| |
| |
| |
Over de interactie tussen lexicale en post-lexicale regels
Dicky Gilbers
0. Inleiding
Ritmisch structureren van fonologische frases betekent patronen toekennen van prominente en minder prominente syllabes. Dit ritmisch structureren wordt vrij algemeen beschouwd als een post-lexicaal proces. Volgens de theorie van de Lexicale Fonologie (Kiparsky (1982)) hebben ritmeregels dan ook geen toegang tot de interne structuur van woorden. Ritme is dus een bij uitstek oppervlakkig fenomeen: ritmeregels werken immers uitsluitend op het eindprodukt van de fonologische component. Zoals alle post-lexicale regels zijn ritmeregels optioneel en kunnen ze variabele structuren veroorzaken, waarbij de variatie bijvoorbeeld afhankelijk is van de spreeksnelheid.
In dit opzicht verschillen ritmeregels van accentregels, welke in het algemeen als cyclische lexicale regels worden beschouwd. Cycliciteit houdt in dat deze voor lexicale informatie over morfemen gevoelige accentregels na elke morfologische operatie worden toegepast. Nadat een accentregel is toegepast heeft de uitkomst toegang tot een volgende fase van morfologische afleiding. Cyclische regels zijn verplicht en structuurbehoudend. Dat wil zeggen dat een accentpatroon dat cyclisch aan een woord is toegekend in het algemeen niet kan worden veranderd. De prominentieverhoudingen tussen de syllabes in een woord blijven bijvoorbeeld behouden in een samenstelling. Afwijkingen van dit principe worden morfologisch verklaard. Accentverschuivingen zijn mogelijk in afgeleide vormen met een accent-beïnvloedend suffix. Dergelijke verschuivingen zijn dan verplicht.
Morfologische informatie is lexicaal en wordt als onzichtbaar in de post-lexicale component van de grammatica beschouwd. In de zogenaamde ‘Bracket Erasure Convention’ wordt deze aanname uitgedrukt. De gedachte dat post-lexicale regels geen toegang hebben tot lexicale informatie is een cruciaal punt in de theorie van de Lexicale Fonologie. In dit artikel worden enkele kanttekeningen gemaakt bij dit uitgangspunt van Lexicale Fonologie. Ik wil aannemelijk maken dat morfologische informatie toegankelijk moet zijn gedurende de afleiding
| |
| |
van het ritmische patroon van een fonologische frase, zelfs postlexicaal. In deze visie kunnen noch morfologische factoren op zichzelf noch ritmische factoren op zichzelf worden beschouwd als voldoende conditie om een accentverschuiving in een fonologische frase teweeg te brengen. Al wordt verschuiving van het nevenaccent in een frase gezien als het effect van een post-lexicaal ritmische bewerking, morfologische informatie blijft noodzakelijk om uit te maken of zo'n optionele nevenaccentverschuiving al dan niet kan plaatsvinden. Kortom, we moeten de morfologische haken niet te snel weghalen.
In het kader van een muzikaal-linguïstische benadering van prosodische structuren, zal ik een hiërarchisch gestructureerde set van preferentieregels voorstellen om ritmische structuren toe te kennen aan woorden en fonologische frases. In paragraaf 1 geef ik een beknopte weergave van de muzikaal-linguïstische aanpak voor de beschrijving van ritme in taal. Er wordt een voorbeeld van een preferentieregel gegeven, waarin de invloed van de spreeksnelheid op de variabele ritmische structuur van fonologische frases wordt uitgedrukt. Aan de hand van Engelse en Nederlandse voorbeelden wordt aannemelijk gemaakt dat ritmische regels onvoldoende verklaring geven voor restricties op ritmische variatie. In paragraaf 2.1 wordt een ritmische verklaring voor restricties op nevenaccentverschuivingen in fonologische frases van Hayes (1984) besproken en in paragraaf 2.2 een morfologische van Van Zonneveld (1983). Beide verklaringen zullen te sterk blijken. In paragraaf 3 zal ik aantonen dat de interactie van morfologische en ritmische invloeden noodzakelijk is voor het toekennen van ritmische patronen aan fonologische frases. Tenslotte volgen in paragraaf 4 de conclusies met betrekking tot de lexicaal fonologische theorie.
| |
1. Raakvlakken tussen muziek en prosodie
De muzikaal-linguïstische aanpak van ritme in taal is geïnspireerd op Lerdahl en Jackendoff (1983), waarin een grammatica gepresenteerd wordt die de menselijke muzikale capaciteiten beschrijft. De muzikaal-linguïstische aanpak toont duidelijke overeenkomsten met theorieën in de non-lineaire fonologie zoals die van Liberman en Prince (1977), Hayes (1984) en Selkirk (1984). Deze theorieën hebben gemeen dat ze taal hiërarchisch segmenteren in syllabes, voeten en fonologische frases. Op elk niveau is één element van het direct lagere niveau
| |
| |
hoofd van het element op het ‘commanderende’ niveau, bijvoorbeeld: elke voet heeft één syllabe die het hoofd is van die voet.
In het muzikaal-linguïstische perspectief worden prosodische voeten gelijkgesteld met muzikale maten, met als gevolg dat prosodische voeten temporeel geïnterpreteerd worden als isochrone eenheden. Dit houdt in dat prosodische structuur geanalyseerd wordt als 2/4 maat inclusief rusten, gerepresenteerd door ø -elementen, en opmaatposities. Van de generatieve theorie voor tonale muziek neem ik de conventie over dat elke eerste positie in een maat metrisch sterk is. De welgevormdheidscondities staan voeten met twee of drie syllabeposities toe: de ongemarkeerde voet bevat twee syllabes, de gemarkeerde drie (zie voor een overzicht Gilbers (1987)).
Welgevormdheidscondities geven de volgende restricties op de ritmische structuur van voeten:
(1) |
OK s w (w) |
* w (X) |
(X = variabel, staat voor ‘s’, ‘w’ of ‘ø’) |
|
OK s ø |
* s |
|
|
OK ø w (w) |
* s s (X) |
|
|
* s w w X |
|
De aaneenschakeling van voeten kan op verschillende wijzes geschieden, zodat verscheidene ritmische patronen voor eenzelfde fonologische frase mogelijk zijn. De bijdrage van de muzikaal-linguïstische theorie aan de fonologie is dus dit: er wordt een volledig beeld gegeven van de variatieruimte die er beschikbaar is voor talige ritmische structuren. Zoals zal blijken, valt een aantal varianten buiten het gezichtsveld van de actuele metrische theorieën. Laten we een aantal voorbeelden uit het Engels en het Nederlands bekijken. De fonologische frases in (2) staan variabele ritmische structuren toe.
| |
| |
(2 vervolg) |
Engelse data: |
nobody |
=> |
nobody else |
|
s s w |
s w w s |
|
|
blueberry |
=> |
blueberry hill |
|
strawberry |
=> |
strawberry fields |
|
raspberry |
=> |
raspberry pie |
|
gooseberry |
=> |
gooseberry ice |
|
|
Nederlandse data: |
bladzijde drie, intolerant, |
|
Alblasserdam, zuidafrikaans |
In de compositie ‘Blackberry way’ (Move, 1968) van Roy Wood wordt het ritmische patroon s-ø-s-w-s-ø (2a) gebruikt, vergelijkbaar met
s-ø-s-w-w-s-ø in de Minneapolis midgets ‘Raspberry beret’ (Prince, 1985). John Lennon en Dave Bartholomew gebruikten beide een
s-w-w-s-(ø) patroon (2b) in respectievelijk ‘Strawberry fields forever’ (Beatles, 1967) en ‘Blueberry Hill’ (Fats Domino, 1956). Een vergelijkbare nevenaccentverschuiving moet uitblijven in ‘Elderberry wine’ (Elton John, Bernie Taupin, 1972), aangezien de verschuiving een derde zwakke syllabe op rij zou veroorzaken, hetgeen een onmogelijke voetstructuur oplevert volgens (1).
Preferentieregel (3) geeft een verklaring voor de mogelijke varianten (Gilbers (1987)). In deze regel wordt de invloed van de spreeksnelheid verwoord. In allegro-spraak worden zoveel mogelijk syllabes in een voet gestopt; daarom zal in snelle spraak patroon (2b) eerder voorkomen. In (2a) worden drie voeten gevuld met syllabes, in (2b) twee voeten.
(3) |
Allegro-regel: In snelle spraak worden de syllabes van de frase over zo min mogelijk voeten verdeeld. |
Deze regel is geheel afhankelijk van de voet-structuur van de frase en geeft een ritmische verklaring voor de accentverschuiving. De regel is echter te sterk. Bijvoorbeeld ‘landbouwwerktuig’ heeft dezelfde ritmische ‘input’-structuur als ‘handenarbeid’ (s-w-s-w), maar nevenaccentverschuiving (s-w-w-s) doet zich bij snelle spraak bij de eerste samenstelling niet voor. Blijkbaar spelen meerdere invloeden op ritmische structuur hier een rol: de zwaarte van de syllabe die het nevenaccent moet afstaan; de vraag of de samenstelling ingeburgerd is; enz..
| |
| |
De verschillende invloeden op de ritmische structuur van taal moeten worden verwoord in een set post-lexicale preferentieregels. Deze regels moeten enerzijds mogelijke varianten verklaren, en anderzijds restricties geven om ongewenste analyses uit te sluiten. Het idee van een hiërarchisch geordende set preferentieregels is van Lerdahl en Jackendoff (1983), waarin de auteurs een vergelijkbare set preferentieregels voorstellen om hoofden te onderscheiden van minder belangrijke segmenten in muzikale passages. In de muzikaal-linguïstische benadering van ritme in taal voorzien deze preferentieregels in welgevormdheidscondities, welke mogelijke structurele descripties aangeven. De vraag is of een puur ritmische benadering voldoende is om variabele patronen en restricties op accentverschuivingen afdoende te verklaren. In de volgende paragraaf bespreek ik een ritmische benadering door Hayes (1984). Zijn regels zullen worden toegepast op Engelse en Nederlandse fonologische frases.
| |
2. Ritmische en morfologische invloeden op ritmische structuur
2.1 Eurhythmics
Liberman en Prince (1977) presenteren de Engelse ‘rhythm rule’ om alternanties te verantwoorden zoals in (4):
(4) |
guitár - gùitar mán |
(David Gates, Bread, 1972) |
|
adúlt - àdult educátion |
(Hall and Oates, 1984) |
‘Clashing stresses’, adjacente s-en op eenzelfde niveau, stellen de ritmeregel in werking. Deze verklaring blijkt echter zowel te sterk als te zwak te zijn. Soms is er geen sprake van een clash, maar vindt er wel een accentverschuiving plaats (5). De b. variant werd gehoord in een snel uitgesproken introductie bij een concert: ‘Ladies and gentlemen, would you please welcome mister Jack Bruce and friends.’
(5) |
a. |
Jack |
Bruce |
and |
Friends |
|
b. |
Jack |
Bruce |
and |
Friends |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
|
x |
x |
x |
x |
=> |
|
x |
x |
x |
x |
|
Nederlandse data: kaleidoscoop, amerikaans, perfectionist |
| |
| |
In de data uit (6) doet zich juist wel een clash voor, terwijl een accentverschuiving achterwege blijft.
(6) |
a. |
Minneapolis Midget |
|
b. |
Minneapolis Midget |
|
x |
|
x |
|
x------x |
clash |
|
x x |
|
x x x |
|
x x x |
|
x x x x x x x |
|
=> |
|
x x x x x x x |
|
Nederlandse data: overgankelijk werkwoord, onderdanige vriend, telepatische gave, overspelige mannen, elektronisch circuit |
Hayes (1984) presenteert een verklaring voor de restricties op alternanties. Hij definieert ‘eurithmicity rules’ en introduceert ‘ideale’ intervallen tussen s-syllabes. Sommige ritmische patronen zijn blijkbaar hoger gekwalificeerd dan andere. Hoe meer een ritmisch patroon een ideaal patroon benadert, des te meer euritmisch het is. Accentverschuivingen vinden slechts dan plaats, wanneer ze het ritmische patroon van een frase meer overeenkomstig een ideaal patroon maken. De uitgangsregel is (7a), welke op het ‘level of scansion’, het niveau van de gehele frase, werkt. De hier aangebrachte structuur is input voor (7b). Voor ritmische aanpassingen op grotere gehelen draagt (7c) zorg.
(7) |
a. |
Quadrisyllabic Rule: A grid is eurithmic when it contains a row whose marks are spaced close to four syllables apart. |
|
b. |
Disvllabic Rule: The domains delimited on the level of scansion should be divided evenly by a mark on the next lower grid level. |
|
c. |
Phrasal Rule: A grid is more eurhythmic if its second highest level bears two marks, spaced as far apart as possible. |
In (8) is het ‘level of scansion’ het op één na hoogste niveau in de grid. Het hoogste niveau kan niet gescandeerd worden, omdat het slechts één ‘x’ bevat. In de frase ‘Alamagòrdo Álfred’ (8a) is het input-interval tussen de s-syllabes ‘gor’ en ‘Al’ twee syllabes. Als een nevenaccentverschuiving plaatsvindt in deze frase, geeft het output-interval een afstand van vijf syllabes op het ‘level of scansion’ te zien. De output-vorm ‘Àlamagordo Álfred’ (8b) is meer overeenkomstig het euritmische ideaal dan de input-vorm, want het
| |
| |
interval tussen de syllabe met hoofdaccent en de syllabe met nevenaccent is vijf in plaats van twee en in vergelijking met het ideale interval van vier syllabes is vijf euritmischer dan twee. Een verschuiving zal dan ook plaatsvinden.
(8) |
a. |
Alamagordo Alfred |
|
b. |
Alamagordo Alfred |
|
X |
|
x |
|
x----x |
|
x----------x QR |
|
x x x |
|
x x x |
|
x x x x xx x |
==> |
|
x x x x xx x |
In ‘Minneàpolis mídget’ (9a) beslaat het input-interval op het ‘level of scansion’ drie syllabes. Een verschuiving van het nevenaccent zou de euritmiciteit niet verhogen, aangezien het outputpatroon een interval van vijf syllabes te zien zou geven en een pentasyllabisch interval is niet meer euritmisch dan een trisyllabisch interval, in vergelijking met het ideale quadrisyllabische interval. Aangezien er geen verbetering van de euritmiciteit optreedt, zal een nevenaccentverschuiving in deze frase dan ook niet plaatsvinden.
(9) |
a. |
Minneapolis Midget |
|
b. |
Minneapolis Midget |
|
x |
|
x |
|
x-------x |
|
x-----------x QR |
|
x x x |
|
x x x |
|
x x x x x x x |
≠> |
|
x x x x x x x |
Op basis van een puur ritmisch principe geeft Hayes een verklaring voor restricties op nevenaccentverschuiving. Slechts structurele informatie is bij de verklaring betrokken.
Aangezien ik geen native speaker van het Engels ben, kunnen mijn oordelen over mogelijke ritmische alternanties in Engelse frases als ‘irresistible Prince’, ‘confidentially yours’, ‘aboriginal village’, welke dezelfde ritmische input-structuur hebben als ‘Minneapolis midget’, enigszins arbitrair zijn. Het is daarom de moeite waard de Engelse data te vergelijken met Nederlandse fonologische frases met dezelfde ritmische input structuur. Op deze wijze kunnen we onderzoeken of Nederlandse data voldoen aan Hayes' euritmische regels en of een puur ritmische, structurele benadering van deze alternantie fenomenen adequaat is. In (10) staan Nederlandse data die nevenaccentverschuiving toestaan. Dit is in conflict met de euritmische regels.
| |
| |
Al verbetert de euritmiciteit niet, een verschuiving kan wel degelijk optreden.
(10) |
a. |
twijfelachtige feiten |
|
b. |
twijfelachtige feiten |
|
x |
|
x |
|
x x |
|
x x |
|
x x x |
|
x x x |
|
x x x x x x x |
=> |
|
x x x x x x x |
|
data: redekundig ontleden, essentiële verschillen, veertigurige werkweek, hartverscheurende stem, sfeergevoelige jongen, veelbetekenend lachje |
Bij ‘twijfelachtig’ kan de tegenwerping worden gemaakt dat volgens van Dale (1984)11 (1864) dit woord een wisselend ritmisch patroon heeft, hetgeen zowel structuur (10a) als (10b) kan verklaren. Ook bij predicatief gebruik is het hoofdaccent zowel op de eerste als op de derde syllabe mogelijk. Bij ‘redekundig’ kan een mogelijke verklaring gevonden worden in een contrastaccent met ‘taalkundig’. Dergelijke aannames gaan echter niet op voor ‘essentiële verschillen’. Volgens van Dale heeft ‘essentieel’ geen wisselend ritmisch patroon en van contrastaccent kan in dit geval ook geen sprake zijn. Al is structuur (10b) geen verbetering wat betreft het euritmische ideaalpatroon, beide structuren zijn in het Nederlands mogelijk.
Toch zijn er in het Nederlands ook fonologische frases, zoals ‘begeleidend orkest’ en ‘verontrustende data’, die Hayes' regels ondersteunen. In deze frases zou een nevenaccentverschuiving van de derde naar de eerste syllabe de euritmiciteit van het ritmische patroon niet verbeteren en de verschuiving vindt inderdaad niet plaats. Karakteristiek aan deze vormen is echter dat de frases beginnen met een dubbele opmaat, een driesyllabige voet waarvan de eerste positie, de s-positie, leeg blijft. De eerste syllabe in de voet bevat als nucleus een schwa en de schwa kan geen accent dragen en dus de s-positie niet innemen.
De muziektheorie zou de blokkade op nevenaccentverschuivingen nu kunnen verklaren met een ritmische structuur die zowel een driesyllabige voet vóór het hoofdaccent, als een dubbele opmaat vóór het nevenaccent kent. De blokkade blijft dan een zuiver ritmische, structuurafhankelijke, aangelegenheid: een allegro-structuur met twee driesyllabige voeten voorafgaande aan het hoofdaccent staat geen
| |
| |
ritmische aanpassing toe. In (11b) is verschuiving mogelijk, in (11a) niet.
De woordgroepen uit (12) tonen echter aan dat de verklaring niet alleen in dubbele opmaten gezocht moet worden. Deze frases hebben een input-structuur (10a), voldoen aan Hayes' restricties, maar beginnen niet met een dubbele opmaat.
(12) |
ingewikkelde sommen, onderdanige vriend, overdadige luxe, overspelige mannen, buitensporig gedrag, onderhoudend gesprek |
Verschuiving van het nevenaccent naar de eerste syllabe is in deze frases niet aannemelijk. In ‘ìngewikkelde sómmen’ zou men in plaats van het substantief ‘sommen’ eerder het substantief ‘baby's’ verwachten. Een verschil dat erop kan wijzen dat semantisch gezien de lexicale transparantheid van het adjectief een rol speelt. Een lexicaal transparant adjectief staat in een frase eerder een verschuiving toe dan een lexicaal intransparant adjectief.
Vergelijking van de data in (10) en (12) maakt duidelijk dat een puur ritmische verklaring voor mogelijke verschuivingen niet voldoet. Wanneer in bepaalde frases een nevenaccentverschuiving kan plaatsvinden, terwijl in andere frases met dezelfde ritmische structuur zo'n verschuiving onmogelijk blijkt, schiet een structuurafhankelijke verklaring tekort en moet de werking van andere invloeden op de ritmische structuur mede worden aangenomen.
Voor de lezer die de verschuivingen in de data van (10) eveneens niet accepteert en Hayes' ‘quadrisyllabic rule’ dus intact blijft, geef ik de frases onder (13). Ik ga er daarbij vanuit dat diegene die de verschuiving in de frases van het type ‘fatalistische instelling’ (vergelijk: ‘Minneapolis Midget’) in (13a) niet accepteert, deze eveneens niet accepteert in de frases van het type ‘kapitalistisch wereldje’ (vergelijk: ‘Alamagordo Alfred’) in (13b). Voor deze lezer
| |
| |
is de ‘quadrisyllabic rule’ niet restrictief genoeg en een puur ritmische verklaring dus eveneens niet adequaat.
(13) |
a. |
fatalistische instelling |
b. |
kapitalistisch wereldje |
|
stenografisch noteren |
|
choreografisch indelen |
|
filosofische denkers |
|
antroposofisch boek |
|
theologisch geschrift |
|
teleologisch leraar |
|
geologisch docent |
|
archeologisch werk |
|
fonologische frase |
|
morfonologisch onderzoek |
|
realistische visie |
|
idealistisch leven |
|
oratorisch gekweel |
|
compositorisch hoogstandje |
| |
2.2 De kracht van een magneet
Naast ritmische verklaringen zijn ook morfologische verklaringen voorgesteld voor restricties op nevenaccentverschuivingen in fonologische frases. Onder andere Van Zonneveld (1983) zoekt de verklaring in de accentuele eigenschappen van de affixen waarmee de adjectieven uit de frases zijn gevormd. Hij onderscheidt drie soorten affixen: strippers, magneten en stressers. Strippers zijn accent-neutraal, zij beïnvloeden de ritmische structuur van de basisvorm niet. Een voorbeeld: het diminutief-suffix ‘je’ in ‘víjand’ - ‘víjandje’. Magneten en stressers beïnvloeden de ritmische structuur van de basisvorm wel. Een magneet trekt het accent aan, bijvoorbeeld het suffix ‘ig’ in ‘vijándig’; een stresser draagt het accent zelf, bijvoorbeeld het suffix ‘in’ in ‘vijandín’.
In het kader van nevenaccentverschuivingen is met name de magneet interessant. Volgens Van Zonneveld is de invloed van de magneet op de ritmische structuur belangrijker dan de ritmische invloed. In het morfologisch afgeleide patroon van een magneet-bevattend adjectief is een accentverschuiving niet toegestaan. Zie hier de morfologische verklaring voor het feit dat het nevenaccent op de derde syllabe in ‘overdàdige lúxe’ (13) niet naar de eerste syllabe kan verschuiven: ‘* òverdadige lúxe’.
Laten we een aantal fonologische frases die een magneet bevatten nader bekijken om uit te zoeken of een morfologische verklaring voor de restricties op alternanties beter is dan een ritmische verklaring. Om de morfologische invloed structuuronafhankelijk te kunnen onderzoeken, houd ik de ritmische structuur van de data constant. Ik kies daarbij voor een s-w-s-w-w-s-(w)-patroon, zoals in (9), omdat deze
| |
| |
structuur ritmisch gezien een nevenaccentverschuiving niet toestaat. Wanneer in data met een dergelijke ritmische structuur het adjectief ook nog een magneet bevat, is zowel vanuit een morfologisch als vanuit een ritmisch standpunt gezien het nevenaccent op de eerste syllabe onmogelijk. In (14) staan frases waarin respectievelijk de magneten ‘ig’ (14a); ‘isch’ (14b); ‘(e)lijk’ (14c) en ‘end’ (14d) voorkomen. Toch kan het nevenaccent in deze frases wel degelijk de eerste syllabepositie innemen.
(14) |
a. |
tandheelkundige dienst |
b. |
alfabetisch geordend |
|
aardrijkskundig genootschap |
|
chronologische volgorde |
|
bekervormige kraakbeentjes |
|
alcoholische dranken |
|
letterkundig artikel |
|
charismatische leider |
|
|
c. |
brandgevaarlijke droogte |
d. |
veelbelovend talent |
|
middernachtelijk uur |
|
oorverdovend lawaai |
|
voornaamwoordelijk bijwoord |
|
stroomverslindende hobby |
|
ongeneselijk ziek |
|
angstaanjagend gesis |
Als we de data in (14) vergelijken met frases als ‘overgànkelijk wérkwoord’ en ‘overspèlige mánnen’, die dezelfde ritmische structuur hebben en eveneens een magneet bevatten, maar nevenaccent op de eerste syllabe niet toestaan, dan lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat naast een puur ritmische ook een puur morfologische verklaring onvoldoende is. De mogelijkheid van ritmische alternanties is ingewikkelder dan Hayes en Van Zonneveld suggereren.
Zoals in de inleiding opgemerkt, kan ritmische variabiliteit beter beregeld worden door middel van een hiërarchische set van preferentieregels. Spreeksnelheid, ingeburgerdheid, lexicale transparantheid, syllabe-zwaarte en morfologische opbouw zijn waarschijnlijk slechts een gedeelte van de invloeden op ritmische structuur, die in preferentieregels verwoord moeten worden. Deze preferentieregels kunnen elkaar versterken of tegenwerken, waarbij in geval van conflict sommige regels of combinaties van regels de werking van een andere regel teniet kunnen doen.
In de volgende paragraaf wordt een impressie gegeven van morfologische invloeden op ritmische structuur, die in regels uitgedrukt moeten worden. We zullen daarbij zien dat door de morfologie gestuurde tendenzen beïnvloed kunnen worden door ritmische principes.
| |
| |
| |
3. De interactie van preferentieregels
De data uit deze paragraaf zijn verzameld uit het retrogradewoordenboek. Om de morfologische invloed op ritme zo objectief mogelijk te onderzoeken, houd ik de ritmische structuur van de te onderzoeken fonologische frases weer constant. Alle frases bevatten een adjectief met zowel een s-w-s-w-w-structuur, als een magneet die in de frase aan de syllabe met het hoofdaccent voorafgaat. Uit deze data zijn een aantal tendenzen af te leiden, die ik hier kort wil bespreken.
Wanneer de fonologische frase als eerste lid een telwoord bevat, is verschuiving niet alleen goed mogelijk; de variatie met het nevenaccent op het eerste lid krijgt zelfs de voorkeur: eerder ‘tàchtigjarige óorlog’ dan ‘tachtigjàrige óorlog’.
(15) |
tachtigjarige oorlog, driesyllabige voet, zevenbladig systeem, 98 luchtballonnen, honderdkoppig publiek, duizendstemmige koren, zevensnarige luit, zevenvoetige frase |
Beide ritmische varianten zijn eveneens goed mogelijk wanneer de frase als eerste lid het negatie-prefix ‘on’ heeft.
(16) |
onvolledig bestand, onbevredigend werk, ondeskundig gepruts, ongeduldige ijsberen, onafscheidelijk duo, onbetekenend voorval, onherroepelijk fout, onvergefelijk slippertje |
Hierbij moet worden opgemerkt dat de scope van het prefix ‘on’ het gehele adjectief uit de frase moet betreffen, aangezien verschuiving in ‘onrustbarende feiten’ minder aannemelijk is. ‘on’ Vormt in deze laatste frase namelijk eerst een nomen met ‘rust’. In een adjectief met een morfologische structuur als in (17a) is verschuiving toegestaan; in een adjectief met een morfologische structuur als in (17b) is verschuiving van meerdere invloeden afhankelijk.
(17) |
a. |
[on[ X ]] |
|
b. |
[on[ X ]] Y ] |
Zoals in de vorige paragraaf naar aanleiding van het paar ‘ìngewikkelde báby's’; ‘ingewikkelde sómmen’ opgemerkt, speelt de lexicale
| |
| |
transparantheid van de samenstelling een rol. In ‘onrustbàrende féiten’ is het nevenaccent niet goed mogelijk op de eerste syllabe; in het transparantere ‘lèvendbarende díeren’ wel. Zo denk ik bij ‘doorslaggévend’ eerder aan een substantief als ‘bewijs’, en bij ‘dóorslaggevend’ aan een nomen als ‘carbonpapier’. Een ‘doeltrèffende spíts’ kwijt zich uitstekend van zijn taak, maar een ‘dòeltreffende spíts’ heeft zojuist gescoord.
Gezien ‘noemenswaardige voorbeelden’ en ‘levenslustige vader’ lijkt verschuiving in samengestelde adjectieven met als eerste lid een V mogelijk, maar deze variatie heeft niet de voorkeur. Voor samengestelde adjectieven met als eerste lid een A of een N geldt gezien respectievelijk ‘zaligmakende zegen’, ‘andersdenkende mensen’, ‘eeuwigdurende onzin’, ‘extremistische vleugel’ en ‘deltavormige monding’, ‘kunsthistorische vondst’, ‘fragmentarische bom’, ‘substantivische woordgroep’ hetzelfde.
Verschuiving lijkt onmogelijk wanneer het eerste lid van het adjectief een prepositie is. Preposities zijn, voorlopig om duistere redenen, onwillig om accent te dragen: als ze op compound-niveau geen accent hebben gekregen, willen ze het niet alsnog door een accentverschuiving krijgen (18); en als ze al accent dragen, staan ze dat maar al te graag weer af, zoals blijkt uit de compounds ‘studietoelage’, ‘tijdsduurindeling’ en ‘basisopstelling’ waarin de preposities ‘toe’, ‘op’ en ‘in’ hun accent makkelijk afstaan aan de syllabe ter rechter zijde.
(18) |
overvloedige drank, buitennissig gekleed, overtreffende trap, achterstallig salaris, overgankelijk werkwoord, overtuigend bewijs, onderscheidend vermogen (zie ook (12)) |
Een uitzondering moet misschien gemaakt worden voor gevallen waarin ‘over’ de betekenis van ‘super’ heeft, zoals in ‘òverheerlijke máaltijd’, ‘òverluide muzíek’. Deze adjectieven hebben echter ook een voorkeur voor initieel accent in een meer geïsoleerde positie: ‘óverbeleefd’, ‘óvergevoelig’, ‘óverbekend’, ‘óverbeschaafd’. Dat nevenaccent mogelijk is op de prepositie in ‘ìngewikkelde báby's’ lijkt erop te wijzen dat in de uiteindelijke hiërarchie van preferentieregels de invloed van lexicale transparantheid sterker is dan de morfologische restrictie dat een prepositie als eerste deel van een frase nevenaccentverschuiving niet toestaat. Deze lexicaal transpa- | |
| |
rante adjectieven hebben echter altijd initieel accent, zodat in deze gevallen geen sprake is van een accentverschuiving.
Ook de omvang van de fonologische frase is van belang. Nevenaccentverschuiving is mogelijk in ‘àardrijkskundig genóotschap’ (zie (14)), maar als deze frase wordt ingebed in een grotere frase, bijvoorbeeld ‘Nèderlands aardrijkskùndig genóotschap’, dan blijft het, nu tertiaire, accent op ‘kun’. Verschuivingen werken blijkbaar aan de periferie van een frase en liever niet in het midden daarvan. De invloed van dit ritmische, structuurafhankelijke, gegeven is sterker dan de morfologische invloed. In (19) staan fonologische frases die links uitgebreid kunnen worden met een extra s-w-(w)-voet. In een s-w-s-w-w-S-structuur (waarin S staat voor hoofdaccent) mag het nevenaccent van de tweede voet naar de eerste verschuiven, tenzij deze structuur een onderdeel vormt van een s-w-(w)-s-w-s-w-w-S- fonologische frase.
(19) |
(Nederlands) aardrijkskundig genootschap |
|
(neo-) realistische visie |
|
(auto-) biografisch verhaal |
|
(para-) psychologisch verschijnsel |
|
(psycho-) analytische onderzoeken |
|
(micro-) fotografische plaatjes |
|
(radio-) filharmonisch orkest |
De data in deze paragraaf geven een impressie van de moeilijkheden die we tegenkomen als we preferentieregels, waarin invloeden op de ritmische structuur van fonologische frases worden verwoord, proberen te ordenen. Soms is de morfologische invloed sterker dan de ritmische, soms is het net andersom. In dit stadium kunnen we concluderen dat in een fonologische frase het nevenaccent van de tweede naar de eerste voet kan verschuiven, tenzij de eerste voet uit een dubbele opmaat bestaat of de frase deel uitmaakt van een grotere fonologische frase, zodat de verschuiving niet perifeer plaatsvindt (ritmische restricties). Een verschuiving vindt evenmin plaats als de eerste voet van het adjectief in de frase een prepositie bevat (morfologische restrictie).
| |
| |
| |
4. Conclusie
Wat is de betekenis van de in dit artikel gepresenteerde observaties voor de fonologische theorie en dan met name voor de theorie van de Lexicale Fonologie? Volgens Booij en Rubach (1987) gaan (woord-) accentregels vooraf aan morfologische regels. Ondersteuning voor deze aanname kan gevonden worden in de keuze tussen de suffixen ‘isch’ en ‘ief’ in de afleiding van Nederlandse adjectieven. De keuze is immers afhankelijk van het accentpatroon van het basiswoord: ‘telepathíe’-‘telepathisch’, maar ‘illustrátie’ - ‘illustratief’. Deze voorbeelden tonen eveneens aan dat affixen het accentpatroon van het basiswoord kunnen beïnvloeden, terwijl vrij algemeen wordt aangenomen dat bij samenstelling van woorden de prominentieverhouding in de basiswoorden intact blijft.
In het kader van de Lexicale Fonologie heeft men voorgesteld verschillende niveaus waarop prosodische en morfologische regels werken, in het lexicon te onderscheiden. Fonologische regels die op niveau twee werken, kunnen de structuur van op niveau één afgeleide woorden niet meer beïnvloeden. Met de aanname dat accentregels en samenstellingsregels op niveau één werken en afleidingsregels op niveau twee, hoeft de discrepantie tussen het wel voorkomen van accentverschuivingen in afleidingen (‘múze’ - ‘muzíek’ - ‘mùsicologíe’) en niet in samenstellingen (‘ált’ + ‘vióol’ = ‘àltvióol’) niet meer verklaard te worden. Wanneer immers de regels cyclisch werken, kunnen prosodische regels die op niveau twee werken, bijvoorbeeld op afleidingen, de prosodische structuur van op niveau één gevormde woorden, bijvoorbeeld samenstellingen, niet meer beïnvloeden.
In Booij en Rubach (1987) wordt onderscheid gemaakt tussen cyclische lexicale regels (niveau één) en postcyclische lexicale regels (niveau twee). Daarnaast worden de lexicale regels onderscheiden van de post-lexicale. Lexicale regels vertonen een wisselwerking met morfologie, maar van post-lexicale regels wordt aangenomen dat ze geen toegang hebben tot het lexicon, zodat morfologische informatie onzichtbaar voor deze regels is.
| |
| |
Algemeen geaccepteerd is het feit dat het accentpatroon van afgeleide vormen post-lexicaal beïnvloedbaar is. Van Zonneveld en Gilbers (1986) maken duidelijk dat accentverschuivingen ook in samenstellingen kunnen voorkomen: ‘handenarbeid’ (cyclisch: s-w-s-w; ritmisch: s-w-w-s). Het lijkt erop dat ritmische variatie zowel op cyclisch gegenereerde als post-cyclisch gegenereerde structuren mogelijk is.
Zoals alle optionele regels, is nevenaccentverschuiving in fonologische frases terecht altijd beschouwd als een post-lexicaal fenomeen. De lokalisering van accentregels in het lexicon en ritmeregels post-lexicaal is echter niet probleemloos. In ‘aardrijkskundig genootschap’ is de post-lexicale ritmeregel sterker dan de morfologische restrictie op nevenaccentverschuiving, maar in ‘Nederlands aardrijkskundig genootschap’ kan de lexicaal afgeleide vorm postlexicaal niet meer beïnvloed worden. Hier blijken de in het lexicon gesitueerde regels sterker dan de post-lexicale. Het paar ‘tàchtigjarige óorlog’ - ‘overgànkelijk wérkwoord’ maakt duidelijk dat morfologische informatie toegankelijk moet zijn in de fonologische
| |
| |
component wanneer post-lexicale ritmeregels worden toegepast. Daarmee verliest de ‘Bracket Erasure Convention’ aan kracht. Er is sprake van een ingewikkeld samenspel van morfologische gegevens en structuurgegevens. Enerzijds blijven bepaalde morfologische restricties op accentverschuivingen ook post-lexicaal hun invloed op de ritmische structuur houden; anderzijds kunnen post-lexicale ritmeregels op elk lexicaal niveau gegenereerde structuren beïnvloeden, hetgeen het onderscheiden van verschillende niveaus in het lexicon, althans wat betreft toepassingen van accent- en ritmeregels, arbitrair maakt.
In een set van preferentieregels moeten optionele post-lexicale ritmeregels toegang hebben tot lexicale, morfologische, informatie. Het is natuurlijk niet de bedoeling om hiermee lexicale fonologie te diskwalificeren. Ik wil wel het ritme-argument voor de aanname van een gelaagd lexicon relativeren. Voor andere fonologische processen kan het onderscheiden van verschillende lexicale niveaus nuttig zijn.
| |
Bibliografie
Booij, G.E. & J. Rubach (1987). ‘Postcyclic versus postlexical rules in lexical phonology’. In: Linguistic Inquiry 18.1 |
Chomsky, N. & M. Halle (1968). The Sound Pattern of English, Harper & Row, New York |
Gilbers, D.G. (1987). ‘Ritmische structuur’. In: GLOT 10-2, 271-292 Hayes, B. (1984). ‘The Phonology of Rhythm in English’. In: Linguistic Inquiry 15-1, 33-74 |
Kager, R. & E. Visch (1986). Clash and/or Eurithmy (ongepubliceerd), Utrecht. |
Kiparsky, P. (1982). ‘From cyclic to Lexical Phonology’. In: H. van der Hulst and N. Smith, eds., The Structure of Phonological Representations Part 1, Foris, Dordrecht, 131-176 |
Lerdahl, F. & R. Jackendoff (1983). 'A Generative Theory of Tonal Music, M.I.T. Press, Cambridge, Massachusetts. |
Liberman, M. & A. Prince (1977). ‘On stress and linguistic rhythm’. In: Linguistic Inquiry 8-2, 249-336 |
Selkirk, E.O. (1984). ‘Phonology and Syntax’, M.I.T. Press, Cambridge, Massachusetts. |
| |
| |
Zonneveld, R.M. van (1983). Affix-grammatica, een onderzoek naar woordvorming in het Nederlands, diss., Groningen. |
Zonneveld, R.M. van & D.G. Gilbers (1986). ‘Linguïstisch ritme en het triool-Nederlands’. In: TABU 16-2, 198-204 |
|
|