Tabu. Jaargang 27
(1997)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De fonologische frase in een model voor spraakproductie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 De fonologische frase als planningsdomeinHet tegenwoordig veel gebruikte model van Levelt (1989), dat de verschillende stappen van de spraakproductie representeert, bouwt onder andere voort op het productiemodel van Garrett (1982, 1984). Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen het functionele niveau van grammaticale codering, met als output de syntactische oppervlaktestructuur, en het positionele niveau van fonologische codering. Op dit laatste niveau vindt het ophalen of opbouwen van een fonetisch of articulatorisch plan voor elk lemma en voor de uiting als geheel plaats (Levelt 1989), wat bekend staat als fonologische codering. De output van het functionele niveau dient als input voor het positionele niveau. De functionele en positionele niveaus zijn in het model van Levelt, hieronder gekopiëerd, gerepresenteerd in de Formulator, respectievelijk als de component voor grammaticale codering en de component voor fonologische codering. Dit artikel zal zich wat betreft het model beperken tot wat zich afspeelt binnen de Formulator. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levelt (1989: 9): ‘A blueprint for the speaker’
In het hier gepresenteerde model van Levelt is feedback tussen de verschillende componenten tot een minimum beperkt: ‘Each component is exclusively provided with its characteristic input: the Grammatical Encoder with preverbal messages, which are conceptual structures; the Phonological Encoder with surface structures, which are syntactic entities; the Articulator with internal speech, which consists of phonetic representations; and so forth. The functioning of these processors is affected minimally, or not at all, by other input.’ (Levelt 1989: 15-6) Hoewel het ontbreken van feedback het uitgangspunt is, bestaat er echter wel een zekere vorm van feedback van de fonologische codeerder naar de grammaticale codeerder. ‘A minimal interpretation of this feedback is that it consists of revising a syntactic frame when trouble arises at the (next) level of phonological encoding’ (Levelt 1989: 283). Uit door Levelt aangehaalde experimenten wordt duidelijk dat proefpersonen vaak de syntactische structuur van een zin aanpassen als in die zin een woord voorkomt waarvan de vorm, dus de fonologische informatie, relatief moeilijk toegankelijk is, zodat ze hun kansen vergroten om toch nog op het juiste woord | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te komen. Gemakkelijk toegankelijke woordvormen krijgen grammaticaal vaak een prominentere positie in de zin. De enige rol die de feedbackpijl in het model toebedeeld krijgt is bij deze syntactische aanpassingen naar aanleiding van fonologische vorm. Het aannemen van bepaalde structuren en aparte componenten in veel psycholinguïstische modellen voor taalproductie wordt regelmatig gemotiveerd door versprekingen in normaal taalgebruik. Garrett (1984) geeft de volgende voorbeelden:
In het geval dat twee gehele woorden van plaats verwisselen, gaat het meestal om woorden met dezelfde grammaticale rol in twee aparte frasen, als in (1a). Deze verspreking is ontstaan op het functionele niveau, ofwel in de grammaticale codeerder. Deze heeft slechts toegang tot de lemma's in het lexicon (de semantische, syntactische en morfologische informatie). Klankverwisselingen, als in (1b), ontstaan in het model op het positionele niveau, in de fonologische codeerder (met toegang tot de fonologische woordvorm-informatie) en plegen niet over de frasegrens heen te gaan. Uit dergelijke versprekingen kan opgemaakt worden dat op het functionele niveau meerdere (syntactische) frasen tegelijkertijd worden gepland, terwijl op het positionele niveau per frase gepland wordt. Garrett (1982, 1984) wijst er al op dat het op de verschillende niveaus ook waarschijnlijk om verschillende soorten frasen gaat. Op het positionele niveau hebben we dan te maken met de fonologische frase. Zo geldt deze eenheid in de psycholinguïstiek als het domein van fonologische codering. In het licht van bovenstaand citaat van Levelt (1989), over de karakteristieke input van de verschillende componenten, ligt het voor de hand de syntactische oppervlaktestructuur, de output van de component ‘boven’ de fonologische codeerder, van invloed te laten zijn op de vorming en structuur van de fonologische frasen. Daarover later meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De fonologische frase als prosodisch domeinIn de fonologie geldt de fonologische frase als eenheid in de prosodische hiërarchie, waar het een domein is van bepaalde fonologische processen. De koppeling die nu mogelijk is tussen de psycholinguïstische taalproductiemodellen en de toch vaak wat abstracte en onzichtbare taalkunde is bijzonder aantrekkelijk. De fonoloog kan nu verder te gaan dan de pure beschrijving van processen en data in regels en abstracte representaties. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
psycholinguïst vindt een bron van concrete data en grondige taalkundige beschrijvingen, die kunnen helpen de modellen voor taalproductie te perfectioneren. Een aantal eenheden, woorden, in een geplande uiting wordt (vrijwel) tegelijkertijd fonologisch gecodeerd en krijgt zo zijn klankkarakteristieken. Dat betekent dat deze groep woorden onderling een sterke band heeft, sterker dan die met woorden buiten de groep. Het gevolg is dat er processen kunnen plaatsvinden tussen de adjacente klanken van de lotgenoten, die begrensd worden door het begin en het einde van de woordgroep. Laten we deze een fonologische frase noemen. Hoewel ik deze koppeling in principe toejuich, zal uit het onderstaande blijken dat er toch nog hordes te nemen zijn en dat het belangrijk blijft om gedetailleerd naar de verschillende data, modellen en analyses te kijken als we theorieën met soms geheel afwijkende uitgangspunten (en doelen!) willen integreren. Ik zal één en ander illustreren aan de hand van twee fonologische processen die te maken lijken te hebben met het domein fonologische frase, Liaison in het Frans, en Raddoppiamento Sintattico (RS) in het Italiaans. Vervolgens zal ik kort de observaties die betreffende deze twee processen gemaakt zijn vergelijken met gangbare ideeën over fonologische frasering in de psycholinguïstiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 LiaisonHet Franse proces Liaison voorkomt hiatus en verbetert lettergreepstructuur. De universeel minst gemarkeerde lettergreep bevat een onsetconsonant. In les copains wordt de onderstreepte /s/ niet uitgesproken, maar wel in les amis. In het laatste geval vindt Liaison plaats tussen de coda /s/ van les en de nucleus /a/, de eerste lettergreep van a.mis, hetgeen een CV structuur oplevert. De onderliggende consonant /s/ krijgt de mogelijkheid de onsetloze eerste lettergreep van amis te openen, waar dat bij copains niet nodig is. Data komen uit Katamba (1988) en Kaisse (1985).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals te zien is in de voorbeelden onder (3), is het niet zo dat de ‘stomme consonant’ in alle gevallen wel wordt geproduceerd voor een klinker in het volgende woord, zoals dat het geval is in (2). Blijkbaar spelen er nog andere relaties die de woorden met elkaar hebben een rol. In (4) bij voorbeeld, wordt het al dan niet voorkomen van Liaison bepaald door de scope van très. In deze zin wordt /s/ uitgesproken als het onderwerp van de zin bescheiden is en zeer intelligent, maar niet als hij zowel zeer intelligent als zeer bescheiden is. Na de korte bespreking van RS zal ik, mede aan de hand van dat proces, dieper ingaan op verschillende analyses van Liaison. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Raddoppiamento SintatticoEen korte, geaccentueerde klinker aan het eind van een woord is niet welgevormd in bepaalde posities binnen de Italiaanse zin. Dit wordt opgelost door geminaatvorming (verlenging) van de daaropvolgende consonant, waardoor deze ambisyllabisch wordt en de voorgaande lettergreep kan afsluiten (Nespor & Vogel 1986). Helsloot (1995) suggereert dat het proces werkt om de ‘afstand’ tussen twee adjacente accenten te vergroten. De data in (5) en (6) komen van Helsloot (1995).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Net als bij het Franse Liaison, echter, werkt het proces niet in alle gevallen waar het zou kunnen optreden. De adjacentie van de klanken wordt bepaald door de grootte en de grenzen van het domein waarbinnen het proces plaatsvindt.
Ook vinden we op het voorkomen van RS een invloed van scope die vergelijkbaar is met wat we vonden bij Liaison in voorbeeld (4). Voorbeeld (7) is van Kaisse (1985).
RS vindt plaats in betekenis (7a), waar rossa het complement is van acqua, maar niet in (7b), waar het broca (d'acqua) complementeert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Verschillende analysesIn de fonologie is het nodig om het domein te definiëren buiten de zichtbare data om. De data zijn namelijk een gevolg van een bepaalde structuur en de manier waarop die opgebouwd wordt, of gedefinieerd, en niet andersom. Als we ervan uitgaan dat fonologische processen begrensd worden door fonologische domeinen en we er in dit geval voor kiezen dit domein de fonologische frase te noemen, moet de definitie of afleiding van dit domein dus de juiste grenzen aangeven waarbinnen de processen Liaison en RS kunnen voorkomen. Deze kunnen uiteraard slechts met zekerheid bepaald worden op basis van de data, maar waar de data geen rechtstreekse uitkomst bieden moet de theorie dit doen. De gevormde theorie, op haar beurt, is gebaseerd op wel voorhanden zijnde data. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Nespor & Vogel (1986)Hoewel de prosodie ook in de presentatie van Nespor en Vogel (1986) een autonoom gebied is, met eigen regels en processen, leiden zij de fonologische frase af van de syntactische structuur van de uiting, volgens een definitie die ik hieronder heb geparafraseerd: We bekijken de structuur van rechts naar links (bij rechtsrecursieve talen). De frase wordt gedefinieerd door het eerste lexicale hoofd, met alle andere elementen aan de non-recursieve kant van dat hoofd, tot het volgende lexicale hoofd dat geen deel uitmaakt van de maximale projectie van het eerste hoofd. (naar Nespor & Vogel 1986: 168) Een fonologische frase heeft één hoofd. Dit hoofd wordt altijd gevormd door een inhoudswoord, of lexicaal hoofd. Functiewoorden kunnen niet het hoofd vormen van een fonologische frase en krijgen derhalve ook nooit frase-accent. In (8) is te zien hoe twee Italiaanse zinnen volgens deze definitie opgedeeld kunnen worden in fonologische frasen, waarvan de grenzen inderdaad op de juiste plaats het voorkomen van RS blokkeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In sommige talen, zoals het Italiaans, bestaat tevens een herstructureringsregel. Volgens deze regel worden niet-vertakkende frasen verbonden met de voorgaande frase als ze daarvan het complement vormen, als in (9).
Aldus komt de fonologische frasegrens te liggen op de plek waar Nespor & Vogel hem hebben willen. Levelt volgt in zijn uitleg van de fonologische frase grotendeels de analyse van Nespor & Vogel, maar vertaalt de definitie als volgt: ‘The first phonological phrase of a sentence begins where the sentence begins and ends right after the first lexical head of an NP, a VP, or an AP. The next phonological phrase begins just there and ends after the next such lexical head, and so recursively; any remaining “tail” after the last lexical head is added to the last phonological phrase.’ (Levelt 1989: 303) In Levelt's taalproductiemodel is het belangrijk dat de opbouw van de uiting tijdens de spraakproductie incrementeel gebeurt, dus van links naar rechts, zonder, of met erg weinig, lookahead (Levelt 1989, Wheeldon & Levelt 1995). Zo kan een bepaalde processor beginnen te werken op de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog incomplete output van de vorige processor. Dit moet onder andere de vloeiendheid van onze spraak verklaren. Merk op dat Nespor en Vogel's afleiding van rechts naar links werkt in de rechtsrecursieve talen die hier behandeld worden. Als we de definitie van Levelt volgen, komen we voor voorbeeld (8a) op dezelfde indeling uit als Nespor & Vogel, maar niet bij voorbeeld (8b). De AdjP piccoli is weliswaar complement van N cobra, maar van die AdjP is het adjectief piccoli wel degelijk het lexicale hoofd, waarna dus een frasegrens behoort te verschijnen volgens Levelt's definitie. In dit geval is dit lastig te controleren, daar er in het Italiaans geen adjectieven te vinden zijn die eindigen op een korte, geaccentueerde klinker en er dus toch geen RS plaats had kunnen vinden, maar het zal duidelijk zijn dat de analyses wezenlijk van elkaar verschillen door omkering van de richting waarin de geplande oppervlaktestructuur ‘gescand’ wordt. De reden hiervoor is te vinden in een belangrijk onderscheid tussen syntactische structuur en fonologische structuur. Syntactische structuur is recursief.Ga naar eind2. Het is mogelijk een syntactische frase binnen een andere frase te hebben, als in de grote man ([Det [A]AP N]NP), terwijl dat in fonologische structuur niet kan, en zeker niet hoort te kunnen in de incrementele productie van Levelt, waarin de fonologische frasen één voor één, na elkaar, fonologisch gecodeerd en tijdelijk opgeslagen worden, tot de volgende frase eraan komt. Nespor en Vogel lossen dit probleem in hun definitie op, maar Levelt niet. Ook de analyse van Nespor en Vogel kent echter problemen, die duidelijker worden als we kijken naar enkele andere taalkundige analyses van de fonologische frase en de processen die daarin kunnen plaatsvinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Kaisse (1985)Kaisse (1985) schaft het prosodische domein eigenlijk af en laat de data rechtstreeks volgen uit de syntactische structuur. Prosodie is in haar analyse geen autonoom gedeelte van de grammatica, zoals syntaxis dat is. De fonologische woordvormen worden direct in de oppervlaktestructuur gevoegd en de syntactische relaties tussen de constituenten bepalen direct de fonologische relaties en processen: ‘[L]exical representations are inserted directly into the labeled bracketing that constitutes surface structure. This lexically interpreted surface structure is altered at most by the operation of simple cliticization that rebrackets some nonlexical items (such as auxili- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aries and pronouns); the surface structure then feeds directly into the postlexical (word-external) phonology.’ (Kaisse 1985: 5) Zo kan in het Frans Liaison alleen plaatsvinden als het tweede woord het eerste c-commandeert. Dit gebeurt wel in (10), maar niet in (11). In (10) wordt très ge-c-commandeerd door intelligent, terwijl dat in (11) niet het geval is. Voor het plaatsvinden van RS tussen twee woorden in het Italiaans moet het eerste woord het tweede woord c-commanderen. Dit is het geval in (12), doch niet in (13). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals te zien is, volgen de scope-verschijnselen in de data goed uit de regels van Kaisse (1985). De analyse van Nespor & Vogel (1986) kan deze verschijnselen niet aan, daar deze grotendeels gebaseerd is op het de tegenstelling tussen lexicale hoofden en functiewoorden, terwijl de zinnen daarin niet van elkaar verschillen. Zonder een relatie als c-command, of een andere manier om scope in de analyse te verwerken, zal het moeilijk zijn een ‘verklaring’ te vinden voor deze data. De betekenis van de hierboven gegeven voorbeeldzinnen brengt een bepaalde hiërarchische syntactische oppervlaktestructuur met zich mee. Deze structuur, op haar beurt, bepaalt het al dan niet voorkomen van Liaison of RS. Zo vindt de betekenis een ‘weg naar buiten’, van spreker naar luisteraar.Ga naar eind3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Niettemin levert de onwrikbaarheid van de hier gepresenteerde syntactische structuur en de direct daaruit volgende fonologische processen ook problemen op, omdat de regelmaat van de processen niet zo onwrikbaar blijkt te zijn. De laatste jaren is er zelfs zoveel kritiek gekomen op het op deze directe manier afleiden van prosodie uit syntactische oppervlaktestructuur (zie o.a. de bijdragen in Inkelas & Zec (1990), met name Selkirk en Shen (1990)), dat de hierboven gepresenteerde en goed werkende analyses soms vergeten worden. Syntactische structuur is wel degelijk een factor van invloed. Veel problemen die de analyse van Kaisse (1985) kent, hebben te maken met de syntactische structuur die men aanneemt, en zijn een direct gevolg van het boven geschetste verschil tussen syntactische en fonologische structuur. Zijn in het Italiaans bijvoorbeeld prehead complements maximale projecties, zoals over het algemeen verondersteld wordt, dan kunnen deze hun hoofd niet c-commanderen. Kaisse neemt dus aan dat ze geen maximale projecties zijn, terwijl het voor Liaison in het Frans wel nodig is om aan te nemen dat complementen maximale projecties zijn, anders zou er Liaison plaats moeten vinden in bijvoorbeeld un endroit obscur, hetgeen niet het geval is. Ook zou er volgens de analyse van Kaisse wel degelijk RS moeten plaatsvinden in voorbeeld (8a), tussen colibri en molto. Een ander geval is het niet voorkomen van Liaison tussen extrêmement / amusant, terwijl dit wel voorkomt in vraiment idiot. Geen van de voorgaande analyses, voornamelijk gebaseerd op syntactische structuur, kan voor dit voorbeeld, gegeven door Kaisse (1985), een verklaring geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 Helsloot (1995)En zo komen we inderdaad bij de laatste fonologische analyse die ik wil behandelen, van Helsloot (1995). In haar werk over fonologische frasering in het Italiaans baseert zij zich met name op de zogenaamde phonation break die de fonologische frasegrens zou markeren, zoals ook betoogd door bijvoorbeeld Selkirk (1986). Lijnrecht tegenover Kaisse stelt Helsloot dat de autonome fonologische module wel degelijk met eigen principes en parameters de fonologische frasering regelt. Een uitgangspunt van Helsloot is dat metrische structuur niet alleen accent bepaald, maar ook segmentele processen. Het moet hier dus gaan om dezelfde domeinen. In haar onderzoek liet Helsloot Italiaanse teksten oplezen en bepaalde op basis van fraseaccent, pauzes en in mindere mate RS de frase-grenzen. De daaruit volgende indeling werd vergeleken met een indeling volgens de definitie van Nespor en Vogel (1986). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kort geef ik hieronder een aantal voorbeelden van de verschillen tussen de frasering volgens Nespor en Vogel (NV) en de proef van Helsloot. Rechte haken ‘[...]φ’ geven fonologische frasegrenzen aan volgens de afleiding van Nespor en Vogel; Kromme haken ‘([...] [...]φ)’ markeren twee samengesmolten (geherstructureerde) frasen (zie (9)); een accolade ‘}’ geeft een sterkere pauze aan, die waarschijnlijk duidt op een intonatiefrasegrens, waar we ons hier echter verder niet mee bezig zullen houden; en op vetgedrukte klinkers valt het frase-accent, waarvan er maar één binnen een frase kan zijn.
Het blijkt dat de data van Helsloot, bestaande uit beoordelingen van gesproken taal (opgelezen poëzie), aanzienlijk afwijken van data die gebruikt voor en voorspeld werden door eerdere pogingen de fonologische frase te ‘vangen’. In (14a) lijkt, gezien de plaatsing van het frase-accent op chiare en de afwezigheid daarvan op notti, dat deze woorden inderdaad zijn geherstructureerd tot één fonologische frase, zoals Nespor en Vogel (1986) zouden voorspellen. Echter, ook erano en tutte lijken te zijn samengevoegd, misschien zelfs met un alba, wat tegen de NV-analyse in zou gaan. In (14b) vindt de herstructurering correct plaats tussen ed acque en misti. Voorbeeld (14c) laat de herstructurering zien van tremi (geen frase-accent) en di vita, terwijl dit volgens de NV-regels niet kan, daar de laatste een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vertakte frase is. In tegenstelling tot deze voorbeelden, vindt in (14d) en (14e) juist geen herstucturering plaats, waar dat volgens de NV-voorspelling wèl zou moeten gebeuren. Bij bestudering van deze schijnbare onregelmatigheden blijkt dat de lengte van de al dan niet te herstructureren elementen een grote rol speelt. Op basis van een groot aantal van dergelijke observaties stelt Helsloot (1995) dan ook een nieuwe analyse voor, met name gebaseerd op de metrische structuur van de uiting, waarin een grote rol is weggelegd voor een Default frase-vorm, die werkt als een templaat.
De vorming van fonologische frase, nu, werkt als volgt: ‘Firstly, a textual component distinguishes lexical words (N,V,A) from grammatical words (pronouns, determiners, prepositions, etc.) in terms of prosodic feature specification: only lexical words are prespecified by a prosodic word-head feature. Secondly, a templatic component provides a set of metrically wellformed phonological phrase forms defined in terms of prosodically featured positions. A Generator combines the textual prosodic features with the templatic prosodic features, producing as such a number of possible prosodic outputs. Ideally, all the textual and templatic features emerge in the output. In reality, either the former or the latter are frequently constrained to be modified. [...] The relative ranking of [...] constraints establishes whether a textual feature or a templatic feature must concede.’ (Helsloot 1995: 254) We zien dat het bepalende onderscheid tussen inhoudswoorden en functiewoorden, eerder behandeld bij Nespor en Vogel (1986) en Levelt (1989), bewaard is gebleven, maar dat daar bovenop de lengte van de elementen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dus lexicale vorm-informatie, een belangrijke invloed heeft op de verdere prosodische structuur. Als we het verschil tussen de op woordsoort gebaseerde frasering en de op woordvorm gebaseerde frasering benaderen in termen van herstructurering, dient hierbij aangetekend dat Helsloot werkt binnen Optimality Theory, waar de fraseringsregels en de herstructureringsregels tegelijkertijd van invloed zijn en samen een optimale output genereren. Dit dient echter meer gezien te worden als een manier waarop de processen en de daaruit volgende data beschreven worden. Optimality Theory werkt bijzonder goed om te beschrijven hoe verschillende factoren van invloed zijn op uiteindelijke oppervlaktevormen en -structuren (output) van taal. Het is echter niet nodig, en in mijn ogen zelfs niet wenselijk, om deze beschrijving een psycholinguïstische realiteit te geven, door te claimen dat de gehele output ook werkelijk in één keer bepaald wordt. Optimalisten verwachten over het algemeen ook niet dat de outputstructuur van een uiting in één keer, dus op één tijdsmoment, op één bepaald moment tijdens de planning en productie van spraak gegenereerd worden. Wat de koppeling tussen Optimality Theory en een taalproductiemodel als gepresenteerd door Levelt echter wel afdwingt, is dat er een vorm van feedback moet plaatsvinden tussen verschillende componenten met eigen constraints die blijkbaar een wederzijdse invloed op elkaar hebben. Op deze manier kunnen de mogelijke outputs met elkaar vergeleken worden om de optimale kandidaat te genereren. Uit Helsloot (1995) blijkt dat zij het liefst geheel af wil van de syntaxto-prosody mapping en dat zij in eerste instantie uitgaat van het verschil tussen lexicale en functiewoorden, gekoppeld aan een prosodisch templaat. In deze analyse blijven echter de scope-verschijnselen, (4) en (7), onverklaard. De effectiviteit in deze van de analyse van Kaisse (1985) duidt erop dat de syntactische oppervlaktestructuur wel degelijk van invloed is op de fonologische frasering en niet genegeerd mag worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Flexibele frasen en stricte modellenHet hierboven beschrevene is slechts een greep uit de nog immer voortdurende controverses over fonologische frasering en met name RS van de afgelopen jaren. Ten grondslag aan de vele discussies ligt het feit dat er een zekere mate van variabiliteit/optionaliteit in de frasering lijkt te bestaan, gekoppeld aan de verschillende factoren die blijkbaar van invloed zijn (vergelijk, onder vele anderen, Marsi & Coppen 1995). Ladd (1996) formuleert het als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘I believe that the problem arises from conflicting criteria when we attempt to reconcile clear phonetic and phonological definitions with independent ideas about prosodic structure and its relation to syntax [...]’ (Ladd 1996: 236) Echter, in een noot bij de bespreking van Nespor en Vogel (1986) en Selkirk (1986) gaat Ladd een stap verder, als hij lijkt te stellen dat het bestuderen van en theoretiseren over de correspondentie tussen syntactische en fonologische structuur een vrij nutteloze bezigheid is. ‘I take it as self-evident that it is important for prosodic domain types to have phonetically explicit definitions. However, I have found this point to be responsible for a certain amount of misunderstanding: several people with whom I have discussed these issues seem to assume that the various prosodic domain types are defined by descriptions of how syntactic structure is mapped onto prosodic structure - such as those of Nespor and Vogel 1986 or Selkirk 1986. (For example, they might say that a phonological phrase is defined as the head of a maximal projection and everything to its left). To my way of thinking, it makes no sense to treat accounts like Nespor and Vogel's or Selkirk's as definitions of phonological domains; rather, they are hypotheses about the correspondence between one type of independently definable structure and another. For example, we may want to define a phonological phrase as the domain whose DTE [(Designated Terminal Element)] bears a nuclear pitch accent, or as the stretch between two phrase tones, or in some other way, but the adequacy of the definition must be evaluated in the first instance on phonological and phonetic grounds. It is then an empirical matter whether Nespor and Vogel's account or Selkirk's account successfully predicts the correspondence between syntactic maximal projections and phonological phrases as independently defined. Unless the syntactic and the phonological structures are defined in their own terms, the whole exercise becomes purely circular.’ (Ladd 1996: 299n) Vanuit dit perspectief heeft Ladd gelijk, maar de kwestie wordt toch van groter belang als we aanhouden dat de psychologische realiteit van de fonologische frase ligt in haar functie als planningsdomein, zoals gesteld door Garrett (1984) en Levelt (1989). In hun modellen wordt de fonologische frase op zijn minst onder andere opgebouwd op basis van de output van het voorgaande (functionele) niveau. Recapitulerend kunnen we dus zeggen dat zowel (a) de syntactische oppervlaktestructuur als (b) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lengte van elementen in de uiting een rol spelen bij de vorming van de frase als fonologisch domein van processen. Om dit te representeren in het model van Levelt dient daarin iets te veranderen. Mijns inziens zijn er verschillende mogelijkheden.
Voor het bouwen van prosodische structuur op basis van syntactische oppervlaktestructuur is het waarschijnlijk nodig dat er toch een grotere vorm van lookahead mogelijk is in de incrementele productie (van links naar rechts) volgens het model van Levelt (1989). Op deze manier moet het onderscheid tussen de analyses van Nespor en Vogel (1986) en Levelt (1989), behandeld in paragraaf 4.2, opgeheven kunnen worden. Wat betreft mogelijkheden I en III moet gezegd worden dat de belangrijkste voorwaarde hiervoor, de scheiding tussen het prosodisch frame en de segmentele informatie van woorden, geheel onomstreden is (Wheeldon & Levelt 1995). In het model van Levelt (1989), echter, worden beide vormen van informatie (of beide informaties van vorm) pas beschikbaar op het niveau van de fonologische codeerder, wat voor de prosodische informatie, betreffende de lengte van woorden, dus te laat is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zal duidelijk zijn dat de mogelijkheden die ik hier geef niet verder gaan dan theoretische voorzetten, maar als we een goedwerkend model voor zinsproductie willen maken, zal het toch nodig zijn een manier te kiezen die de fonologische frasering zoals deze blijkbaar in gesproken taal plaatsvindt te verklaren, of althans te simuleren. Een vierde mogelijkheid, die wellicht ook in het rijtje thuishoort, is om de koppeling tussen het domein van fonologische processen en het psycholinguïstische planningsdomein geheel los te laten. Als deze twee domeinen niet gelijk, of sterk aan elkaar gerelateerd zijn, vecht dit artikel tegen windmolens. Als we geloven in een zekere mate van economie, regelmaat en eenheid in taal(structuren) is dit echter erg onwaarschijnlijk, om niet te zeggen onaantrekkelijk. Vooralsnog zie ik geen reden een dergelijk standpunt in te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 ConclusieIn dit korte artikel heb ik de volgende punten willen maken: (a) psycholinguïstiek en theoretische taalkunde, toch al een geforceerd onderscheid, doen er goed aan meer notie van elkaar te nemen; (b) de flexibiliteit van de fonologische frase en de invloed van zowel syntactische oppervlaktestructuur als metrische structuur op de constructie van deze eenheid, vormen vooralsnog een probleem voor de Formulator van Levelt (1989). Hiertoe heb ik een aantal fonologische analyses van het domein fonologische frase vergeleken met het psycholinguïstische coderingsdomein dat gaat onder dezelfde naam. Niet om te laten zien dat ze onverenigbaar zijn, maar om aan te geven met welke aspecten van frasering rekening gehouden moet worden bij de integratie van de fonologische component van Levelt en de theoretische fonologie. Vanuit psycholinguïstisch oogpunt is het voor de fonologie interessant om te kijken in hoeverre syntactische oppervlaktestructuur toch als basis dient voor de fonologische frasering. Fonologische data en analyses duiden op een grote invloed van woordlengte op de grootte van het fonologische coderingsdomein uit de psycholinguïstiek, wat een ‘kip-of-ei-probleem’ lijkt op te leveren. Rest de vraag in hoeverre overwegingen als de hierboven geschetste, waarbij ondanks de te overkomen verschillen een sterke koppeling bepleit wordt tussen fonologische en psycholinguïstische domeinen in taaltheorieën, bij de verdere uitwerking van modellen als die van Levelt, op zinsniveau, in acht gehouden zullen worden. Een serieuze ontwikkeling van taaltheorie in al haar facetten kan niet nalaten dit te blijven doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adres auteur:
Vakgroep Nederlands, RuG Oude Kijk in 't Jatstraat 26 9712 EG Groningen e-mail: denouden@let.rug.nl |
|