Tabu. Jaargang 26
(1996)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoeven
|
(1) | a. | Chomsky zegt het, dus het moet wel waar zijn |
b. | Hier moet je je auto parkeren |
In de formele literatuur over modaliteit wordt moeten dikwijls gerepresenteerd door het symbool □, informeel bekend als ‘doosje’. Als we het modale hulpwerkwoord opvatten als een zinsoperator dan kunnen we (1b) met de volgende pseudo-logische formule representeren.
(2) | □(hier je auto parkeren) |
Het Nederlands laat, net als de logica, verwoording van modale expressies als externe operator toe:
(3) | a. | Het is noodzakelijk dat je hier je auto parkeert |
b. | Je bent verplicht hier je auto te parkeren |
In de modaliteitsliteratuur wordt vaak onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten modaliteit (Von Wright 1951, Lyons 1977). Epistemische modaliteit heeft dan te maken met noodzakelijkheid op grond van de beschikbare kennis, alethische modaliteit met noodzakelijkheid strictu sensu, en deontische modaliteit met verplichting. Er zijn ongeveer net zo veel definities van deze begrippen als er onderzoekers op dit gebied actief zijn (Palmer 1986); het heeft geen zin daar in dit kader aandacht aan te besteden. Er zijn ook wel fijnere en/of andere onderscheidingen voorgesteld, zoals tussen subjectieve en epistemische modaliteit; ook deze subtiliteiten blijven buiten beschouwing. In elk geval is het hulpwerkwoord moeten ambigu of vaag tussen een aantal verschillende modaliteiten. De parafrases van moeten als externe operator in (3) blijken deze ambiguïteit of vaagheid evenwel te missen, of in ieder geval in aanzienlijk minder sterke mate te vertonen: het is noodzakelijk heeft een sterke voorkeur voor een epistemische of aletische lezing, terwijl je bent verplicht onmiskenbaar deontisch van aard is.
Als we de ontkenning van zin (1b) trachten te construeren, dan kunnen we in het algemeen moeten niet gebruiken. We zijn gedwongen een keuze te maken
tussen twee andere hulpwerkwoorden, kunnen en mogen (op hoeven kom ik straks terug).
(4) | a. | Je mag hier je auto niet parkeren |
b. | Je kunt hier je auto niet parkeren |
Ik beschouw de zinnen met mogen en je bent verplicht als deontisch, en zo ook de lezing van de moeten-zin waarvan het de ontkenning is. De zinnen met kunnen en het is noodzakelijk hebben in mijn visie een sterke voorkeur voor een niet-deontische interpretatie. In het vervolg zal ik die zinnen kortweg niet-deontisch noemen, net als de corresponderende lezing van zin (1b).
Er is een lange traditie die poogt het verschil tussen deontische en andere modale hulpwerkwoorden, of tussen de verschillende lezingen van modalen, te verklaren in structurele termen. Volgens een nog steeds min of meer populaire analyse, die teruggaat op Jackendoff (1972), correspondeert de ene lezing met een raising-constructie en de andere met een controle-constructie. Ik zal u niet vermoeien met de details van dit voorstel, noch met de (aanzienlijke) kritiek die erop gekomen is. Ook analyses als die van Brennan (1993) van epistemische modalen als operatoren op het zins- of propositieniveau en van andere soorten modalen als VP-operatoren kunnen in dit stuk onbesproken blijven. Wel dient opgemerkt te worden dat de implicatie van dit soort analyses is dat aan de op het oog gelijkvormige zinnen (4a) en (4b) radicaal verschillende structuren ten grondslag zouden moeten liggen, en dat alle zinnen met moeten - een werkwoord dat immers vaag of ambigu is tussen verschillende modale lezingen - corresponderen met twee (of meer) verschillende structuren of twee (of meer) verschillende semantieken.Ga naar eind2.
Het verschil tussen moeten enerzijds en mogen/kunnen anderzijds wordt wel beschreven in termen van sterk en zwak. Dit is het gemakkelijkst duidelijk te maken met een voorbeeld. De volgende twee zinnen zijn respectievelijk de zwakke en de sterke variant van een en dezelfde deontische uitspraak.Ga naar eind3.
(5) | a. | Je mag hier je auto parkeren |
b. | Je moet hier je auto parkeren |
En ook van een en dezelfde niet-deontische uitspraak zijn zwakke en sterke varianten mogelijk, getuige het contrast in (6).
(6) | a. | Je kunt hier je auto parkeren |
b. | Je moet hier je auto parkeren |
De zwakke modale operator wordt, ongeacht zijn al dan niet deontische gedaante, dikwijls formeel gerepresenteerd als ◊, een symbool dat om voor de hand liggende redenen informeel wel bekend staat als ‘wybertje’. Vatten we het modale hulpwerkwoord weer op als een zinsoperator, dan is (7) een elementaire pseudo-logische representatie van de zinnen (5a) en (6a).
(7) | ◊(hier je auto parkeren) |
Ook de zwakke modale operator kunnen we extern laten zijn in een Nederlandse parafrase. In het deontische geval kunnen we dan kiezen voor het is toegestaan, in andere gevallen voor het is mogelijk.
(8) | a. | Het is toegestaan hier je auto te parkeren |
b. | Het is mogelijk hier je auto te parkeren |
Eerder noteerden we dat mogen en kunnen kunnen verschijnen als moeten ontkend moet worden. Dat is waar, maar het behoeft enige nuancering, die ten nauwste samenhangt met het onderlinge bereik van de modale operator en de negatie. Merk op dat als we de zwakke modalen parafraseren met behulp van een externe modale operator, de ontkenning ook extern wordt.
(9) | a. | Je mag hier je auto niet parkeren |
b. | Je hebt geen toestemming je auto hier te parkeren | |
c. | Je kunt hier je auto niet parkeren | |
d. | Het is niet mogelijk hier je auto te parkeren |
De betekenis-equivalentie tussen (9a) en (9b) enerzijds, en die tussen (9c) en (9d) anderzijds, laat geen andere conclusie toe dan dat de zwakke modaal zich in deze zinnen in het bereik van de ontkenning bevindt. (10) is dan ook de representatie voor alle zinnen in (9).
(10) | ⁓ ◊(hier je auto parkeren) |
Het Nederlands bezit evenwel ook de mogelijkheid hetzelfde verbod en dezelfde onmogelijkheid uit te drukken met moeten met een ontkenning. Maar in dat geval heeft bij normale intonatie de modaal bereik over de ontkenning: doosje negatie is de ongemarkeerde volgorde, en niet negatie doosje.
(11) | a. | Je moet hier je auto niet parkeren |
b. | □⁓ (hier je auto parkeren) |
Dat (11b) de juiste interpretatie is van (11a) is duidelijk af te lezen aan het feit dat de negatie niet meeverhuist als we het modale hulpwerkwoord vervangen door een parafraserende constructie.
(12) | Het is noodzakelijk dat je je auto niet hier parkeert |
Nu is het bekend uit de modale logica dat alle zinnen met een sterke modale operator te herschrijven zijn met behulp van de zwakke modaal plus negatie, terwijl ook alle zinnen met een zwakke modale operator te herschrijven zijn met behulp van de sterke modaal plus negatie. Specifieker zijn de equivalenties in (13) geldig.
(13) | a. | □(x) = ⁓ ◊ ⁓(x) |
b. | ⁓□(x) = ◊⁓(x) | |
c. | □⁓(x) = ⁓◊(x) | |
d. | ⁓□⁓(x) = ◊(x) |
Gegeven de geldigheid van deze equivalenties is het niet verrassend dat een ontkende mogelijkheid of ontkende toestemming kan worden gebruikt om een negatieve verplichting uit te drukken. De volgende twee zinnen zijn bij voorbeeld waarheidsfunctioneel equivalent.
(14) | a. | Het is niet mogelijk hier je auto te parkeren |
b. | Het is noodzakelijk je auto niet hier te parkeren |
Ter zijde merk ik hier op dat ook andere modale equivalenties uit de tabel in (13) in het Nederlands geenszins ongebruikelijk zijn. Een voorbeeld is de ontkenning van de mogelijkheid van iets negatiefs om een verplichting uit te drukken (Van der Wouden: 1994, sectie 2.4). De zin in (15a), die waarheidsfunctioneel equivalent is aan (15b), illustreert dit (de hoofdletters suggereren nadruk).
(15) | a. | We kunnen niet NIEMAND uitnodigen voor ons trouwfeest |
b. | We moeten toch minstens een PAAR mensen uitnodigen voor ons trouwfeest |
Anderzijds hebben in litotes-constructies zoals gedemonstreerd in (16a) beide ontkenningen bereik over de modale operator. Volgens de regels van de klassieke logica heffen de ontkenningen elkaar op; de zin is dan ook waarheidsfunctioneel equivalent aan de zin zonder ontkenningen in (16b). Pragmatische mechanismen zorgen evenwel voor verschillen in gebruiksmogelijkheden en betekenisnuances (waarover veel meer in Van der Wouden 1996).
(16) | a. | Het is niet onmogelijk dat ik op je trouwfeest kom |
b. | Het is mogelijk dat ik op je trouwfeest kom |
Het overzicht in (17) geeft de tot nu toe besproken middelen om de verschillende modale betekenissen uit te drukken die de sprekers van het Nederlands ter beschikking staan; haakjes symboliseren het bereik.
(17) | |
□ | moeten, verplicht, het is noodzakelijk... |
◇ | kunnen, mogelijk zijn; mogen, toestemming hebben |
⁓◇ = □⁓ | niet (mogen), niet (kunnen), moeten (niet), noodzakelijk (niet) |
⁓□ = ⁓◇ | ??? |
De vraag is nu natuurlijk wat er op de plek van de vraagtekens in de cel rechtsonder moet komen te staan, met andere woorden, hoe we de externe negatie van moeten kunnen uitdrukken. In het Nederlands zijn daarvoor verschillende opties. Een van die opties is het ontkennen van een perifrastische uitdrukking van modaliteit.
(18) | a. | Het is niet noodzakelijk je auto hier te parkeren |
b. | Je bent niet verplicht je auto hier te parkeren |
Hetzelfde doel kan ook bereikt worden met moeten plus een ontkenning - maar dan zijn er sterke intonationele middelen nodigGa naar eind4. - of met mogen of kunnen plus een ontkenning - maar ook dan hebben we contrast-accent nodig.
(19) | a. | Je MOET je auto hier niet parkeren |
b. | Je mag ook je auto hier NIET parkeren | |
c. | Je kunt ook je auto hier NIET parkeren |
Maar, en dat zal nauwelijks verbazing wekken, de meest voor de hand liggende manier om het ontbreken van noodzaak of verplichting uit te drukken is, gebruik te maken van het hulpwerkwoord hoeven.Ga naar eind5.
(20) | Je hoeft je auto hier niet te parkeren |
Voor de volledigheid merk ik hier op dat hoeven, net als moeten, geen onderscheid maakt tussen de verschillende soorten modaliteit: zin (20) kan als parafrase van zowel (19b) als (19c) fungeren.Ga naar eind6.
In de rest van deze bijdrage concentreer ik me op het werkwoord hoeven. Eerst ga ik in op de distributie ervan -we vinden het alleen in negatieve omgevingen - vervolgens laat ik zien dat hoeven niet uniek is, ik bespreek de syntactische status - is het een hulpwerkwoord? - en tenslotte ga ik kort in op de geschiedenis van het woord.
2. Hoeven, negatief-polaire uitdrukking
Hoeven is een negatief-polaire uitdrukking (NPU), net als bijvoorbeeld kunnen verkroppen, zier, en voor de poes. Negatief-polaire uitdrukkingen komen alleen in negatieve omgevingen voor: als iedere vorm van negatie ontbreekt, zijn hoeven en de andere NPU's ongrammaticaal (Geerts e.a. 1984: 896-897).
(21) | a. | Je hoeft je auto *(niet) hier te parkeren |
b. | Ik kan het *(niet) verkroppen dat Ons Eibernest alweer verloren heeft | |
c. | Ik geen *(g)een zier om voetbal | |
d. | John de Wolff is *(niet) voor de poes |
Over de vraag wat negatieve omgevingen zijn, zijn al vele boeken volgeschreven, waaronder twee van mijn hand (Van der Wouden 1994, 1997). Ik volsta hier met een zo uitputtend mogelijke opsomming van de omgevingen waarin we hoeven aantreffen. Niet iedereen zal het eens zijn met alle oordelen (m.n. de comparatieven, de voordat-zinnen en de vragen blijken gevoelig te liggen); anderzijds zijn er voor elk van de zinstypen (22-33) wel moedertaalsprekers te vinden die hem accepteren.
(22) | Negatie | |
Hij hoeft zijn auto niet te parkeren | ||
(23) | Negatieve kwantoren | |
a. | Je hoeft je nergens voor te schamen | |
b. | Vandaag hoeft niemand af te wassen | |
c. | De leraar hoeft het huiswerk van geen van de kinderen na te kijken | |
(24) | Negatie op afstand | |
Er is niets waar je je druk over hoeft te maken | ||
(25) | Zwakke ontkenningen | |
a. | Ik hoef nauwelijks te trappen op mijn lichtlopende Gazelle | |
b. | In deze klas hoef je zelden strafwerk te geven | |
c. | Je hoeft er hoogstens drie keer in te roeren | |
d. | Ik hoeft alleen een keertje zo te doen | |
e. | Je hoeft vandaag pas om elf uur thuis te zijn | |
(26) | De restrictie van universele kwantoren | |
Alles wat we hoeven te weten staat in dit boek | ||
(27) | Comparatieven | |
Hij rijdt harder dan hij hoeft | ||
(28) | Superlatieven | |
Dit is de zwaarste doos die we hoeven te verplaatsen | ||
(29) | Voordat-zinnen | |
Ik heb nog een uur voordat ik weg hoef | ||
(30) | Vragen | |
Ik vraag me af of dat wel zo nodig hoeft | ||
(31) | Affectieve predikaten | |
a. | Ik ontken dat je dat formulier hoeft in te vullen | |
b. | Het is onwaarschijnlijk dat je dat hoeft te doen |
(32) | Vergelijkingen met te | |
De koningin is te belangrijk om haar paspoort te hoeven laten zien | ||
(33) | Zonder-zinnen | |
a. | Je kon daar naar binnen gaan zonder dat je hoefde te kloppen | |
b. | Je kon daar naar binnen gaan zonder te hoeven kloppen |
Net als andere zwakke negatief-polaire uitdrukkingen (zie voor deze notie Zwarts 1981) komt hoeven in vrijwel alle monotoon dalende omgevingen (Ladusaw 1979) voor. Een opvallende uitzondering is de voorwaardelijke bijzin, waarin hoeven aanleiding geeft tot ongrammaticaliteit (Van der Wouden 1997-:152vv).Ga naar eind7. Het monotoon dalende karakter van deze omgeving is weliswaar moeilijk te bewijzen, maar het is een onmiskenbaar feit dat negatief-polaire uitdrukkingen van het type ook maar iets, die in het algemeen strengere eisen aan hun omgeving stellen, er wel in voorkomen.
(34) | a. | Als je ook maar iets te doen hebt mag je geen tv kijken |
b. | *Als je huiswerk hoeft te maken mag je geen tv kijken |
Waarom hoeven niet in deze omgeving voorkomt - en voor veel sprekers ook niet in bijzinnen ingeleid door voordat of in vragen - is onbekend.
3. Hoeven in andere talen
In het Nederlands is hoeven een van de opvallendste en meest frequente negatief-polaire uitdrukkingen. Het is ook (samen met meer) de NPU die kinderen het eerst verwerven (Van der Wal 1996). In een taal als het Engels ligt dat heel anders: daar is het onbepaalde voornaamwoord any de opvallendste, vermoedelijk de eerst verworven, en zeker de meest bestudeerde negatief-polaire uitdrukking. Dat betekent evenwel niet dat hoeven uniek is. Het Engelse (onverbogen) need (zonder to) (Duffley 1994), het Duitse brauchen (vooral zonder zu) (Østkjær Jensen 1987), het Griekse chriazete, het Finse tarvita (Kangasniemi 1992, De Haan 1994) en het Chinese yong (Chao 1968, Edmondson 1983) betekenen allemaal hetzelfde als hoeven. Al deze werkwoorden worden gebruikt om in negatieve contexten de sterke modaliteiten uit te drukken, en al deze werkwoorden komen hoofdzakelijk in negatieve contexten voor.
(35) | Engels | |
a. | He needn't come | |
b. | *He need come | |
(36) | Grieks | |
a. | Dhen nomizo oti chriazete na ime paron | |
Niet ik-denk dat het-hoeft dat ik-ware aanwezig | ||
‘Ik denk niet dat ik aanwezig hoef te zijn’ |
b. | *Nomizo oti chriazete na ime paron | |
Ik-denk dat het-hoeft dat ik-ware aanwezig | ||
(37) | Fins | |
a. | Pitääkö näistä kuitti? | |
pitää-3SG-Q deze-ELA recept-maken? | ||
Moet ik daar een recept voor schrijven? | ||
b. | Ei tartte. | |
Ne-3SG tarvita-NEG | ||
Nee, dat hoeft niet |
De distributie van deze tegenhangers van hoeven lijkt verbazend veel op die van ons werkwoord, maar ruimte en tijd ontbreken om dat uitgebreid te demonstreren (zie Van der Wouden 1996a, 1996b). We volstaan met een paar voorbeelden.
(38) | Engels, Duits: zwakke negatie | |
a. | Diese Pflanze braucht erst/*schon in 2-5 Jahre geteilt werden | |
b. | This plant need only be divided in 2-5 years | |
‘Deze plant hoeft pas na 2 tot 5 jaar gedeeld te worden’ | ||
(39) | Chinees: alleen | |
Women zhi yong kan 20 ye | ||
we alleen YONG lezen 20 pagina | ||
‘We hoeven maar 20 pagina's te lezen’ | ||
(40) | Grieks: comparatief | |
Dhoulevi perisotero apoti chriazete | ||
werk-3SG meer dan het-hoeft | ||
‘Hij werkt harder dan hoeft’ |
Uit de verspreiding van etymologisch ongerelateerde hoeven-achtige woorden met hoeven-achtig gedrag over niet aan het Nederlands verwante talen leid ik af dat de hoeven-betekenis blijkbaar een vermogen tot ontwikkeling van NPU-gedrag met zich meebrengt (zie ook Vander Auwera 1996). Met andere woorden, de opvatting van De Mey (1990: 134) dat het negatief-polaire gedrag van hoeven slechts ‘a lexical freak’ zou zijn, is onhoudbaar.
4. Hoeven, hulpwerkwoord?
Laten we nu enige aandacht besteden aan de categoriale status van hoeven. Het lijdt geen twijfel dat het een werkwoord is, maar is het ook een hulpwerkwoord, zoals de ANS (Geerts e.a. 1984) wil? Heine (1993) laat zien hoe moeilijk het is om tot een bruikbare cross-linguïstische definitie van de categorie hulpwerkwoord of ‘auxiliary’ te komen. Het is evenwel zonneklaar dat de meeste hulpwerkwoorden in een min of meer ver verleden hoofdwerkwoord geweest zijn, en
dat sommige lexicale elementen verder in de ontwikkeling van hoofdwerkwoord naar hulp-werkwoord zijn dan andere. Met andere woorden, sommige elementen zijn hulpwerk-woorderiger dan andere. De ‘echte’ modale hulpwerkwoorden, zoals moeten, kunnen, mogen en willen, zijn in het Nederlands en in verwante Germaanse talen geheel onregelmatig: ze hebben geen t in de derde persoon enkelvoud, en de vorm van hun verleden tijden is onvoorspelbaar.
(41) | a. | Ik moet, jij moet, hij moet; ik moest; ik heb gemoeten |
b. | Ik kan, jij kunt/kan, hij kan; ik kon; ik heb gekund | |
c. | Ik mag, jij mag, hij mag; ik mocht; ik heb gemogen | |
d. | Ik wil, jij wil/wilt, hij wil; ik wou/wilde; ik heb gewild |
Historisch is deze stand van zaken verklaarbaar uit het feit dat de huidige presensvormen oorspronkelijk verleden tijden waren.
Hoeven is anders dan deze werkwoorden in die zin, dat het regelmatig is, op een sterk voltooid deelwoord na.
(42) | Ik hoef, jij hoeft, hij hoeft; ik hoefde; ik heb gehoeven |
Ook syntactisch is er verschil tussen hoeven en wat ik maar ‘echte’ modale hulpwerkwoorden zal blijven noemen: moeten, kunnen, mogen en willen nemen een kaal infinitiefcomplement, hoeven echter neemt, net als behoren, proberen, trachten, dienen en dergelijke werkwoorden, meestal een te-complement.
(43) | a. | Hij moet/kunt/mag/wil hier zijn auto (*te) parkeren |
b. | Hij behoort/tracht/hoeft/dient zijn auto hier niet *(te) parkeren |
Er zijn een paar gevallen waarin het complement van hoeven geen te hoeft te bevatten, zoals IPP-constructies.
(44) | a. | Het valt best mee met die weeën, dus je had me niet uit bed hoeven (te) bellen |
b. | Je schijnt voor die studie niet veel te hoeven kunnen | |
c. | En ze wisten ook dat ze onder de les rustig mocht zitten lezen en niet hoefde opletten. (Roald Dahl, Mathilda) |
Het is mijn indruk dat hoeven het weglaten van te hier wat gemakkelijker toelaat dan bijvoorbeeld trachten of behoren.
(45) | a. | De regels verbieden het, dus je had niet behoren *(te) komen |
b. | Ik heb je nog trachten *(te) bellen, maar je was er niet |
Het Engelse need heeft, in zijn gebruik als modaal hulpwerkwoord, al eeuwen geleden de s van de derde persoon enkelvoud verloren, en komt doorgaans zonder voegwoord to. Ook vertoont het zogenaamde subject-aux-inversie en het heeft met negatie en in vragen geen hulp nodig van do. Dit is alles in schrille
tegenstelling tot het hoofdwerkwoord need dat wel verbogen wordt, to-complementen neemt, en ook buiten negatieve omgevingen te vinden is.
(46) | a. | *He need come |
b. | He needs to come | |
c. | He need not come | |
d. | *He needs not to come | |
e. | *He doesn't need come | |
f. | He doesn't need to come | |
g. | Need we say more? | |
h. | *Need we to say more? |
Het verlies van s en to wordt meestal gezien als het resultaat van analogiewerking: modaal need past zich aan in morfologische vorm en syntactisch gedrag aan de ‘echte modalen’ als can, must en may, die ook geen s, geen to en geen do vertonen (OED VI, 71, Visser 1969: III, 1423-31).
(47) | a. | He must come |
b. | He can't come | |
c. | May we come in? |
Ook het Duitse brauchen is bezig zich aan te passen aan het paradigma van de ‘echte’ modale werkwoorden. Eeuwen van normatieve taalkunde
(48) | Wer brauchen ohne zu gebraucht, braucht brauchen überhaupt nicht zu gebrauchen |
heeft deze ontwikkeling niet kunnen stuiten. De grote Duden (1972: 146-8) keurt gebruik van brauchen zonder zu tegenwoordig goed, zeker als het niet gaat om de ‘gepflegten Schriftsprache’.
Morfologisch vertoont brauchen ook neiging tot aanpassing, door de t van de derde persoon enkelvoud te verliezen, wederom analoog aan de ‘echte’ modale hulpwerkwoorden.
(49) | Sie brauch nicht kommen |
Deze vorm wordt evenwel (nog) als te veel spreektaal en intolerabel beschouwd (l.c.). Bovendien, maar daar ga ik hier verder niet op in, heeft modaal brauchen tegenwoordig een conjunctiefvorm met een Umlaut (bräuchste), ook conform dergelijke vormen bij de echte modalen.
Ten slotte hebben ook het Griekse chriazete en het Finse tarvita zich aangepast aan de andere leden van de modale systemen waarbinnen ze zijn gaan functioneren. Chriazete vormt, net als de andere modale hulpwerkwoorden, een onpersoonlijke constructie met een complement in de conjunctief (al is de precieze status van de Griekse conjunctief omstreden, zie Thieroff 1995: 16-20),
en tarvita combineert net als de andere Finse modalen met de eerste infinitief, hoewel het een Germaans leenwoord is (Kangasniemi 1992: 356).
Vergeleken met soortgelijke hulpwerkwoorden in andere talen lijkt ons Nederlandse hoeven, in elk geval waar het de morfologische en syntactische aanpassing aan de andere modale hulpwerkwoorden betreft, dus een beetje achter te lopen. Het feit dat hoeven soms zonder te voorkomt zou kunnen worden opgevat als een eerste stapje op weg naar een vergelijkbare grammaticalisering.
In dit kader dienen we ook nog enige aandacht te besteden aan de verhouding tussen hoeven en behoeven. Volgens het WNT (VI, 823-34) is hoeven een ‘gewone bijvorm’ van behoeven. Als we uit die uitspraak zouden willen afleiden dat een vorm van behoeven altijd zonder problemen kan worden vervangen door een vorm van hoeven dan liggen de falsificaties voor het oprapen, met name in niet-negatieve omgevingen.
(50) | a. | Dat behoeft nader onderzoek |
b. | *Dat hoeft nader onderzoek |
Anderzijds zijn er zelfs negatieve omgevingen waarin we behoeven veel gemakkelijker gebruiken dan de kortere variant.
(51) | a. | Dat behoeft geen verdere toelichting |
b. | *Dat hoeft geen verdere toelichting |
Bovendien kunnen we hoeven ook niet zomaar altijd vervangen door behoeven.
(52) | a. | Machteld hoeft geen handje van sinterklaas |
b. | *Machteld behoeft geen handje van sinterklaas |
Behoeven behoort tegenwoordig tot een veel formeler register dan hoeven. Er is wel gesuggereerd (Vor der Hake 1932-33) dat het verschil tussen hoeven en behoeven hierin ligt dat hoeven een hulpwerkwoord is en behoeven een hoofdwerkwoord, en dat het hulpwerkwoord de kortere vorm heeft naar analogie met de ‘echte’ modale hulpwerkwoorden, die immers zonder uitzondering bisyllabisch zijn. Een extra argument voor deze opvatting zou te vinden zijn in het Duitse brauchen, dat in zijn modale gebruik eveneens bisyllabisch is, in contrast met het hoofdwerkwoord gebrauchen.
De vraag is evenwel, wederom, wat het is dat bepaalt of iets een hulpwerkwoord of een hoofdwerkwoord is. Behoeven gedraagt zich syntactisch niet anders dan hoeven: beide werkwoorden verlangen een te-complement,Ga naar eind8. net als dienen en het vergelijkbare doublet horen - behoren.Ga naar eind9.
Ook semantisch is er geen enkel verschil tussen hoeven en behoeven: beide werkwoorden betekenen ‘nodig hebben’, ‘nodig zijn’ of ‘moeten’. En als argument tegen de parallel met brauchen valt aan te voeren dat het Deens een cognaat hulpwerkwoord behøve kent dat negatief-polair is (Østkjær Jensen 1987)
en toch een prefix heeft - en dat terwijl de ‘echte’ modalen ook in het Deens bisyllabisch zijn: måtte, wille enz.
Onze conclusie kan derhalve geen andere zijn, dan dat de scheiding tussen hoeven en behoeven inderdaad te maken zou kunnen hebben met analogie met de ‘echte’ modale hulpwerkwoorden, of daardoor gestimuleerd zou kunnen zijn, maar dat de correlatie zeker niet dwingend is.
5. Hoeven, waarom?
Uit typologisch en taalvergelijkend onderzoek (Horn 1989, de Haan 1994, Palmer 1995) weten we dat veel talen het niet toelaten om de betekenis ⁓□ uit te drukken door het normale werkwoord voor ‘moeten’ te ontkennen. In talen als het Nederlands (van Nederland) levert ontkend moeten in het ongemarkeerde geval de betekenis □⁓ op, in andere talen is de combinatie altijd ongrammaticaal - al zijn er ook talen waarin de combinatie ambigu is, zoals het Nederlands van België. Als niet moeten onbruikbaar is voor de betekenis ⁓□, dan kunnen talen verschillende strategieën hanteren om die betekenis toch uit te drukken. Eén zo'n strategie maakt gebruik van een van de standaardequivalenties uit de modale logica (13) en drukt het ontbreken van verplichting of noodzaak tot het verrichten van een bepaalde handeling uit als de mogelijkheid of de vrijheid tot het nalaten van dat handelen. ‘Je bent niet verplicht dat te doen’ wordt dan uitgedrukt als ‘je hebt de vrijheid dat niet te doen’, ⁓□ wordt uitgedrukt als ◊⁓.
Een andere strategie is, in negatieve contexten gebruik te maken van een zogenaamde suppletie-vorm, een heel ander werkwoord of constructie-type dan het normale werkwoord voor ‘moeten’. Het Nederlandse gebruik van hoeven in negatieve contexten is een voorbeeld van deze strategie.
De vraag is evenwel, waarom de ⁓□-combinatie relatief impopulair is. Mijn suggestie is de volgende. Met Horn (1972, 1989) neem ik aan dat de impopulariteit van ⁓□ terug te voeren is op een algemener verschijnsel, namelijk het feit dat universele kwantoren moeilijk of niet in het bereik van negatie voorkomen. Het Nederlands is relatief gemakkelijk in dit opzicht: er zijn weinig problemen met de complexe kwantoren niet alle en niet iedereen. In het Frans zijn dergelijke combinaties echter uitgesloten (*pas tout le monde, *pas chacun), en hetzelfde geldt in vele andere talen. Ook is er volgens Horn (1972) en Barwise en Cooper (1981) geen taal ter wereld die kwantoren als *nalles of *nalle bezit, gelexicaliseerde uitdrukkingen die respectievelijk ‘niet alles’ en ‘niet alle’ zouden moeten betekenen, terwijl we wel overal ter wereld tegenhangers van alle/iedereen, een/iemand, en (iets minder wijd verbreid, vergelijk Kahrel 1996) geen/niemand aantreffen. Gegeven nu dat we ‘noodzakelijk’ kunnen analyseren als ‘waar in alle mogelijke werelden’, met andere woorden, dat de ‘moeten’-betekenis een universele kwantor bevat, is het dan ook niet opzienbarend dat de niet moeten-betekenis dikwijls vermeden of vervangen wordt.
Ten slotte dient nog vermeld te worden dat het nauwelijks verbazing hoeft te wekken dat het een lexicaal werkwoord met de betekenis ‘behoeven, nodig zijn, nodig hebben’ is dat de plaats van moeten inneemt in negatieve contexten:
de betekenissen zijn immers ten nauwste verwant. Het zou pas echt bijzonder zijn als een werkwoord met een volkomen andere betekenis (‘slapen’, ‘maken’, ‘geven’?) deze functie zou vervullen.
6. Hoeven, geschiedenis
In de tijd van Vondel was de in de vorige paragraaf beschreven taakverdeling tussen hoeven en behoeven nog niet voltooid, en werden de twee werkwoorden, meer dan nu het geval is, door elkaar gebruikt. Het zou kunnen zijn dat de metrische structuur van de volgende verzen uit Lucifer van 1654 een factor is die de keuze tussen hoeven en behoeven bepaalt: onderzoek zou dat moeten uitwijzen.
(53) | Lucifer 1654 | |
a. | 379 De last van Gabriël leit klaer: dat woort behoeft | |
380 Geen Cherubynetong om ons den zin t' ontvouwen. | ||
381 Men hoefde Apollion naer d' onderste landouwen | ||
382 Niet af te vaerdigen, om nader ga te slaen | ||
383 Wat Adam al bezit, zoo laegh beneên de maen: | ||
b. | 399... wat hoeft men klaerder blijck | |
400 Dat Godt de menschen wil verheffen, ons verneêren; | ||
401 Wy zyn ter dienstbaerheit, de menschen tot regeeren | ||
402 Geboren. |
In andere drama's van dezelfde auteur uit ongeveer dezelfde tijd, zoals David in Ballingschap van 1660, vinden we geen behoeven maar enkel vormen van hoeven. Dat is evengoed een stuk met een bijbels thema, dus het is onduidelijk wat het is dat dit verschil dan wel bepaalt.
(54) | David in Ballingschap 1660 | |
a. | 50 Hy hoeft ons aenschijn, oock by midnacht, niet te schroomen, | |
51 Maer spreecke ons aen, gelijck voorheene, vranck en vry. | ||
b. | 57 Vrymoedigh, als by daegh. gy hoeft geensins te zwichten. | |
c. | 790 Te Hebron. hy hoeft tijt. men slaet zoo ras niet voort. | |
d. | 1359 Nu hoeftge uw water op te trecken, | |
1360 Te stoppen uwe glaze kruick, | ||
1361 Op dat de koning, stil, ter sluick, | ||
1362 Uw kil doorwaede, en zich magh decken | ||
1363 In een woestijne voor zijn kint, | ||
1364 Van hem zoo vaderlijck bemint. |
In de laatste twee gevallen zouden wij tegenwoordig alleen het werkwoord behoeven kunnen gebruiken.
Volgens het MNW (III, 488) komt hoeven van heffen, net zoals besoeven afgeleid is van beseffen. In de periode die dit woordenboek bestrijkt lijkt de
korte vorm hoeven nog niet of nauwelijks voor te komen. Wat we wel aantreffen is een gecontraheerde vorm boeven die inmiddels weer uitgestorven is. De voorbeelden van het MNW (I, 748-50) geven hoegenaamd geen blijk van een voorkeur voor negatieve contexten.
(55) | a. | Ootmoedich ende goedertieren sijn allen menschen, die ons behoeven |
b. | Die riddere metter mouwen behoeft te hebben groet geval | |
c. | Het behoeft, dat ic dat wel hebben geproeft | |
d. | also alset enen ridder behoevet | |
e. | onse en behoeft te lettene meer |
Het negatief-polaire karakter van hoeven komt waarschijnlijk op in de zeventiende eeuw. Het komt in de plaats van durven (verleden tijd dorst) dat (in negatieve contexten) dezelfde betekenis heeft (WNT X, 3671-73).
(56) | a. | Ghy durft niet dencken dat ick met hem mors Ghelijck are [=andere] Waerdinnen doen |
b. | Soo groen, datje een heelen somer voor geen verdorren sorghen durft |
Een soortgelijke ontwikkeling heeft in het Engels plaatsgevonden: daar kwam negatief-polair need in de plaats van de werkwoorden thurfan en mister, die een vergelijkbare distributie en betekenis hadden (Visser 1969, III, 1423-24).
Ter zijde kan nog opgemerkt worden dat modale betekenissen in het algemeen tamelijk instabiel kunnen zijn. Niet alleen treedt vaak grammaticalisering op, verschuiving van meer lexicale betekenis naar meer functionele (bijvoorbeeld het Engelse will dat van wens naar toekomst verbleekt, en shall dat verschuift van verplichting naar toekomst), ook de posities binnen een en hetzelfde modale vierkant blijken niet voor eens en altijd vast te liggen.Ga naar eind10. Een voorbeeld kan dit wellicht verduidelijken. In de oudste voorkomens van moeten kan dat werkwoord ‘mogen’ betekenen (MNW IV, 1826-29, Bech 1951).
(57) | Inne moet van onsen Here |
Ik-niet moet van onze heer | |
‘Ik mag niet van onze Heer’ |
De betekenis van moeten is in de loop van de tijd verschoven van zwak (‘mogen’) naar sterk (‘moeten’), naar alle waarschijnlijkheid het eerst in negatieve omgevingen (Bech 1951). Een ontkende mogelijkheid of toestemming kan immers gemakkelijk geherinterpreteerd worden als een verplichting tot nalaten: van ⁓ ◊(x) naar □⁓(x) volgens een van de modaal-logische equivalenties uit (13).
Een soortgelijke betekenisontwikkeling, maar nu in omgekeerde richting, zien we volgens Bech (1951) bij het Duitse dürfen, dat oorspronkelijk ‘moeten’ betekend moet hebben, maar tegenwoordig de betekenis ‘mogen’ uitdrukt. Dürfen ontwikkelde zich tot negatief-polaire uitdrukking, en de combinatie van sterke modaal plus negatie, met de voorkeurslezing □⁓(x), werd geherinterpreteerd als negatie plus zwakke modaal ⁓◊(x).
7. Hoeven, besluit
In deze bijdrage heb ik de aandacht willen vestigen op een klasse negatief-polaire uitdrukkingen die in de literatuur tot op heden veel minder aandacht heeft gekregen dan sommige andere, zoals indefinieten à la any en ooit en schaaleinde-uitdrukkingen als een zier geven om en lift a finger.
Deze klasse van polariteitsgevoelige hulpwerkwoorden is des te interessanter omdat ze een nieuw licht werpt op bepaalde generalisaties omtrent negatief-polaire uitdrukkingen. Niet zelden immers treft men de claim aan dat alle negatief-polaire uitdrukkingen uiteindelijk onderliggend een existentiële kwantor zijn of bevatten (zie bijv. Jackson 1995): denk aan any, de open klasse geen bal, geen zak, geen klote, geen donder, geen flikker, geen reet, geen zier, geen haar op mijn hoofd, geen rooie rotcent, enzovoort.
Deze hypothese wordt al gefalsifieerd door negatief-polaire uitdrukkingen als for all the tea in China en met zeven paarden, die besproken worden door Von Bergen en Von Bergen (1993: 155-57).
(58) | a. | I wouldn't do it for all the tea in China |
b. | Je krijgt hem nog niet met zeven paarden zijn bed uit |
De relatieve zeldzaamheid van dit soort uitdrukkingen en hun hoge mate van idiomaticiteit heeft bij niet weinig onderzoekers - voor zover ze al van hun bestaan op de hoogte zijn - de opvatting doen postvatten dat ze gevoegelijk als onbelangrijk buiten beschouwing gelaten konden worden. Negatief-polaire werkwoorden van het type hoeven blijken evenwel niet zeldzaam te zijn. Deze hulpwerkwoorden correleren eveneens veeleer met een universele kwantor dan met een existentiële. Het heeft er alle schijn van dat deze hoeven-betekenis het vermogen met zich meedraagt, polariteitsgevoeligheid te weeg te brengen. Merk op dat er wel meer woordbetekenissen zijn die de mogelijkheid van negatiefpolair gedrag creëren: veel talen (maar niet het Nederlands) hebben onbepaalde voornaamwoorden die in betekenis en gedrag lijken op het Engelse any (Haspelmath: 1997), en ook woorden die ‘ooit’ betekenen zijn dikwijls negatief-polair. En we vinden bij hoeven-achtige werkwoorden ook een zelfde instabiliteit in betekenis en gedrag als bij negatief-polaire uitdrukkingen van het type any en ooit: in de tijd van een paar eeuwen - of soms zelfs korter, zoals ooit laat zien (Hoeksema 1994).
Op grond van de verbazend uniforme distributie van verschillende soorten negatief-polaire uitdrukkingen kan men toch niet anders concluderen dan dat er een uniform mechanisme aan veel negatief-polair gedrag ten grondslag ligt. En op grond van de hoeven-feiten en de betekenis van dat hulpwerkwoord kan dat uniforme mechanisme geen onderliggende existentiële kwantificatie zijn.
Bibliografie
Barbiers, Sjef, 1996. Complementen van modale werkwoorden. Nederlandse taalkunde 1, 135-154. |
Barwise, Jon en Robin Cooper, 1981. Generalized quantifiers and natural language. Linguistics and Philosophy 4, 159-219. |
Bech, Gunnar, 1951. Grundzüge der semantischen Entwicklungsgeschichte der hochdeutschen Modalverba. København: Kongelige Danske videnskabernes selskab (Historisk-filologiske meddelelser, 32, 6). |
Bolinger, Dwight, 1980. Wanna and the gradience of auxiliaries. In Gunter Brettschneider en Christian Lehmann (red.): Wege zur Universalienforschung: Sprachwissenschaftliche Beiträge zum 60. Geburtstag von Hansjakob Seiler, 292-299. Tübingen, Gunter Narr. |
Brennan, Virginia, 1993. Root and epistemic modal auxiliary verbs in English. Dissertatie University of Massachusetts at Amherst. |
Chao, Yuen Ren, 1968. A grammar of spoken Chinese. Berkeley: University of California Press. |
Duden, Zweifelsfälle der deutschen Sprache: Wörterbuch der sprachlichen Hauptschwierigkeiten, 1972. Deel 9 van Der Grosse Duden. Mannheim: Bibliographisches Institut. 2., neu bearb. u. erw. Aufl. |
Duffley, Patrick, 1994. Need and dare: the black sheep of the modal family. Lingua 94, 213-243. |
Edmondson, Jerry A., 1983. Polarized Auxiliaries. In F. Heny and B. Richard (red.): Linguistic categories: Auxiliaries and related puzzles, 49-68. Dordrecht: Reidel. |
Geerts, G., W. Haeseryn, J. de Rooy en M.C. van den Toorn (red.), 1984. Algemene Nederlandse spraakkunst. Groningen: Wolters-Noordhoff. |
Grice, Paul, 1989. Studies in the ways of words. Cambridge: Harvard University Press. |
de Haan, Ferdinand, 1994. The interaction of negation and modality: A typological study. Dissertatie University of Southern California. |
vor der Hake, J.A., 1932-33. Behoeven en hoeven. Onze taaltuin 1, 82-84. |
Haspelmath, Martin, 1997. Indefinite pronouns. Oxford: Clarendon Press. |
Heine, Bernd, 1993. Auxiliaries. Cognitive forces and grammaticalization. Oxford: Oxford University Press. |
Hoeksema, Jack, 1994. Once upon a time in Dutch: the story of OOIT. Ms. Groningen. |
Horn, Laurence, 1972. On the semantic properties of logical operators in English. Dissertatie UCLA.
1989. A natural history of negation. Chicago: University of Chicago Press. |
Jackendoff, Ray, 1972. Semantic interpretation in generative grammar. Cambridge: MIT Press. |
Jackson, Eric, 1995. Weak and strong negative polarity items: licensing and intervention. Linguistic Analysis 25, 181-208. |
Kahrel, Peter, 1996. Aspects of negation. Dissertatie, Universiteit van Amsterdam. |
Kangasniemi, Heikki, 1992. Modal expressions in Finnish. Helsinki: Suomalaisen Kirjallisuuden Seura. |
de Mey, Sjaak, 1990. Determiner logic or the grammar of the NP. Dissertatie, RU Groningen. |
Ladusaw, William, 1979. Polarity sensitivity as inherent scope sensitivity. Dissertatie Univ. of Texas at Austin. |
Lyons, John 1977. Semantics. Cambridge: Cambridge University Press. |
MNW. Verwijs, Eeelco en Jan Verdam (red.), 1885-1929. Middelnederlandsch Woordenboek. 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff. |
OED. The Oxford English dictionary: being a corrected re-issue with an introduction, supplement, and bibliography of ‘A new English dictionary on historical principles’. Founded mainly on the materials coll. by the Philological Society; ed. by James A.H. Murray [et al.]. 1970. Oxford: Clarendon Press. |
Østkjær Jensen, Helle, 1987. Eine kontrastive Analyse der dänischen Modalverben BEHØVE und MÅTTE und ihrer deutschen Äquivalente BRAUCHEN, DŰRFEN, MŐGEN und MŰSSEN. Odense: Odense University Press. |
Palmer, F., 1986. Mood and modality. Cambridge: Cambridge University Press. 1995. Negation and the modals of possibility and necessity. In Joan Bybee en Suzanne Fleischman (red.): Modality in grammar and discourse, 453-471. Amsterdam: John Benjamins. |
Thieroff, Rolf, 1995. More on inherent verb categories in European languages. In Rolf Thieroff (red.): Tense systems in European languages II. Tübingen: Niemeyer. |
Vander Auwera, Johan. Negative modals, in Europe. Lezing gehouden op de conferentie ‘Perspectives on Negation’, Groningen, augustus 1996. |
Visser, F.Th., 1963-72. An Historical Syntax of the English Language. Leiden: E.J. Brill. |
van der Wal, Sjoukje, 1996. Negative polarity items and negation: Tandem acquisition. Dissertatie, RU Groningen. |
WNT. M. de Vries en L. te Winkel [et al.] (red.), 1882-. Woordenboek der Nederlandsche Taal. 's-Gravenhage [etc.]: Martinus Nijhoff [etc.]. |
van der Wouden, Ton, 1994. Negative contexts. Dissertatie RU Groningen.
1996a. Litotes and downward monotonicity. In Heinrich Wansing (red.): Negation: a notion in focus, 145-168. Berlijn: Walter de Gruyter. 1996b. Need we say more about modal auxiliaries? Ms. Yale/Groningen. 1996c. Three modal verbs. Lezing gehouden op de conferentie ‘The Germanic Verb’, Dublin, mei 1996. 1997. Negative Contexts. Collocation, polarity and multiple negation. Londen: Routledge. |
von Wright, Georg, 1951. An essay in modal logic. Amsterdam: North Holland. Zwarts, Frans, 1981. Negatief polaire uitdrukkingen 1. In Glot 4, 35-132. |
- eind1.
- Het meeste werk voor het onderzoek waarvan hier verslag gedaan wordt, is verricht tijdens mijn verblijf in Yale in de winter van 1995-96. Dat verblijf werd mogelijk gemaakt door een TALENT-stipendium van NWO (nr. S 30-441). Het onderzoek sluit verder aan bij ander werk dat ik heb verricht in het grotere kader van het PIONIER-project ‘Reflections of Logical Patterns in Language Structure and Language Use’, dat eveneens wordt gefinancierd door NWO. Dank aan deze grote geldschieter, aan Jack Hoeksema voor commentaar op een eerdere versie, aan mijn mede-PIONIERS en aan mijn informanten (waaronder Anastasia Giannakidou voor het Grieks, Dan Karvonen voor het Fins en Rint Sybesma voor het Chinees), alsmede aan het publiek tijdens presentaties van gedeeltes van deze stof in Stanford, Santa Cruz, Yale, Oldenburg, Dublin, Antwerpen, en op de TABU-dag 1996 en het PIONIER-congres 1996 in Groningen.
- eind2.
- De observatie dat modale werkwoorden, wanneer zij worden vergezeld van een zogenaamd small clause complement (Jan moet weg, Die schoenen hoeven niet stuk, Jij mag een boterham met pindakaas, Hij kan de pot op), alleen een deontische lezing toelaten, is voor Barbiers (1996) een argument om te kiezen voor een syntactische analyse van verschillende betekenissen van modalen. Het ontbreekt me aan ruimte om daar op in te gaan.
- eind3.
- In het taalgebruik van met gezag bekleden (ambtenaren, verplegend personeel) wordt de zwakke modaliteit dikwijls gebruikt om de sterke uit te drukken: u mag zich daar uitkleden, dan mag u wachten tot de dokter u roept, en na afloop mag u bij de kassa betalen. Dit gebruik, dat met de bekende Griceaanse mechanismen te verklaren is, blijft hier buiten beschouwing.
- eind4.
- Dit geldt niet voor de varianten van het Nederlands zonder hoeven, die met name in België volop te vinden zijn; voor sprekers van die dialecten zijn zinnen als (11a) ambigu tussen □⁓ en ⁓ □.
- eind5.
- Zin (20) kan voor sommigen - dankzij Grice, neem ik aan - ook de lezing □⁓ hebben, en voor zinnen als je hoeft je zusje niet zo te pesten is dat zelfs de meest voor de hand liggende, maar dat is hier irrelevant.
- eind6.
- Aanhangers van een syntactische analyse van de verschillende modaliteiten wijs ik erop dat het in dit opzicht ambigue moeten een kaal infinitief-complement neemt, terwijl het complement van het al even ambigue hoeven - op een enkele uitzondering als je had niet hoeven komen na - altijd te bevat. Zie hierna.
- eind7.
- Deze observatie is, zonder verklaring, al te vinden in Zwarts (1981: 39).
- eind8.
- Beide werkwoorden kunnen ook een small-clause complement nemen.
- eind9.
- Vergelijk Bolinger (1980: 297): ‘The moment a verb is given an infinitive complement, that verb starts down the road of auxiliariness’.
- eind10.
- Een vergelijkbare verhuisdrift vinden we ook bij andere functiewoorden met de neiging tot polair gedrag: het Engelse ever verschoof van ‘altijd’ naar ‘ooit’, en het Nederlandse immer was in de negentiende eeuw negatief-polair, eveneens in de betekenis ‘ooit’.