan het verschil tussen frekwentie en iteratie. Zinnen die anterioriteit uitdrukken kunnen zowel frekwentatief ((9,a)) als iteratief ((9,b)) zijn:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hetzelfde geldt voor zinnen die posterioriteit uitdrukken:
Maar als een zin geacht wordt een relatie van globale gelijktijdigheid (‘⊇’Ga naar eind7.) te leggen tussen eventualiteiten, dan is die zin frekwentatief, niet iteratief. Merk in dit verband op dat X-wist-dat-contexten waarin de hoofden bijzin in dezelfde tijd staan globale gelijktijdigheid tussen bijzin en hoofdzin afdwingen.Ga naar eind8. (11,a) is dus goed (frekwentie), terwijl (11,b) onnatuurlijk is (iteratie):
Wat hierboven gezegd is impliceert niet dat iteratieve zinnen in het geheel geen gelijktijdigheid kunnen uitdrukken. Maar in dat geval is er niet sprake van globale gelijktijdigheid, maar van temporele inclusie (‘⊂’Ga naar eind10.). Dit temporele verband treft men aan in een context als (12):
In dit voorbeeld wordt maart temporeel omvat door de periode waarvoor geldt dat ik met Jan samenwerkte. Dat geldt dan dus ook voor datgene wat in maart plaatsvond. Merk in dit verband op dat (13) vreemd is, althans, in een temporeel-inclusieve lezing (die inhoudt dat we het over één enkele maand maart hebben):
Het blijkt dus dat met iteratieve zinnen geen globale gelijktijdigheid uitgedrukt kan worden ((11,b)), maar wél temporele inclusie ((12)), terwijl de situatie andersom is in het geval van frekwentie ((11,a) en (13)). Verder hebben we in deze sectie gezien dat zowel frekwentatieve als iteratieve uitdrukkingen gebruikt kunnen worden in zinnen die anterioriteit ((9,a) en (9,b)) of posterioriteit ((10,a) en (10,b)) uitdrukken. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||
Men zou geneigd kunnen zijn de temporele feiten die hier geobserveerd zijn in verband te willen brengen met wat gezegd is over frekwentie/ iteratie vs aspect. Dat frekwentatieve zinnen anterioriteit kunnen uitdrukken ((9,a)) zou men dan kunnen relateren aan het feit dat de voltooide tijd perfectief is, en dat frekwentie compatibel is met perfectiviteit.Ga naar eind11. In dit artikel zal echter niet gepoogd worden om de temporele feiten die hierboven gesignaleerd zijn ‘via aspect’ te verklaren. We zullen in sectie 5 zien dat zowel de aspectuele (sectie 1) als de temporele feiten (deze sectie) direkt volgen uit wat gezegd kan worden over de vraag op welk niveau van interpretatie en beschrijving er bij frekwentie en iteratie wordt gekwantificeerd. Met die vraag zullen wij ons nu bezighouden. | |||||||||||||||||||||||||||
3 Frekwentie, iteratie en kwantificatie-niveauZoals we gezien hebben wordt in een voorbeeld als (1), hier herhaald als (14):
melding gemaakt van een eventualiteit e die geacht wordt samen te vallen met het spreekmoment t0 (globale gelijktijdigheid: e ⊇ t0). Dat impliceert dat die eventualiteit niet gewoonweg correspondeert met Jan me op reis meenemen, aangezien Jan me op reis meenemen niet noodzakelijkerwijs plaats vindt op t0. Wat op t0 geldt, in een geval als (14), is niet (noodzakelijkerwijs) iets dat daadwerkelijk bezig is zich te realiseren, maar een gewoonte (in dit geval):
Aangezien nu die gewoonte het resultaat is van de frekwentie van Jan me op reis meenemen, kan gesteld worden dat (14) verwijst naar het resultaat van een of andere operatie (‘frekwentie’) die Jan me op reis meenemen als haar operandum neemt. Dit betekent dat de in (14) genoemde herhaling niet plaats vindt op het niveau van de (hele) zin, maar op een of ander ‘dieper’ niveau (van interpretatie en beschrijving). Met andere woorden, (14) introduceert slechts één eventualiteit in het discussie-domein. Wat hierboven gezegd is kan als in (16) weergegeven worden:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||
In (16) is Q een variabele die een of ander herhaling of kwantiteit aangeeft. Q opereert op een eventualiteit e' (Jan me op reis meenemen, in het geval van (14)). De uitkomst is een andere eventualiteit e (Jan me altijd etc. op reis meenemen). Deze laatste eventualiteit correspondeert met de (hele) zin. Merk op dat de met e corresponderende zin volgens algemeen geldende criteria voor de bepaling van de Aktionsart van zinnen altijd van het type state/activity is. Dit type kenmerkt zich onder andere door het feit dat de zin gecombineerd kan worden met een imperfectieve of een perfectieve duurbepaling (zie (2) (imperfectieve duurbepaling) en (8) (perfectieve duurbepaling).Ga naar eind13. Het feit dat in een geval als (14) sprake is van een zinsinterne operatie - hetgeen in (16) zichtbaar is doordat Q niet opereert op e (de met de zin corresponderende eventualiteit) maar op e' - kan gemakkelijk in verband gebracht worden met wat gezegd is over het massa-achtige karakter van frekwentie. ‘Massa-achtigheid’ impliceert ondeelbaarheid. Welnu, uit (16) volgt dat een frekwentatieve zin verwijst naar een eventualiteit die op het niveau van de zin ‘ondeelbaar’ is, in die zin dat er op dat niveau niet gekwantificeerd wordt (cf. wat hierboven gezegd is). De situatie is essentieel anders bij iteratie. Iteratie impliceert telbaarheid, deelbaarheid. Dat lijkt in te houden dat iteratieve kwantificatie plaatsvindt op het niveau van de zin. Als dat niet zo zou zijn, i.e. als iteratie zinsintern zou zijn, dan zou een voorbeeld als (17):
naar slechts één eventualiteit verwijzen: een ‘Jan me 3-keer/een-paar-keer-op-reis-meenemen-eventualiteit’ (cf. wat gezegd is over frekwentie). Maar dan zouden we die (zogenaamde) eventualiteit moeten kunnen laten plaatsvinden op t0. Dat is immers een mogelijkheid die bestaat voor elke eventualiteit die we als zodanig karakteriseren. Welnu, we hebben gezien dat datgene waarnaar een zin als (4) (hier herhaald als (18)) geacht wordt te verwijzen niet gepresenteerd kan worden als geldig op t0:
Dit duidt er sterk op dat een zin als (17) niet slechts één eventualiteit noemt. De conclusie is dan dat bij iteratie de kwantiteit (Q) niet deel uitmaakt van de beschrijving van de eventualiteit, zoals bij frekwentie, maar die eventualiteit in zijn bereik heeft. Voor iteratieve zinnen hebben we dus niet (16) hierboven, maar (19):
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||
Dit verschil tussen frekwentie en iteratie kan in direct verband gebracht worden met een vraag die aan het einde van sectie 1 gesteld is naar aanleiding van het feit dat een verondersteld semantisch conflict tussen twee in één zin voorkomende verschillende vormen of uitdrukkingen niet direct tot inacceptabiliteit van die zin leidt (zie wat gezegd is over (8)). Een korte behandeling van die vraag is nodig om de verklaringen die verderop gegeven zullen worden met betrekking tot wat we geobserveerd hebben over frekwentie/iteratie vs aspect/temporaliteit op hun juiste waarde te schatten. | |||||||||||||||||||||||||||
4 Semantische conflictenDe (in)acceptabiliteit van een zin kan niet verklaard worden vanuit de aanof afwezigheid van een verondersteld semantisch conflict tussen twee in die zin voorkomende uitdrukkingen, als die uitdrukkingen niet op hetzelfde (interpretatieve of beschrijvende) niveau gesitueerd kunnen worden. Daarvan waren onder meer romanisten die zich bezig hebben gehouden met het verschil tussen de PS et de IMP van het Frans zich al vroeg bewust (zie bijvoorbeeld Sten 1962). Men had het dan bijvoorbeeld over het bestaan van een ogenschijnlijk conflict tussen wat de ‘punctualiteit’ genoemd werd van een gebeuren als Jan sortir (‘Jan naar buiten gaan’) en de ‘durativiteit’ die volgens velen de IMP karakteriseert.Ga naar eind14. Men wees erop dat de punctualiteit van de eventualiteit op een ander aspectueel niveau lag dan de (morphologische) durativiteit van de tijdsvorm, zodat niet gesproken kon worden van een semantisch conflict tussen twee vormen/uitdrukkingen. Op die manier verklaarde men dan waarom in een zin als (20) de IMP in het geheel niet uitgesloten is:
Welnu, evenmin als men kan zeggen dat (20) goed is ondanks een zogenaamd semantisch conflict tussen de punctualiteit van Jan sortir (‘Jan naar buiten gaan’) en de (veronderstelde) durativiteit van de IMP (want zo'n conflict is er niet), kan men stellen dat een zin als (21) (een licht gewijzigde herhaling van (8)):
prima is dank zij de afwezigheid van zo'n conflict tussen al 2 jaar lang (onbegrensd) en vaak (onbegrensd). Vaak behoort namelijk tot de | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||
beschrijving van de door (21) genoemde eventualiteit (zie vorige sectie), terwijl al 2 jaar lang daarvan geen element is. Wat dit betreft bestaat er een algemene consensus over het feit dat duurbepalingen en localiserende tijdsbepalingen de duur en de temporele plaats aangeven van eventualiteiten die ‘er als zodanig al zijn’, i.e. ze zijn geen elementen van die eventualiteiten (zie Kamp en Rohrer 1983). De notie ‘semantisch conflict’ kan wél gebruikt worden bij de verklaring van de inacceptabiliteit van een zin als (22):
Men neemt vrij algemeen aan dat niet alleen duur- en tijdsbepalingen, maar ook verbale tijdsvormen buiten de beschrijving van eventualiteiten vallen (cf. Kamp en Rohrer (1983); zie ook wat hierboven over de IMP is gezegd). In (22) worden morgen en de voltooide tijd dus op hetzelfde niveau geïnterpreteerd, namelijk op zinsniveau. De inacceptabiliteit van (22) komt dan voort uit het feit dat de betekenis van morgen conflicteert met die van de voltooid tegenwoordige tijd.Ga naar eind15. De vraag wat allemaal wel of niet tot de beschrijving van eventualiteiten behoort zal hier niet verder behandeld worden, aangezien zulks niet relevant is voor het onderwerp van dit artikel. Maar het simpele feit dat er zo'n onderscheid gemaakt moet worden is dat wél, zoals we in de volgende sectie zullen zien. Dit onderscheid stelt ons in staat om natuurlijke verklaringen te geven voor de in secties 1 en 2 geobserveerde taalfeiten. | |||||||||||||||||||||||||||
5 Kwantificatie, aspect en temporaliteit: verklaringenWe hebben gezien dat frekwentatieve kwantificatie deel uitmaakt van de beschrijving van de eventualiteit. De interpretatie van tijds- en duurbepalingen vindt daarentegen op zinsniveau plaats. Als er in een frekwentatieve zin een uitdrukking van het type al 2 jaar lang (imperfectief) of 2 jaar lang (perfectief) voorkomt, dan kan er dus geen sprake zijn van een semantisch conflict tussen de frekwentatieve uitdrukking en de duurbepaling, van welke aspectuele aard die bepaling ook is (cf. wat over (21) is gezegd). Dat impliceert dat frekwentatieve zinnen erg lijken op zinnen waarin in het geheel niet gekwantificeerd wordt: voor beide type zinnen geldt dat er op zinsniveau geen sprake is van kwantificatie. Op voorhand is er dan ook geen reden om aan te nemen dat er in het geval van frekwentie aspectuele restricties zouden bestaan die niet gelden voor zinnen waarin op geen enkel niveau gekwantificeerd wordt. Het feit dat frekwentatieve zinnen zowel met het perfectieve type 2 jaar lang (zie | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||
(21)) als met het imperfectieve al 2 jaar lang (zie ook (2)) gecombineerd kunnen worden:
is dan snel verklaard. Frekwentatieve zinnen zijn van het type state/activity (zie sectie 3). Welnu, states/activities combineren gemakkelijk met zowel perfectieve als imperfectieve duurbepalingen (cf. Dowty 1986). Ook op het temporele niveau mogen we verwachten dat frekwentatieve zinnen zich gedragen als zinnen waarin op geen enkel niveau gekwantificeerd wordt. Dit impliceert dat frekwentatieve zinnen in principe dezelfde temporele relaties moeten kunnen leggen tussen eventualiteiten als zinnen waarin op geen enkel niveau wordt gekwantificeerd. Die conclusie is in overeenstemming met het feit dat met beide typen zinnen anterioriteit, posterioriteit en globale gelijktijdigheid kan worden uitgedrukt (zie sectie 2). Wat dit betreft hebben we gezien dat met frekwentatieve zinnen geen temporele inclusie kan worden uitgedrukt:
(cf. (13)). Op grond van wat hierboven gezegd is over de verwantschap tussen frekwentatieve zinnen en zinnen waarin helemaal geen sprake is van kwantificatie valt te verwachten dat dit ook opgaat voor dit laatste type zinnen. (Althans, voorzover zij van het type state/activity zijn, want frekwentatieve zinnen behoren tot dit type). Dit wordt bevestigd door voorbeelden als (25) en (26):Ga naar eind16.
Merk in dit verband op dat (25) en (26) goed worden als de states vervangen worden door ‘corresponderende’ achievements:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wat iteratie betreft, er is betoogd dat iteratieve kwantificatie niet deel uitmaakt van de beschrijving van de eventualiteit. Op het aspectuele vlak betekent dit dat als in een iteratieve zin een bepaald type aspectuele (adverbiale) bepaling voorkomt er, in tegenstelling tot wat geldt bij frekwentie, sprake kan zijn van een semantisch conflict. Dat is het geval in een zin als (29), hetgeen de inacceptabiliteit ervan verklaart (in een nietfrekwentatieve lezing):
(cf. (5)). Het conflict betreft hier de combinatie 'onbegrensd (al 3 maanden) + begrensd (3 keer). In dezelfde trant doorredenerend kunnen we de acceptabiliteit van (30) hieronder (cf. ook (7)):
verklaren door het feit dat hier geen sprake is van een semantisch conflict: we hebben begrensdheid (in één week) + begrensdheid (3 keer).Ga naar eind17. Ook de vraag welke temporele relaties door iteratieve zinnen gelegd kunnen worden tussen eventualiteiten kan in verband gebracht worden met het feit dat iteratie op het niveau van de zin plaatsvindt. Iteratie impliceert herhaling. Er is dus sprake van ‘temporele opeenvolging op zinsniveau’. Een zin als (31) (cf. (17)):
betekent in die visie dan zoiets als:
Iteratieve zinnen zijn dus ‘voorbestemd’ om opeenvolging (i.e. posterioriteit) uit te drukken. Dat deze zinnen tegelijk ook temporele inclusie kunnen uitdrukken heeft daar direct mee te maken. Zinnen die eventualiteiten na elkaar in de tijd plaatsen kunnen gemakkelijk in een context gezet worden waarin die opeenvolging plaatsvindt tegen de achtergrond van iets wat op het ‘moment van opeenvolging’ geldig is. Dat is precies wat er gebeurd in (33) (cf. (12)):
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||
(De opeenvolging van (identieke) eventualiteiten genoemd in de tweede zijn realiseert zich op een moment dat ik met Jan samenwerken geldig is). Wat betreft de mogelijkheid om met iteratieve zinnen anterioriteit en (prospectieve) posterioriteit uit te drukken kan opgemerkt worden dat elke sekwentie van elkaar in tijd opvolgende eventualiteiten in haar geheel gepresenteerd kan worden als gesitueerd ‘in het verleden of in de toekomst van’ een contextueel bepaald moment. Dit is bijv. het geval in (34):
Het feit dat iteratieve zinnen anterioriteit en (prospectieve) posterioriteit kunnen uitdrukken wordt hiermee verklaard. Dat iteratieve zinnen tenslotte geen globale gelijktijdigheid kunnen uitdrukken volgt direkt uit het feit dat ze meerdere (identieke) eventualiteiten invoeren die elkaar in tijd opvolgen. De (onlogische) bewering dat een iteratieve zin desondanks globale gelijktijdigheid kan uitdrukken zou namelijk inhouden dat alle door de iteratieve zin genoemde (identieke) eventualiteiten een andere eventualiteit temporeel zouden omvatten. Stel echter dat twee eventualiteiten x en y een derde eventualiteit z temporeel omvatten. Dan hebben we altijd te maken met situaties als de volgende: Met andere woorden, dan hebben we altijd te maken met situaties waarin x en y elkaar overlappen, niet met situaties waarin ze elkaar in tijd opvolgen, zoals bij iteratie.Ga naar eind19. We hebben in deze sectie gezien dat de in secties 1 en 2 besproken aspectuele en temporele eigenschappen en gedragingen van frekwentatieve en iteratieve zinnen direct in verband kunnen worden gebracht met de vraag op welk niveau er bij frekwentie en iteratie gekwantificeerd wordt. Dit is aangetoond aan de hand van taalfeiten uit het Nederlands. Er is reden aan te nemen dat wat hier gezegd is ook geldt voor andere talen. Wat dit betreft is een uitstapje naar een taal als het Frans interessant. Deze taal beschikt namelijk over twee enkelvoudige tijden die (volgens velen) aspectueel verschillend zijn, en waarmee ook verschillende tijdsrelaties kunnen worden uitgedrukt: de PS en de IMP. Welnu, het in sectie 3 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||
beschreven verschil tussen frekwentie en iteratie lijkt voor een groot deel in verband te kunnen worden gebracht met datgene waarin beide tijden aspectueel en temporeel van elkaar verschillen. | |||||||||||||||||||||||||||
6 Frekwentie, iteratie, passé simple en imparfaitEr wordt vaak gezegd dat het verschil tussen de PS en de IMP beschreven kan worden met behulp van de oppositie ‘perfectiviteit/imperfectiviteit’: de PS is perfectief, terwijl met de IMP imperfectiviteit uitgedrukt wordt (zie bijvoorbeeld Sten 1962, Martin 1971, Vet 1980). Hoewel deze voorstelling van zaken niet geheel juist is, kan men zeggen dat de PS inderdaad altijd perfectief is en de IMP meestal imperfectief.Ga naar eind20. Dit is in overeenstemming met het feit dat in een zin als (36,a), maar niet (noodzakelijkerwijs) in (36,b), Jan's leven tot een eind komt:
Het verschil tussen de PS en de IMP is niet alleen in aspectuele termen te beschrijven, maar ook (en meer fundamenteel, lijkt het), in temporele bewoordingen.Ga naar eind21. Wat dit betreft kan het volgende opgemerkt worden. Als er tussen een zin in de IMP en een voorgaande zin een ‘logisch’ verband bestaat, dan valt de eventualiteit e verteld door de zin in de IMP globaal samen met de eventualiteit e' genoemd in de andere zin: e ⊇ e'.Ga naar eind22. Maar als de zin in de PS staat, dan hebben we e > e' of e ⊂ e' (cf. Molendijk 1990, 1994).Ga naar eind23. Met andere woorden, de IMP drukt globale gelijktijdigheid uit, terwijl met de PS een relatie van posterioriteit of temporele inclusie tussen twee eventualiteiten wordt gelegd. Voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||
Welnu, we hebben gezien dat de betekenis van verbale tijdsvormen niet behoort tot de beschrijving van eventualiteiten, net zo min als dat gezegd kan worden van de betekenis van duurbepalingen en localiserende tijdsbepalingen (zie sectie 4). Op grond hiervan mag men verwachten dat er bepaalde overeenkomsten te signaleren zijn tussen de in de vorige secties behandelde Nederlandse taalfeiten en wat gezegd kan worden over kwantificerende zinnen in de PS en de IMP. Die overeenkomsten zijn er inderdaad. We hebben gezien dat Nederlandse frekwentatieve zinnen zowel met perfectieve als met imperfectieve uitdrukkingen gecombineerd kunnen worden (omdat frekwentie zinsintern is). Welnu, in Franse perfectieve zinnen kan zowel de PS (perfectief) als de IMP (doorgaans imperfectief) gebruikt worden (cf. De Swart 1991):
Verder is gesignaleerd dat in Nederlandse iteratieve zinnen alleen perfectieve bepalingen kunnen voorkomen (omdat iteratie een herhaling op zinsniveau impliceert). Hiermee lijkt het feit te corresponderen dat in Franse iteratieve zinnen niet de IMP, maar wél de PS gebruikt kan worden (cf. De Swart 1991):
Deze Franse taalfeiten kunnen ook in verband gebracht worden met wat gezegd is over de tijdsrelaties die door frekwentatieve en iteratieve zinnen tussen eventualiteiten gelegd kunnen worden. We hebben gezien dat met frekwentatieve zinnen (onder andere) posterioriteit en globale gelijktijdigheid kan worden worden uitgedrukt. Het is dus ook vanuit een temporeel perspectief niet verwonderlijk dat in frekwentieve zinnen zowel de PS als de IMP kunnen voorkomen, al naar gelang er sprake is van posterioriteit (41) of van globale gelijktijdigheid (42): | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
Er is ook een relatie te leggen tussen het feit dat iteratieve zinnen temporele inclusie kunnen uitdrukken en de observatie dat in het Frans de PS gebruikt wordt in een voorbeeld als (43):
Uit wat hierboven gezegd is moet niet worden afgeleid dat er een perfecte analogie bestaat tussen de besproken Nederlandse en Franse verschijnselen. Dat op het aspectuele vlak een uitdrukking van het type al + duurbepaling familie is van de IMP, en dat de betekenis van beide buiten de beschrijving van eventualiteiten valt, houdt niet automatisch in dat beide vormen zich op alle fronten identiek gedragen. Wat dit betreft kan men bijvoorbeeld signalen dat de IMP niet alleen gecombineerd kan worden met frekwentatieve states/activities, zoals we reeds gezien hebben, maar ook met niet-frekwentatieve pendanten ervan van het type accomplishment/achievement, cf. (44,a) en (44,b):
Die laatste mogelijkheid brengt men vaak in verband met het feit dat de IMP een aspectuele operator zou zijn die op een willekeurig Aktionsart-type kan werken (zoals een accomplishment/achievement) en dan altijd een state/activity oplevert (cf. Kamp en Rohrer 1983). Welnu, de combinatie met een accomplishment/achievement is niet mogelijk in het geval van een | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||
imperfectieve duurbepaling als al + duurbepaling of de Franse pendant ervan (depuis 2 ans + duurbepaling):
Hier is vooral de inacceptabiliteit van de Franse zin interessant, omdat hier twee aspectueel identieke vormen samen in de zin voorkomen. Waarom is de zin dan niet goed? Men zou geneigd kunnen zijn het antwoord op deze vraag in verband te brengen met het feit dat van eventualiteiten die een ‘natuurlijk begin en einde’ hebben (achievements/accomplishments) niet de lengte, of een deel ervan, gespecificeerd kan worden (cf. Vendler 1967, Dowty 1986). Dat zou de inacceptabiliteit van een Nederlandse zin als (45,a) verklaren. Maar (45,b) zou een probleem blijven vormen, althans, als we aannemen dat de IMP van een willekeurig type Aktionsart een state/activity ‘maakt’ (zie boven). Er is dan in (45,b) namelijk niet sprake van de specificatie door depuis 3 heures ‘al 3 uur’ van (een deel van) de temporele lengte van een achievement/accomplishment: depuis 3 heures zou (een deel van) de lengte van een state/activity geven. We zouden natuurlijk kunnen stellen dat een tijdsvorm als de IMP pas ‘geïnterpreteerd wordt’ nadat alle interpretatieve operaties zijn verricht. Voor een zin als (45,b) zou dan de volgorde zijn als in (46):
De IMP zou dus werken op een niet-geoorloofde combinatie (duurbepaling + accomplishment/achievement), hetgeen de inacceptabiliteit van (45,b) zou verklaren. Merk op dat we in een geval als (44,b) (hoofdzin) gewoon zouden hebben:
Hier is er geen sprake van dat de IMP op een ongeoorloofde combinatie werkt: (44,b) is goed. Deze verklaring van de inacceptabiliteit van (45,b) (en van het verschil tussen (45,b) (niet goed) en (44,b) (goed) heeft echter een ad hoc karakter, omdat er geen externe motivatie lijkt te zijn voor de bewering dat tijdsbepalingen eerder geïnterpreteerd moeten worden dan (bepaalde) tijdsvormen. Een alternatieve behandeling van het probleem zou gebaseerd kunnen zijn op de stelling dat de IMP géén aspectuele operator is, in tegenstelling tot wat vaak wordt gezegd. Weliswaar gedragen nonstates/ | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
non-activities in de IMP zich in sommige opzichten zich als states/ activities, maar dat wil nog niet zeggen dat ze daar geheel mee geassocieerd moeten wordenGa naar eind25.. Als ze bijvoorbeeld gecombineerd worden met bepalingen als toujours (in de betekenis van ‘nog steeds’), ne... plus ‘niet meer’, etc., dan wordt er in een voorkeurslezing een herhaling van de eventualiteit verondersteld:
Dit is niet het geval bij ‘echte’ states/activities:
Voor een IMP-zin als die gegeven in (45,b) zou dan gewoon gelden dat er sprake is van een imperfectief gepresenteerde accomplishment/achievement, niet van een state/activity. De inacceptabiliteit van (45,b) zou dan simpel volgen uit het reeds vermelde feit dat accomplishments/achievements niet gecombineerd kunnen worden met duurbepalingen. Het laatste woord over de materie is hiermee natuurlijk niet gezegd. Bepaalde restricties met betrekking tot de lengte van dit artikel staan me echter niet toe om hier verder op de problematiek in te gaan. Bij een andere gelegenheid zal erop teruggekomen moeten worden. | |||||||||||||||||||||||||||
7 Concluderende opmerkingenIn het voorgaande hebben we gezien dat het verschil tussen frekwentie en iteratie te beschrijven is in termen van het niveau waarop gekwantificeerd wordt. Bij frekwentie gebeurt dit op een of ander onderliggend niveau, zodat de betekenis van frekwentatieve uitdrukkingen iets is dat behoort tot de beschrijving van eventualiteiten. Dit is niet het geval bij iteratie: iteratie is kwantificatie op zinsniveau. Dit verschil verklaart een aantal interessante aspectuele en temporele eigenschappen en gedragingen van frekwentatieve | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
en iteratieve zinnen. Frekwentatieve zinnen kunnen zowel met imperfectieve als met perfectieve uitdrukkingen gecombineerd worden. Maar in iteratieve zinnen kunnen alleen perfectieve uitdrukkingen voorkomen. Op het temporele vlak onderscheiden beide typen zinnen zich door het feit dat frekwentatieve zinnen globale gelijktijdigheid kunnen uitdrukken, maar niet temporele inclusie, terwijl de situatie bij iteratieve zinnen andersom is. Er is aangetoond dat deze aspectuele en temporele feiten corresponderen met wat gezegd kan worden over het voorkomen van de PS en de IMP in een taal als het Frans. Beide tijden kunnen voorkomen in frekwentatieve zinnen, maar in iteratieve zinnen kan alleen de PS gebruikt worden, niet de IMP. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||
Verwijzingen
Adres auteur:
Romaanse Talen en Culturen, RuG Postbus 716 9700 AS Groningen |
|