Tabu. Jaargang 18
(1988)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||
Lineaire restricties op negatief polaire uitdrukkingen?
|
(1) | Geen kind zal ook maar iemand ontwaren. |
(2) | * Ook maar iemand zal geen kind ontwaren. |
Kennelijk is de aanwezigheid van het negatieve object geen kind in zin (2) onvoldoende om het optreden van een negatief polair subject te bewerkstelligen. Deze stand van zaken heeft men in het verleden op tweeërlei wijze trachten te verantwoorden. Sommigen doen een beroep op de bekende c-commandeerrelatie en schrijven de tegenstelling tussen beide zinnen toe aan het feit dat de negatief polaire expressie ook maar iemand in (1), maar niet in (2) wordt ge-c-commandeerd door geen kind.Ga naar eind1. Anderen daarentegen roepen de semantiek te hulp en wijzen daarbij op het gegeven dat het predikaat zal geen kind ontwaren in (2) krachtens het befaamde Justification Theorem van Keenan and Faltz (1985) als een additieve uitdrukking moet worden aangemerkt, een omstandigheid die onmiddellijk verklaart waarom de uitdrukking in kwestie niet bij machte is het optreden van negatief polaire expressies te legitimeren.Ga naar eind2.
Tegen beide voorstellingswijzen zijn bezwaren van descriptieve aard aan te voeren. Zo kost het weinig moeite vast te stellen, dat het voorkomen van het negatief polaire werkwoord hoeven in (3) niet ge-c-commandeerd wordt door de ontkennende uitdrukking niemand.
(3) | U hoeft zich tegen niemand te verzetten. |
Anderzijds maakt de tegenstelling tussen (4) en (5) duidelijk dat het anti-additieve karakter van de uitdrukking geen van de kinderen vernam onvoldoende is om zin (5) voor ongrammaticaliteit te behoeden.Ga naar eind3. Kennelijk leidt topicalisatie van de negatief polaire expressie ook maar
iets tot onwelgevormdheid, ongeacht de semantische eigenschappen van de omgeving.
(4) | Geen van de kinderen vernam ook maar iets. |
(5) | * Ook maar iets vernam geen van de kinderen. |
Veel van dergelijke problemen begrijpen wij vooralsnog in onvoldoende mate. Daarom volstaan wij in deze bijdrage met het in kaart brengen van een aantal meer of minder samenhangende feiten, in de hoop dat te zijner tijd voor elk van deze observaties een theoretisch bevredigende verklaring zal worden gevonden.
1. Topicalisatie en overeenkomst met anaforen
In deze sectie gaan we nader in op twee aspecten van de negatief polaire uitdrukking ook maar N. Ten eerste is het zo dat deze NP een bepaalde relatie met zijn trigger moet onderhouden. We zeggen dat de negatief polaire uitdrukking in het bereik van de trigger moet staan. Deze relatie in het bereik van is vergelijkbaar met de relatie die een anafoor met zijn antecedent moet onderhouden: hiermee doelen we op de c-commandeereis. Men kan daarom overwegen de bereiksnotie in termen van c-commanderen te definiëren. Het tweede aspect betreft het gedrag van ook maar N onder topicalisatie. Dit is nauw gerelateerd aan de vraag hoe de bereiksnotie gedefinieerd moet worden.
Op het eerste gezicht lijkt de parallel tussen polariteit en vormen van anafoor-binding evident. Het gaat ons hier niet alleen om lexicale anaforen zoals zichzelf, maar ook om pronomina die als gebonden variabelen kunnen optreden. In een deel van de navolgende voorbeelden zullen we dan ook het gedrag van de negatief polaire uitdrukking vergelijken met beide eerder genoemde typen anaforen.
Laten we ons nu tot de feiten wenden. In een simpele bevestigende zin is de parallel volmaakt:
(6) | Niemand heeft zichzelf/z'n moeder/ook maar iemand gezien. |
Verschillen treden echter op wanneer we het gedrag van deze elementen onder topicalisatie in ogenschouw nemen:
(7) | Zichzelf heeft niemand gezien. |
(8) | Z'n moeder heeft niemand gezienGa naar eind4. |
(9) | * Ook maar iemand heeft niemand gezien. |
Dit feit is des te verrassender, aangezien NP's met de functie van direct object in het algemeen vrijelijk in eerste positie kunnen voorkomen. Een uitzondering hierop vormen onbeklemtoonde voornaamwoorden als 'm en zich. Het zal een ieder echter duidelijk zijn, dat de wel degelijk beklemtoonde woordgroep ook maar N bezwaarlijk tot deze klasse van onbeklemtoonde elementen kan worden gerekend. Een analyse in termen van klemtoon kan dus het gedrag van de negatief polaire uitdrukking onder vooropplaatsing niet op een inzichtelijke manier verklaren.
Uit bovenstaande zinnen blijkt, dat de negatief polaire uitdrukking zich onder topicalisatie niet op dezelfde manier gedraagt als een anafoor. Merk op dat het hier gaat om vooropplaatsing zonder dat de negatief polaire uitdrukking van ander materiaal vergezeld gaat. Laten we nu onderzoeken wat er gebeurt als een constituent waarin de negatief polaire uitdrukking (of de anafoor) vervat is, wordt getopicaliseerd:
(10) | Dat ook maar iemand ontslagen zou worden had niemand ver wacht. |
(11) | Dat z'n moeder hem zou ontslaan had niemand verwacht. |
Het betreft hier topicalisatie van een objectszin. Het geval met zichzelf geven we hier niet, want zichzelf kan nooit door een element buiten de dat-zin gebonden worden. Uit bovenstaande zinnen blijkt, dat de negatief polaire uitdrukking zich weer net als een gebonden variabele gedraagt. En wat nog belangrijker is: de negatief polaire uitdrukking blijkt nu aan de trigger niemand vooraf te mogen gaan. Dit was immers niet mogelijk als de expressie in kwestie ‘naakt’, d.w.z. niet vergezeld van ander lexicaal materiaal, werd getopicaliseerd. We nemen daarom de volgende descriptieve generalisatie in overweging:
(12) | Een naakte negatief polaire uitdrukking mag niet aan zijn trigger voorafgaan. |
De volgende feiten ondersteunen deze generalisatie:
Ga naar eind5.
(13) | ?Ook maar iemand gezien heeft niemand. |
(14) | ?Z'n moeder ontslagen heeft niemand. |
(15) | ?Zichzelf ontslagen heeft niemand. |
(16) | ?Ook maar iemand teleurstellen wil niemand. |
(17) | ?Z'n moeder teleurstellen wil niemand. |
(18) | ?Zichzelf teleurstellen wil niemand. |
Hoewel men kan twisten over de grammaticaliteit van met name de zinnen (13) en (16), zijn ze veel beter dan de corresponderende zinnen waarin een naakte negatief polaire uitdrukking is getopicaliseerd. Onzes inziens is het dan ook moeilijk vol te houden dat een negatief polair element überhaupt niet aan zijn trigger vooraf mag gaan. Dit geldt alleen voor naakte negatief polaire uitdrukkingen.
We hebben het tot nu toe over lineaire restricties gehad. Men kan zich ook afvragen of grammaticale relaties zoals subject en object een rol spelen. Bij anaforen is dit buiten kijf. Een en ander lijkt ook voor negatief polaire uitdrukkingen het geval te zijn, getuige de ongrammaticaliteit van de volgende zinnen:
(19) | * Niets heeft ook maar iemand gezien. |
(20) | * Niemand heeft zichzelf gezien. (zie noot 4) |
Het gaat ons in beide gevallen om de lezing waarin de getopicaliseerde NP als object fungeert. Merk op dat hier aan de lineariteltseis voor naakte negatief polaire uitdrukkingen voldaan wordt. De zinnen lijken erop te duiden dat het direct object geen trigger voor het subject kan zijn. Zoals we reeds zagen is het omgekeerde wel mogelijk.
Een getopicaliseerd direct object kan dus geen polariteit op het subject uitlokken. Er zijn echter ook gevallen waar topicalisatie (binnen de VP) de zin wel redt. Het betreft hier zinnen met twee PP's. Bekijk eerst het volgende voorbeeld:
(21) | Ik heb met niemand over ook maar iets gesproken. |
De volgorde tussen dit soort PP's is tamelijk vrij. Laten we daarom testen of de over-PP ook polariteit in de met-PP kan uitlokken:
(22) | Ik heb over Jan met Piet gepraat. |
(23) | * Ik heb over niets met ook maar iemand gesproken. |
De tweede zin is duidelijk ongrammaticaal.Ga naar eind6. Er is dus sprake van een asymmetrie tussen beide preposities die doet denken aan de subject/object-asymmetrie.
Nu zijn we aan het verrassende feit toegekomen:
(24) | Ik heb nergens met Jan over gepraatGa naar eind7.. |
(25) | Ik heb nergens met ook maar iemand over gepraat. |
VP-interne topicalisatie van het voorzetselvoorwerp bij over zorgt ervoor dat de zin grammaticaal wordt, zo zou men denken. Aan de lineariteitsrestrictie op naakte negatief polaire uitdrukkingen wordt voldaan. Hoe kan het nu dat VP-interne topicalisatie van het direct object polariteit niet redt, terwijl VP-interne topicalisatie van een voorzetselvoorwerp polariteit wel redt?
Denk niet dat hiermee de kous af is. Op het eerste gezicht lijkt dit verschijnsel alleen twee voorzetselvoorwerpen te betreffen. Een getopicaliseerd voorzetselvoorwerp blijkt echter ook polariteit op een direct object te kunnen uitlokken, zoals zin (27) aantoont:
(26) | * Ik heb ook maar iemand nergens mee geconfronteerd. |
(27) | Nergens heb ik ook maar iemand mee geconfronteerdGa naar eind8.. |
(28) | Niemand heb ik ook maar ergens mee geconfronteerd. |
Zin (28) belichaamt het normale geval waarin een direct object de trigger is voor een voorzetselvoorwerp, en dient hier om de ontstane symmetrie tussen lijdend voorwerp en voorzetselvoorwerp te illustreren.
Niettemin kan een getopicaliseerd voorzetselvoorwerp net zo min als een getopicaliseerd lijdend voorwerp polariteit op het subject uitlokken:
(29) | * Nergens heeft ook maar iemand over gepraat. |
De generalisatie lijkt te zijn dat topicalisatie de subject-object asymmetrie intact laat, maar de asymmetrie tussen direct object en voorzetselvoorwerp doet verschijnen. Volledigheidshalve willen we erop wijzen dat deze asymmetrie alleen dan wordt aangetast wanneer het voorzetselvoorwerp zonder zijn voorzetsel wordt getopicaliseerd. Als het voorzetsel meegaat, vinden we de ons uit het domein van de anafo-
rie bekende asymmetrie:
(30) | Ik heb niemand met ook maar iets geconfronteerd. |
(31) | * Met niets heb ik ook maar iemand geconfronteerd. |
(32) | Ik heb niemand met z'n vader geconfronteerd. |
(33) | * Met niemand heb ik z'n zoon geconfronteerd. |
Het lijkt er dus op dat topicalisatie van een naakte negatief polaire uitdrukking VP-interne asymmetrieën in symmetrieën doet omslaan.
Laten we deze sectie besluiten met enkele onderzoeksvragen, waarmee we willen terugkeren naar de parallel tussen negatief polaire uitdrukkingen en gebonden variabelen. Beschouw de volgende zinnen:
(34) | Geen jongen z'n moeder heeft ook maar iets gezien. |
(35) | Geen jongen z'n moeder heeft hem gekust. |
(36) | Geen jongen z'n moeder denkt dat ie falen zal. |
De negatief polaire uitdrukking staat in (34) in het bereik van geen jongen z'n moeder, waarvan we dankzij de theorie van Gegeneraliseerde Quantoren (GQ) weten dat het een trigger vormt voor negatieve polariteit. Kunnen we een dergelijke verklaring ook geven voor het feit dat het object kan fungeren als een variabele die gebonden wordt door geen jongen? Is dit überhaupt wenselijk? De empirische parallel is nogal in het oog springend. Merk evenwel op dat lexicale anaforen niet meedoen aan dit verschijnsel:
(37) | * Geen jongen z'n moeder heeft zichzelf gekust. |
Het gaat hier uiteraard om de lezing waarin geen jongen de anafoor zichzelf bindt.
Deze voorbeelden wijzen er andermaal op dat negatief polaire uitdrukkingen meer gemeen hebben met gebonden variabelen dan met lexicale anaforen. Hetzelfde geldt (in het Nederlands althans) voor localiteitseffecten. Negatief polaire uitdrukkingen en gebonden variabelen vertonen in veel mindere mate localiteitseffecten dan anaforen. Bekijk de volgende zinnen:
(38) | Ik ken niemand die een boek heeft gekocht dat ook maar iemand kon bekoren. |
(39) | Ik ken niemand die een boek heeft gekocht dat hem kon bekoren. |
(40) | * Ik ken niemand die een boek heeft gekocht dat zichzelf kon bekoren. |
Waar lexicale anaforen aan een duidelijke localiteitseis zijn onderworpen, geldt dit niet voor negatief polaire uitdrukkingen en gebonden variabelen. Wat negatief polaire expressies betreft valt hier in termen van functie-compositie wel meer over te zeggen. Zin (38) wordt namelijk ongrammaticaal als we een boek door het boek vervangen, terwijl dit in de zin (39) niet het geval is. Deze feiten benadrukken eens te meer de overeenkomsten en verschillen tussen de negatief polaire uitdrukking ook maar N en gebonden variabelen.
2. Negatief polaire werkwoorden
In deze sectie zullen we nagaan in hoeverre de negatief polaire NP ook maar N representatief geacht kan worden voor de klasse van negatief polaire uitdrukkingen. Er blijken namelijk verschillen te zijn met negatief polaire werkwoorden zoals hoevenGa naar eind9..
Allereerst kan ook maar N ingebed worden (we herhalen het voorbeeld), terwijl hoeven de trigger in de eigen deelzin lijkt te zoeken:
(41) | Ik ken niemand die een boek heeft gekocht dat ook maar iemand kon bekoren. |
(42) | * Ik ken niemand die een boek heeft gekocht dat schoolkinderen hoefden te lezen. |
Voorzover hoeven wel in een andere zin dan de trigger kan staan, lijkt dat verband te houden met de negative-raising-eigenschappen van het werkwoord (zie Van der Wouden 1985). Zin (43) is daarom veel beter dan (44):
(43) | Jan dacht niet dat hij hoefde te werken. |
(44) | * Jan zei niet dat hij hoefde te werken. |
Denken is namelijk een negative-raisingwerkwoord, in tegenstelling tot zeggen. Bij topicalisatie van de objectszin blijft dit contrast behouden:
(45) | ?Dat Jan hoefde te werken, had hij niet gedacht. |
(46) | * Dat Jan hoefde te werken, had hij niet gezegd. |
In de vorige sectie werd op basis van het gedrag van ook maar gesteld dat een naakte negatief polaire uitdrukking niet vooraf mag gaan aan de trigger. Ter illustratie herhalen we de relevante zinnen:
(47) | Niemand heeft ook maar iemand gezien. |
(48) | * Ook maar iemand heeft niemand gezien. |
Zodra we echter het gedrag van negatief polaire werkwoorden in ogenschouw nemen, blijkt deze llneariteitsrestrictie niet langer op te gaan. De onderstaande zinnen zijn alle welgevormd:
(49) | Niemand hoeft hem te zien. |
(50) | Hij hoeft niemand te zien. |
(51) | Hij hoeft je niet te zien. |
In de laatste twee voorbeelden volgt de trigger op het negatief polaire werkwoord. In het kader van de regeer- en bindtheorie kunnen deze feiten probleemloos verklaard worden door als dieptestructuur de bijzinsvolgorde aan te nemen. Dan is duidelijk dat hoeven in alle gevallen volgt op zijn trigger. Nemen we verder aan dat hoeven op D-structuur in de VP staat, dan is ook aan een eventuele c-commandeereis voor triggers voldaan.
Een dergelijke verklaring gaat natuurlijk niet voor ook maar N op, zoals we reeds zagen. Evenzo is ook het volgende voorbeeld problematisch, waarin de trigger voor hoeven in een PP vervat is:
(52) | Zij hoeft zich door niemand de les te laten lezen. |
Volgens de standaardtheorie wordt het negatief polaire element hier niet gec-commandeerd door zijn trigger. Als we vasthouden aan het idee dat niemand in dit geval niet de trigger kan zijn vanwege kennelijke schending van de c-commandeereis, dan zou de oplossing wellicht kunnen zijn dat de gehele PP als trigger fungeert. De PP heeft dan de triggereigenschappen van niemand overgenomen.Ga naar eind10. Dit vermogen om triggereigenschappen over te nemen is niet weggelegd voor alle constituen-
ten. Uit het volgende voorbeeld blijkt dat een zin er niet toe in staat is:
(53) | * Ik hoef wat niemand draagt te kopen. |
De ongrammaticaliteit van dit voorbeeld is in schril contrast met gevallen waar de trigger bij hoeven in de hoofdzin staat:
(54) | Ik hoef wat jij draagt niet te kopen. |
In dit opzicht gedraagt hoeven zich trouwens net zo als ook maar N:
(55) | * Wie niemand trakteert zal ook maar iets terugkrijgen. |
Al met al kan uit deze feiten geconcludeerd worden dat de negatief polaire uitdrukkingen ook maar N en hoeven, hoewel ze enkele overeenkomsten vertonen, niet over een kam geschoren mogen worden. Dit geldt met name voor kwesties die de relatie tussen trigger en negatief polaire uitdrukking betreffen zoals de lineariteitseis, de c-commandeereis en de localiteitseis.
Bibliografie
Hoekstra, E. (1987) ‘Korte binding en polariteit bij psych-werkwoorden en ditransitieven’. In: TABU: Bulletin voor Nederlandse Taalkunde 17, 85-95. |
Hoop, H. de (1987) Positieve Polariteit. Doctoraalscriptie R.U. Groningen. |
Hoop, H. de (1988) ‘Polariteit en superlatieven’. In: TABU: Bulletin voor Nederlandse Taalwetenschap 18, 114-128. |
Keenan, E.L. and L.M. Faltz (1985) Boolean Semantics for Natural Language. Dordrecht. |
Ladusaw, W.A. (1980) Polarity Sensitivity as Inherent Scope Relations. Doctoral dissertation University of Texas, Austin. Verspreid door de Indiana University Linguistics Club, Bloomington, Indiana. |
Ladusaw, W.A. (1983) ‘Logical Form and Conditions on Grammaticality’. In: Linguistics and Philosophy 6, 273-392. |
Wouden, T. van der (1985) Positief Polaire Uitdrukkingen in het Nederlands. Doctoraalscriptie R.U. Leiden. |
Zwarts, F. (1986a) Categoriale Grammatica en Algebraïsche Semantiek: Een Onderzoek naar Negatie en Polariteit in het Nederlands. Dissertatie R.U. Groningen. |
Zwarts, F. (1986b) ‘Polariteit: de reikwijdte van een lexicale eigenschap’. In: C. Hoppenbrouwers et al. (red.), Syntaxis en Lexicon. Veertien artikelen bij gelegenheid van het emeritaat van Albert Sassen. Dordrecht, 157-192. |
- eind*
- Graag willen wij Petra Hendriks, Mark Kas, Wim Kosmeijer en Irma de Ronde bedanken voor hun opmerkingen. Het onderzoek van de eerste twee auteurs wordt gesteund door de Stichting Taalwetenschap, die gesubsidieerd wordt door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (projectnummers achtereenvolgens 300-163-030 en 300-163-032).
- eind1.
- Men vergelijke Ladusaw (1980, 1983) en de aldaar vermelde auteurs.
- eind2.
- De notie van een additieve uitdrukking wordt uitvoerig behandeld in Zwarts (1986b).
- eind3.
- Men raadplege Zwarts (1986 a, b) voor de definitie van een antiadditieve uitdrukking.
- eind4.
- Zoals uit het vervolg zal blijken, is de zin met de gebonden variabele niet analoog aan de zin met de negatief polaire uitdrukking of de lexicale anafoor. De gebonden anafoor wordt namelijk samen met ander lexicaal materiaal getopicaliseerd. Indien dit niet het geval was, zou in termen van de regeer- en bindtheorie een conditie B-schending optreden. Hier valt meer over te zeggen, maar wij willen er in dit verband niet nader op ingaan.
- eind5.
- Men vergelijke in dit verband Hoekstra (1987), waar deze kwestie voor zogenaamde psychologische werkwoorden werd onderzocht.
- eind6.
- Merk op dat de vooronderstelling dat de over-PP aan beide zijden van de met-PP kan voorkomen misschien niet geheel en al juist is:
(i) ?? Ik heb over niets/niemand met Jan gesproken.
- eind7.
- Op alternanties van het type met niets/nergens mee willen we hier niet ingaan, hoewel ze zowel onafhankelijk als in het kader van polariteit zeer zeker nader onderzoek verdienen.
- eind8.
- Aandachtige lezers merken op dat we hier geen VP-topicalisatie hebben, maar topicalisatie naar het begin van de zin. De reden is dat VP-topicalisatie van nergens over een lijdend voorwerp heen onafhankelijk van polariteit is uitgesloten:
(i) *Ik heb nergens Jan mee geconfronteerd. (ii) *Ik heb nergens ook maar iemand mee geconfronteerd.
- eind9.
- Opmerkelijk is de ongrammaticaliteit van de volgende zin:
(i) *Jan heeft niet ook maar iets gezien.
Een en ander lijkt erop te duiden dat ook maar N in sommige omgevingen positief polaire eigenschappen ten toon spreidt. Men vergelijke in dit verband De Hoop (1987, 1988).
- eind10.
- Deze eigenschap geldt in principe voor elke PP en blijft dus niet beperkt tot PP's die vast bij een werkwoord horen. Voorbeelden zijn:
(i) Je hoeft achter niemand aan te lopen. (ii) Je hoeft op geen enkel papier morgen je naam te zetten.