Tabu. Jaargang 27
(1997)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
1. De afgevraagde zinGa naar voetnoot*Op vragenlijst D41 (1966) is de volgende vertaalopdracht aan onze informanten gegeven: Wilt U ook de volgende zinnen in hun geheel vertalen en vooral van de rangtel-woorden (eerste, tweede, enz.) de vorm opgeven die in deze zinnen gebruikt zou worden? Ik heb deze zin gebruikt om restricties op het gebruik van KOMEN als hulpwerkwoord in kaart te brengen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
2. De kaartenIn de bovengenoemde vertaalzin uit het ABN selecteert KOMEN een onbepaalde wijs zonder TE. Kaart 1 is nu een verzamelkaart van kaarten 2 en 5, en geeft weer waar de informanten vandaan komen die een dergelijk gebruik van KOMEN vermeden hebben door zinnen van de volgende types te gebruiken (zie ook de appendix voor de aard van het informantenbestand):
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
In (1a) neemt KOMEN een constructie die minimaal TE, meestal OM TE bevat. In (1b) is een vertaling gemaakt waarin het hulpwerkwoord KOMEN niet meer voorkomt. Het type (1a) is apart gekarteerd op kaart 2. Kaart 2 is op zijn beurt een verzamelkaart van kaarten 3 en 4 en kaart 5 van kaarten 6 en 7:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Het volgende schema relateert de gekozen classificatie van antwoorden aan de kaarten die ermee corresponderen:
Exclusieve opties staan recht onder elkaar gegeven. Links-rechts ordening geeft het deelverzamelingsverband weer. | ||||||||||||||||||||||||||||||
3. De constructieIn het ABN kan KOMEN niet alleen als hulpwerkwoord bij een onbepaalde wijs (V-Raising complement in generatieve terminologie) gebruikt worden maar ook als hoofdwerkwoord bij een OM-TE constructie:
Deze twee zinnen liggen qua betekenis dicht bij elkaar. Het verschil is dat in de (b)-zin komen nog echt de betekenis heeft van ‘zich erheen begeven’ terwijl in de (a)-zin de betekenis van komen een aspectuele is die niet gemakkelijk onder woorden te brengen is. Niettemin zal in de meeste situaties de vervanging van (a) door (b) of omgekeerd grammaticaal zijn, en waar dat niet helemaal zo gevoeld wordt zal er toch geen communicatief misverstand optreden. Vanuit het ABN perspectief is er dus sprake van een zekere optionaliteit. De (c)-zin is ongrammaticaal. Wanneer we nu zin (2) in het Standaard Fries vertalen, het officiële Fries dat tweede rijkstaal is in de provincie Friesland, liggen de feiten anders (zie Stienstra, De Vries en De Vries 1982:82-83):
De vraag is echter of deze feiten tot Friesland beperkt blijven. Kaart 1 maakt duidelijk dat dat niet het geval is. Zinnen als (2a) worden blijkens | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
kaart 1 niet alleen in Friesland vermeden maar tevens in Groningen en enigzins in aanliggend gebied. | ||||||||||||||||||||||||||||||
4. Interpretaties4.1. Interpretatie van de vermijdingsstrategieWaarom vermijdt men in het Noorden het gebruik van KOMEN als hulpwerkwoord bij een onbepaalde wijs? De reden is dat de restricties op KOMEN een dergelijk gebruik niet toelaten. Met andere woorden, mijn bewering is dat de informanten de constructie vermeden hebben omdat die ongrammaticaal is in hun dialect. Deze bewering wordt voor wat het Fries betreft gestaafd door wat uit de Friese taalkundige literatuur bekend is. Het ligt dus voor de hand dat voor de relevante informanten uit het aangrenzende Groningse, Drentse en Westfriese gebied de ABN constructie eveneens ongrammaticaal is in het dialect.Ga naar eind1 | ||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. Historische interpretatie van het kaartbeeldWe hebben dus een syntactische isoglosse gevonden die het Noorden afzondert van de rest van het land. Bij een historische interpretatie van het kaartbeeld moeten we geografische entiteiten uit het verleden zoeken die ermee correleren. Nu is het interessant om te weten dat er consensus is over het feit dat in Groningen ooit Fries is gesproken. Geschreven Fries wordt in Groningen geproduceerd tot aan het eind van de veertiende eeuw volgens de bekende historicus Huizinga (1914:30). Anders ligt de zaak bij Westfriesland: er zijn geen Oudfriese teksten uit Noordholland overgeleverd. Op basis van evidentie uit de naamkunde en geschiedenis wordt echter toch aangenomen dat ook daar Fries is gesproken in het verre verleden; voor dialectgeografische evidentie, zie Hoekstra (1993). Het op de kaarten getoonde gebied waar de afwijkende syntactische constructies voorkomen valt voor een groot deel samen met het gebied waarvan het vrij zeker is dat er in een ver verleden Fries is gesproken. Voeg daarbij het gegeven dat syntactische eigenaardigheden bij taalcontact of dialect-contact overgedragen worden op de nieuwe taal, dan hoeft het ons niet te verbazen dat een dergelijk frisisme zelfs in onze tijd nog kan worden aangetroffen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. Taaltheoretische interpretatieHet gebruik van KOMEN en het gebruik van TE zijn in de oorspronkelijke noordelijke dialecten anders dan in de rest van het land. De relevante | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
selectierestricties variëren blijkbaar. Volgens de jongste generatieve theoriën is alle taalvariatie (i) lexicaal en (ii) gedefinieerd in termen van de aanwezigheid van kenmerken die groepsvorming van categorieën afdwingen. In het onderhavige geval zou de observatie als volgt in het minimalisme vertaald kunnen worden: KOMEN ontbeert in de noordelijke dialecten het kenmerk dat groepsvorming van infinitieven afdwingt. Niettemin moet er aan dit puur vormelijke proces ook een semantische kant zitten. Als KOMEN in het ABN V-Raising heeft ondergaan is zijn betekenis op een moeilijk onder woorden te brengen manier afgezwakt, minder letterlijk en meer aspectueel. Een en ander zou leiden tot een visie waarin de betekenis van een werkwoord niet atomistisch is: de betekenis van een werkwoord bestaat uit meerdere elementen. De vraag is dan welke betekeniscomponent KOMEN in de noordelijke dialecten wel heeft, maar in het ABN niet, een vraag die ik eenvoudigweg niet kan beantwoorden, aangezien mij niet de relevante semantische testen en theorie bekend zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||
4.4. DialectindelingsinterpretatieHet gebied waarin de ABN-constructie vermeden wordt bestaat uit Friesland en Groningen (bien étonné de se trouver ensemble), en in mindere mate Drente en West-Friesland. Noch de indeling van Daan & Blok (1969) noch de indeling van Van Ginneken (1913) deelt Friesland en Groningen bij elkaar in.Ga naar eind2 Het hier gevonden kaartbeeld staat dus haaks op de aldaar gemaakte indelingen. Laten we met voornoemde auteurs niet vergeten dat een dialectindeling slechts een abstractie uit een beperkte verzameling gegevens is, en dat er altijd gegevens zijn die niet onder die abstractie vallen maar die wel bestaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||
5. Boekhouding5.1. GetallenWe hebben 920 antwoorden uit Nederland en Vlaanderen hebben we een antwoord gekregen. Daarvan bestonden 812 uit het ABN-type verspreid over het hele land, maar dunner gezaaid in het Noorden. In 108 antwoorden werd deze constructie vermeden (kaart 1). De getallen voor de overige kaarten zijn als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. De antwoorden ingeschat qua betrouwbaarheidBij vragen aan informanten kunnen vervormingen in het totale datapatroon optreden die twee kanten uit gaan. Enerzijds kunnen informanten door hypercorrectie bepaalde dialectvarianten kiezen omdat die als authentieker worden gevoeld. Dat zal leiden tot meer dialectvormen dan in werkelijk spraakgebruik het geval is. Anderzijds kunnen informanten interferentie ondergaan van de taal waarin de vraag gesteld is (ABN), ofwel leenvertaling. Dat zal leiden tot minder dialectvormen dan in het werkelijke spraakgebruik het geval is. We hebben hier nu te maken met een syntactisch verschijnsel. Actief bewustzijn van syntactische constructies is, zoals welbekend, bij de taalgebruiker zeer gering (behalve als de taalgebruiker een syntacticus is). De kans op hypercorrectie (meer dialectvormen dan gewettigd) is dus gering, terwijl de kans op leenvertaling uit het ABN bij het vertalen levensgroot is. Daarnaast is het zo dat het aangegeven doel van de vraag het rangtelwoord was; de aandacht van de informant was dus in elk geval afgeleid van de rol van KOMEN. | ||||||||||||||||||||||||||||||
6. Interessante antwoordenEr is één informant die twee varianten van een nomenincorporatie gebruikt heeft (mijn interpunctie):
Deze informant zag zich genoodzaakt van de vertaling twee zinnen te maken. De reden hiervoor is dat het nauwelijks mogelijk is in het Fries het rangtelwoord te incorporeren:
De informant was dus door de grammatica van nomenincorporatie wel gedwongen om er twee zinnen van te maken. Deze interessante eenmalige variant is niet gekarteerd. Het is een interessante vluchtweg om de ongrammaticale ABN-constructie te vermijden. Het voorkomen van nomenincorporatie is in kaart gebracht door Gerritsen (1991: kaart 40), en het daar vertoonde kaartbeeld is grotendeels identiek met dat van kaart 1. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Appendix: achtergrondinformatie over het informantenbestand, de vragenlijsten en de gegevensbewerkingInformantenbestandHet informantenbestand kan gebruikt worden om een representatief overzicht te krijgen van afwijkingen van de Nederlandse standaardtaal voor wat betreft de verschijnselen die op de vragenlijsten zijn afgevraagd. Het aldus verkregen taalmateriaal is natuurlijk niet representatief voor het taalgebruik van Nederlanders in het algemeen. Het aantal informanten fluctueert momenteel rond de 500, maar in | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
de begintijd van het instituut waren het er meer dan 1000. In het verleden was het informantenbestand groter. Onder de informanten bevinden zich meer ouderen dan jongeren. De informanten wonen over het algemeen eerder op het platteland dan in de stad. Uit het feit dat ze als informant voor hun regionale taal- en cultuurgedrag willen optreden mag men veilig concluderen dat ze zich meer dan gemiddeld bij regionale taal en cultuur betrokken voelen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
VragenlijstenVanaf 1931 zijn er elk jaar één of meer vragenlijsten aan de informanten uitgezonden. De bedoeling van elke vraag is het verzamelen van gegevens omtrent de afwijkingen van de Nederlandse standaardtaal op één of meer van de volgende gebieden: lexicologie, fonologie, fonetiek, morfologie, syntaxis, semantiek, taalsociologie, sociolinguistiek en volkskunde (nog afgezien dus van de vragenlijsten van de afdeling Volkskunde). Indien we per vragenlijst 50 vragen als gemiddelde nemen en per jaar gemiddeld 750 informanten rekenen dan beschikken we over: 50 antwoorden X 70 lijsten X 750 informanten = (afgerond) twee en een half miloen antwoorden in de vorm van woorden, zinnen of stukken tekst. Van deze antwoorden is slechts een klein deel gedigitaliseerd. De vragen zelf alsmede registers erop bestaan in gedigitaliseerde vorm maar zijn nog niet openbaar gemaakt. Verzoeken van wetenschappers om informatie worden echter doorgaans gehonoreerd. | ||||||||||||||||||||||||||||||
GegevensbewerkingRuwe taaldata, bijvoorbeeld vertalingen van een voorbeeldzin, worden door de onderzoeker geclassificeerd. De meest geschikte classificatie voor een bepaald doel kan pas gevonden worden als men de variatie in de ant-woorden kent. De classificatie waarmee men begint is dus normaliter anders dan de classificatie waarmee men eindigt. De taaldata zijn intrinsiek van belang voor taalkundig onderzoek, want op basis van de geclassificeerde taaldata kan men taalkundige hypothesen falsifiëren. De variatie in het Nederlandse taalgebied kan helpen meer te zeggen over microparametrische variatie. Relateert men de taaldata aan de woonplaats van de informant dan kan men taalkaarten tekenen en dialectgeografie beoefenen. Relateert men de taaldata aan sociologische informantgegevens (leeftijd, sexe, opleiding, enzovoorts) dan kan men sociolinguistiek beoefenen.
Adres auteur:
P.J. Meertensinstituut KNAW Keizersgracht 569-571 1017 DR Amsterdam e-mail: Eric.Hoekstra@pjmi.knaw.nl |
|