Tabu. Jaargang 24
(1994)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De structuur van Franse composita
|
(1) | Right-hand Head Rule (RHR) |
In morphology we define the head of a morphologically complex word to be the right-hand member of that word. (Williams 1981, 248) |
Terwijl de RHR van toepassing is op Germaanse afgeleide woorden en composita, blijken Romaanse composita van de type NN uitzonderingen op de regel te zijn. Vergelijk de Germaanse rechtshoofdige NN- (2a) en NA- (3a) composita met hun linkshoofdige Romaanse NN (2b) en AN (3b) equivalenten in (2b):
(2) | a | frogman (Eng.) / kikvorsman (Ned.) |
b | homme-grenouille (Frans) / uomo rana (It.) / hombre rana (Spaans) | |
(3) | a | bottlegreen/ flessengroen |
b | vert bouteille/verde bottiglia/verde botella |
Ondanks deze feiten nemen Di Sciullo and Williams (1987) aan dat de RHR universeel is en stellen zij dat ‘French (and no doubt Spanish) lacks compounding altogether.’ (Di Sciullo and Williams 1987, 83). Zo beschouwen zij NN composita als timbre-poste ‘postzegel’ als idiomen, die als zodanig in het lexicon moeten worden opgenomen.
Gezien het grote aantal Romaanse, en in het bijzonder Franse, linkshoofdige composita, kan deze aanname niet bevredigend zijn. Bovendien is de vorming van linkshoofdige composita en het Frans produktief, zoals aangetoond in Kampers-Manhe (1993). In (4) geef ik enkele voorbeelden:
(4) | sac-poubelle (zak vuilnis) | ‘vuilniszak’ |
village-vacances (dorp vakantie) | ‘vakantiedorp’ | |
enfant-victime (kind slachtoffer) | ‘mishandeld kind’ | |
bulletin-réponse (formulier antwoord) | ‘antwoordformulier’ | |
robe-fleurs (jurk bloemen) | ‘bloemetjesjurk’ | |
feuilleton-télé (feuilleton televisie) | ‘televisieserie’ | |
étui-sac (etui tas) | ‘opbergzakje’ | |
jeu-console (spel control deck) | ‘videospelletje’ | |
accord-cadre (overeenkomst hoger personeel) | ‘CAO hoger personeel’ | |
courrier santé (rubriek gezondheid) | ‘gezondheidsrubriek’ | |
pull-chaussette (trui sok) | ‘heel strakke trui’ | |
visite éclair (bezoek bliksem) | ‘bliksembezoek’ |
Geconfronteerd met zulke gegevens zijn twee stellingnames mogelijk. De eerste is om de universele RHR en zelfs een geparametriseerde versie ervan die stelt dat de positie van het hoofd vast staat van de hand te wijzen, zoals Hoeksma (1992) doet. De tweede is om de RHR te herzien zodat deze ook toegepast kan worden op o.a. de Romaanse talen. Dit stelt Selkirk (1982) voor. Zij formuleert de Revised RHR als volgt:
(5) | Right-hand Head Rule (revised) |
In a word internal configuration, |
where X stands for a syntactic feature complex and where Q contains no category with the feature complex X, Xm is the head of Xn. (Selkirk, 1982: 20) |
Voor de Romaanse talen lijkt een gemengde parameter te gelden. De Romaanse morfologie kent zowel links- als rechtshoofdige structuren. Romaanse affixering is immers rechtshoofdig, zoals blijkt uit de Franse afleidingen in (6).
(6) | pommier ‘appelboom’, planchiste ‘zeilplanker’, matifier ‘mat maken’ |
Lieber (1992) is ook van mening dat de RHR te rigide is, en niet universeel kan zijn. Toch vindt zij dat elk voorstel tot wijziging het nadeel heeft dat de positie van het hoofd in de morfologie altijd gestipuleerd moet worden, zelfs verschillende keren voor één taal, terwijl de directionaliteit van het hoofd in de syntaxis bepaald wordt door parametrisering in andere modules van de grammatica, zoals in de thetatheorie en in de casustheorie. Volgens haar zijn er wel algemene principes die de structurele configuratie bepalen, en die principes gelden boven en onder het niveau van het woord. Deze principes, die de plaats van specifiers, modificeerders en complementen ten opzichte van het hoofd bepalen, formuleert zij als Licensing Conditions. Het zijn directionele parameters die voor eens en altijd voor elke taal worden vastgesteld. Zo zouden het Engels en het Frans verschillende parameters kiezen voor de positie van de modificeerders, zowel in de syntaxis als in de morfologie: zij zouden rechts van het hoofd staan in he Frans en links in het Engels, vandaar het verschil tussen homme-grenouille en frogman. Ik deel het standpunt van Lieber voor zover zij aanneemt dat er algemene principes zijn die de structurele configuratie bepalen en die gelden zowel voor de syntaxis als voor de morfologie. Op grond van de recente theorie van Kayne (1993) verwerp ik echter het idee dat het directionele parameters zijn die per taal vastgesteld worden. Volgens Kayne betreft parametrisering niet de directionaliteit van casus- of thetatoekenning, maar alleen zichtbare verplaatsing. De vaste volgorde binnen XPs is universeel Spec(ifier)/Adjunct - Hoofd - Complement. Verschillen in
lineaire volgorde zijn het gevolg van verplaatsing. Merk op dat Kayne voor de morfologie aanneemt dat woordstructuur altijd (links)adjunctie aan een hoofd inhoudt, zodat de rest van het woord altijd voor het hoofd moet komen en het hoofd dus altijd rechts staat. Zo hoeft de RHR niet meer als een aparte regel te worden geformuleerd, maar volgt zij uit algemene principes. Dit laatste laat het probleem van de linkshoofdigheid van Romaanse NN-composita echter onopgelost.
In dit artikel pleit ik tegen de stelling dat morfologische structuren altijd rechtshoofdig zijn. Ik veronderstel daarbij dat er geen essentieel verschil is tussen zinssyntaxis en woordsyntaxis. Verder volg ik voor de woordsyntaxis het model voor de zinsstructuur dat voorgesteld wordt door Kayne (1993). De opbouw van het artikel is als volgt: in de volgende sectie geef ik een beschrijving van het model en van de structuur van Romaanse woorden. In sectie 3 wordt een verklaring gegeven voor de linkshoofdigheid van Romaanse composita. Tevens laat ik zien hoe dit model gebruikt kan worden voor de analyse van de meest voorkomende Franse composita.
2 Het model en de structuur van Romaanse woorden
2.1 De structuur van woorden
Mijn voorstel is dat in de morfologie lineaire volgorde uit dezelfde principes volgt als in de syntaxis: woordstructuur houdt adjunct- en complementpositie in. De universele basisvolgorde is: Spec/Adjunct - Head - Complement. Zichtbare verschillen in lineaire volgorde zijn, zoals in de syntaxis, het resultaat van verplaatsing. (7) geeft de morfologische basisstructuur weer:
Niet alle posities hoeven gevuld te zijn. Zo kan alleen een Spec/adjunct aanwezig zijn (zie 8a) of alleen een complement (zie 8b):
(9a) geeft, ter illustratie, de adjunctstructuur van de onder (2) genoemde substantieven, (9b) van het adjectief bottle green en zijn Nederlandse en Romaanse equivalent, (10) illustreert de complementstructuur van het woord scarecrow in het Engels.
Opgemerkt moet worden dat de structuren in (9) de verkeerde volgorde produceren: het hoofd, respectievelijk homme, uomo, hombre, en vert, verde, verde, hoort links van het adjunct te staan. Dit houdt in dat het hoofd verplaatst moet worden, zoals aangegeven zal worden in 3.
Afgeleide woorden bezitten de complementstructuur: ik neem aan dat suffixen hoofden zijn die complementen selecteren, hetgeen overeenkomt met het idee dat suffixen subcategorisatie kenmerken hebben (zie o.a. Selkirk, 1982). Net als in de syntaxis affixen functionele hoofden zijn die hoofden incorporeren, incorporeren suffixen het hoofd van hun complement, via hoofdverplaatsing, zoals geïllustreerd onder (11), waarbij het hoofd pomme linksadjungeert aan het suffix -ier:
De Stray Affix Filter zorgt uiteindelijk voor de juiste ‘spell out’ van de stam in de fonetiek (zie Drijkoningen 1993):
(12) | Stray Affix Filter |
*X if X is a lexical item whose morphological subcategorization frame is not satisfied at S-structure. (Baker 1988: 140) |
Rechtshoofdigheid in afgeleide woorden is het resultaat van linksadjunctie van een hoofd aan een suffix, en is dus niet vastgelegd in de basisstructuur.
De vraag die wij ons nu moeten stellen is het volgende: wat triggert het hoofd naar links in Romaanse composita? Ik zal deze vraag in de volgende sectie beantwoorden.
2.2 De structuur van Romaanse woorden
2.2.1 De structuur van Spaanse woorden
Harris (1991) stelt dat alle Spaanse stammen en affixen gebonden morphemen zijn die een extra affix nodig hebben om complete prosodische woorden te worden. Deze affix noemt hij een ‘wordmarker’, van nu af aan woordmarkeerder (WM). De fonetische defaultvorm van een Spaanse woordmarkeerder is o, zoals in niño ‘kind’. De fonetische vorm voor vrouwelijke woorden is a, zoals in rana, en ook voor gemarkeerde mannelijke woorden, zoals gorilla; voor andere, eveneens gemarkeerde, woorden is de vorm 0 (sol ‘zon’ en hombre ‘man’).
2.2.2 De structuur van Romaanse woorden in het algemeen
Mijn hypothese is dat alle Romaanse woorden een woordmarkeerder nodig hebben. Ook in het Frans is een WM aanwezig, maar meestal is deze fonetisch niet gerealiseerd. De WM is een suffix dat, net zoals alle andere, een hoofd is en een complement selecteert. Op grond van deze hypothese ken ik aan het Spaanse woord rana en aan zijn Franse equivalent grenouille de volgende structuur toe:
De Stray Affix filter zorgt ervoor dat het hoofd verplicht adjungeert aan WM. Afgeleide woorden hebben ook een WM nodig. Het suffix is een stam die meestal een stamprojectie selecteert (STP), zoals -ier in het Frans, dat het volgende subcategorisatiekenmerk heeft [ --- NP=STP], of een woordprojectie, zoals het Franse bijwoordelijke suffix -ment, dat een vrouwelijk adjectief selecteert, zoals aangegeven wordt in het subcategorisatiekenmerk [---AP[+fem]= WP].
Romaanse composita zijn dus ook stammen die een WM nodig hebben om een compleet woord te kunnen vormen. De aanwezigheid van deze WM verklaart het verschil tussen de lineaire volgorde hoofd-adjunct in de Romaanse composita en de volgorde adjunct-hoofd in de corresponderende Germaanse composita. Ik zal dit laten zien in de volgende sectie, waarbij ik mij zal beperken tot de Franse composita.
3 De structuur van Franse composita
In deze sectie zal ik, aan de hand van Franse voorbeelden, laten zien hoe het hierboven ontwikkelde model een verklaring kan geven voor het verschil tussen de Romaanse en de Germaanse talen voor wat betreft de lineaire volgorde in composita met een adjunctstructuur. Tevens zal ik in dit model een representatie geven van de meest voorkomende composita in het Frans, met name exocentrische VN- en PN-substantieven en AN/NA-substantieven. Tenslotte zal ik de interactie tussen derivatie en compositie bespreken.
3.1 De linkshoofdigheid in adjunctstructuren
In (9a) heb ik de basisadjuctstructuur van NN-substantieven gegeven. Zoals reeds aangegeven staan de constituenten in de verkeerde volgorde. Wij hebben in de vorige sectie al opgemerkt dat dit niet de complete structuur is voor Romaanse composita omdat de WM erin ontbreekt. Wij geven in (14) de structuur van een NN-substantief uit (4), sac-poubelle ‘vuilniszak’:
De Stray Affix Filter dwingt het hoofd aan de WM te adjungeren, zodat de juiste volgorde wordt verkregen. Voor het Germaanse kikvorsman, is er geen extra projectie van de WM aanwezig, en dus ook geen extra verplaatsing, vandaar de onveranderde volgorde ten opzichte van de basisstructuur. De structuur van de Romaanse equivalenten is uiteraard als in (14).
Ter illustratie geef ik de complete structuur en de derivatie van het in (9b) gerepresenteerde NA-adjectief vert bouteille:
3.2 Exocentrische VN- en PN-substantieven
Het Frans bezit vele exocentrische VN- en PN-composita en er worden nog steeds nieuwe woorden van dit type gevormd. Onder (16) geef ik enkele
voorbeelden van VN-composita, onder (17) van PN-composita (zie Kampers-Manhe (1993) voor meer voorbeelden):
(16) | coupe-faim (snijdt honger) | ‘koekjes tegen honger’ |
sèche-linge (droogt wasgoed) | ‘wasdroger’ | |
taille-haie (snoeit haag) | ‘heggeschaar’ | |
essuie-tout (veegt alles) | ‘keukenpapier’ | |
protège-nez (beschermt neus) | ‘neusbeschermer’ | |
protège-slip (beschermt slip) | ‘inlegkruisje’ | |
(17) | sans-diplôme (zonder diploma) | ‘ongediplomeerd persoon’ |
après-shampooing (na shampoo) | ‘crèmespoeling’ | |
anti-corrosion (tegen corrosie) | ‘produkt tegen corrosie’ | |
après-communisme | ‘postcommunisme’ |
De VN-substantieven vertonen niet precies de zelfde complementstructuur als die van (10) voor scarecrow. Aangezien het om Romaanse woorden gaat, hebben zij een WM nodig, zoals aangegeven in structuur (18):
Dit is een van de weinige voorbeelden van een gerealiseerde WM in het Frans, namelijk e. Volgens Harris (1991) kunnen werkwoorden geen WM krijgen, zij moeten immers nog hun uitgang krijgen in de syntaxis. Ik beschouw de e, de vorm van de uitgang van de 3e persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd, wel als een WM. Dit verklaart dat deze constructie in de syntaxis niet meer als werkwoord gebruikt kan worden. Zij kan alleen gebruikt worden in de morfologie, als N bijvoorbeeld: ik neem aan dat er in dat geval een lege nominale suffix toegevoegd wordt (zie Zwanenburg, 1990; zie ook Kampers-Manhe, 1993), zoals aangegeven in (19):
Aan PN-substantieven ken ik de volgende structuur toe:
Net zoals in het vorige voorbeeld, is een nominaal affix nodig om van de PP een substantief te maken (zie Zwanenburg, 1990; zie ook Kampers-Manhe, 1993). (19) en (20) zijn nog niet de complete structuren van protège-slip en sans-diplôme. Uiteraard heeft de affixprojectie een WM nodig om als woord te kunnen functioneren. Uit (18) blijkt dat complementen kunnen blijven stranden bij verplaatsing van het hoofd. In de volgende sectie komt de mogelijkheid om adjuncten te stranden aan de orde.
3.3 NA- versus AN-substantieven
Het Frans kent NA- en AN-substantieven. Meestal is de plaats van het adjectief ten opzichte van het substantief dezelfde als de plaats die het inneemt in de syntaxis:
(21) | NA: crème fraîche ‘verse room’/ une joue fraîche ‘een frisse wang’, chaise longue (lange stoel) ‘strandstoel’/ un nez long (een lange neus' |
AN: grand ensemble (groot complex) ‘flatgebouw’, grand-mère ‘grootmoeder’/une grande maison ‘een groot huis’, franc-maçon ‘vrijmetselaar’/ un garçon franc ‘een eerlijke jongen’, fausse-monnaie ‘valse munt’ |
De structuur en de derivatie van deze NA-substantieven is de volgende:
Net als complementen kunnen adjuncten dus stranden.
De basisstructuur van AN-substantieven is dezelfde als in (22) en het hoofd N adjungeert aan WM net als in (22), zie (23):
(23) | [WWM [NP [AP grand] [N ensemble]]] --> [W ensemble+WM [NP grand t]]] |
Het adjunct grand kan echter niet stranden. Na adjunctie van het hoofd aan de WM moet het adjunct naar links verplaatst worden. De mogelijkheid tot
deze verplaatsing naar links moet in de lexical entry van deze adjectieven gespecificeerd worden. Zij gedragen zich immers op een soortgelijke manier in de syntaxis. Ik neem aan dat het adjectief naar de Spec positie van WM verplaatst wordt.
3.4 De interactie tussen compositie en derivatie
Substantieven van het type AN in (21) kunnen gebruikt worden om nieuwe substantieven te vormen, door middel van een suffix:
(24) | grand ensemblier | ‘bewoner van een flatgebouw’ |
franc-maçonnerie | ‘vrijmetselarij’ | |
faux-monnayeur | ‘valsemunter’ |
De structuur en de derivatie van deze woorden is, na adjunctie van het hoofd aan de suffix, als volgt:
Het adjectief grand kan niet stranden (zie vorige sectie). Merk op dat de adjectieven zich in deze constructies als clitics gedragen: zij vertonen geen congruentie met het hoofd van het nieuwe substantief en ook niet met hun oorspronkelijke hoofd: de vrouwelijke vorm van grand ensemblier is grand ensemblière en in faux-monnayeur heeft het adjectief de ongemarkeerde mannelijke vorm, en niet de vrouwelijke vorm zoals in fausse monnaie. Blijkbaar vindt er geen Spec-Head agreement plaats in deze structuur. Daarom beschouw ik deze adjectieven als clitics en neem ik aan dat deze aan het hoofd N cliticiseren op dezelfde manier waarop twee clitics aan het functionele hoofd adjungeren (Kayne, 1993): de eerste clitic adjungeert aan T en de tweede weer aan de eerste. (25) wordt (26):
Merk op dat dit nog niet de complete structuur is van grand ensemblier. De affixprojectie heeft nog een WM nodig om als woord te kunnen functioneren. Ik ben nu in staat om te verklaren waarom er geen afgeleide woorden kunnen worden gevormd op basis van substantieven van het type NA. Het adjectief crèmeux bestaat. maar frais crèmeux niet. Deze zou de volgende structuur hebben:
(27) | [A eux [NP [N crème] [AP fraîche ]]] ---> [[N crème eux][NP t fraîche]] |
Het adjectief fraîche kan niet verplaatst worden (zie 3.3), zo wordt *frais crèmeux uitgesloten. Crèmeux fraîche zou mogelijk moeten zijn. Blijkbaar is stranding van het adjunct in dat geval niet mogelijk omdat het gerealiseerde affix -eux opaciteit creëert: het spoor van het geïncorporeerde hoofd kan het adjectief fraîche niet meer licenciëren. Merk op dat een WM geen opaciteit creëert, zie (22).
3 Conclusie
In dit artikel is aangetoond dat de RHR geen adequate regel is voor de structurele configuratie van woorden. Ik heb gekozen voor een model waarin er geen essentiëel verschil is tussen zinssyntaxis en woordsyntaxis. De basisstructuur van woorden is Spec/Adjunct - Hoofd - Complement. De rechtshoofdigheid tegenover linkshoofdigheid van NN-composita is niet het resultaat van parametrisering. Het verschil tussen Germaanse en Romaanse NN-composita ligt in het feit dat compositie in de Romaanse talen stamgebaseerd is, terwijl zij in de Germaanse talen woordgebaseerd is. Romaanse woorden hebben een woordmarkeerder nodig. De schijnbare linkshoofdigheid van Romaanse composita is het resultaat van verplaatsing naar de WM via hoofdverplaatsing, dat verplicht wordt door de Stray Affix Filter.
Bibliografie
Baker, M. (1988) Incorporation, Chicago: UCP |
Di Sciullo, A.M. en E. Williams (1987) On the Definition of Word, Cambridge, Mass.: MIT Press |
Drijkoningen, F. (1993) ‘Morphologie: catégories syntaxiques et catégories sémantiques’. In Hulk, A. et al. (eds), Du lexique à la morphologie, Amsterdam/Atlanta: Rodopi, 117-134 |
Harris, J. (1991) ‘The Exponence of Gender in Spanish’. In Linguistic Inquiry 22, 27-62 |
Hoeksema, J. (1992) ‘The Head Parameter in Morphology and Syntax’. In Gilbers, D. en S. Looyenga (eds), Language and Cognition 2, Universiteit van Groningen: Groningen, 119-132 |
Kayne, R. (1993) ‘The Antisymmetry of syntax’, ms., CUNY |
Kampers-Manhe, B. (1993) ‘La composition comme processus de formation de néologismes’. In Hulk, A. et al. (eds), Du lexique à la morphologie, Amsterdam/Atlanta: Rodopi |
Lieber, R. (1992) Deconstructing Morphology, Chicago: UCP |
Selkirk, E. (1982) The Syntax of Words, Cambridge (Mass.): MIT Press |
Zwanenburg, W. (1990) ‘Argument Structure in Derivation and Compounding’. In Recherches de linguistique française et romane d'Utrecht 9, Utrecht 37-42 |
- eind1.
- Dit artikel is het resultaat van een gezamenlijk onderzoeksproject over de morfologie van het Romaans dat de auteur samen met Reineke Bok-Bennema uitvoert en waarover in de toekomst uitgebreidere rapportage zal plaatsvinden.