Nader tot u
Machteid van Royen
Kloeke, een van de taalkundigen die zich met de geschiedenis van de Nederlandse aanspreekpronomina heeft beziggehouden, sprak ooit van de bijzondere ‘bekoring’ die er van dit onderwerp uitgaat (Kloeke 1947: 20)Ga naar eind1.. Gezien de dubbele betekenis van het woord, namelijk ‘charme’ en ‘beproeving’, is dit een geschikte term om aan te geven hoe boeiend -want nauw verweven met menselijke relaties en cultuurpatronen- deze geschiedenis enerzijds is, en hoe irritant ongrijpbaar -door de overmatige gecompliceerdheid- anderzijds.
In 1983 is er een belangrijke bijdrage toegevoegd aan de reeds omvangrijke literatuur over genoemd onderwerp: ‘De oudste vindplaats van “U”’ (Sassen 1983)Ga naar eind2.. Hieronder enkele kanttekeningen bij dit artikel.
1. Sassen stelt dat er na 1948 ‘niet meer gericht gezocht of ongewild ontdekt’ is. Dat is een wat boude bewering, hij bedoelt -naar ik aanneem- dat eventuele ontdekkingen althans niet gepublicéerd zijn.
2. Aanleiding tot Sassens artikel was een voorbeeldzin in de Nederlandsche Spellijnghe van Joas Lambrecht (Gent 1550)Ga naar eind3., welke zin merkwaardig genoeg nooit ‘in het geding en zelfs niet teberde is gebracht’ in de literatuur over de geschiedenis van onze aanspreekpronomina, en die voor Sassen voldoende aanwijzingen bevat om 35 jaar (!) na de laatste publikatie over de oudste vindplaats van nominatief U (Kloeke 1948)Ga naar eind4. deze vindplaats met 74 jaar (!) te vervroegen. Waarmee, tussen haakjes, gebroken wordt met de traditie van geleidelijke en met twijfels gepaard gaande verschuiving van de terminus ante quem.
Genoemde voorbeeldzin luidt: U eist dien ic meane, waarbij Lambrecht de volgende uitleg geeft: u es hier pronômen, dats ean woord/eanighen persoan of naam beteakenende (A VIIv). Sassen acht de voorbeeldzin structureel identiek aan Jij bent het die ik bedoel, beschouwt U als subjectsvorm en de persoonsvorm isGa naar eind5. als de ook elders bij nominatief U vaak voorkomende 3e persoon enkelvoud. Dit is vrijwel zeker de juiste interpretatie: alleen een advocatus diaboli zou hier parafraseren met ‘Jóu is het die ik bedoel’, U als objectsvorm beschouwen (een geval van forse casusattractieGa naar eind6.) en es als hulpwerkwoord van omschrijving.
3. Sassen noemt het voorbeeldzinnetje ‘intrigerend’. Inderdaad, het roept vragen op. Maar dat geldt ook voor de uitleg die Lambrecht er bij geeft. Althans mij is niet alles duidelijk.
(a) De Nederlandsche Spellijnghe is blijkens het titelblad bedoeld voor ‘onderwijsder Jonghers voor haar earste beghin’, dat wil zeggen voor jongens (of ook meisjes? de tekst bestaat uit een dialoog tussen ‘learknecht’ en ‘measter’) in het basisonderwijs. Het lijkt me niet aannemelijk dat Lambrecht, die bovendien als schoolmeester heeft gepraktizeerdGa naar eind7., in een dergelijk didactisch werk vormen heeft genoteerd die een zeer geringe distributie kenden. Maar indien nominatief U inderdaad gebruikelijker is geweest dan we tot nu toe, op grond van het gevonden materiaal, hebben aangenomen, aan welk geografisch gebied en aan welk taalgenre moeten we dan denken? Blijkens het voorwoord van de Nederlandsche Spellijnghe is het boek bedoeld voor ‘alle scholen van Nederlandscher sprake’Ga naar eind8., en de uitleg die Lambrecht bij z'n voorbeeldzin geeft lijkt niet -of althans niet alléen- te zijn ingegeven door vrees voor misverstand, veeleer door de inrichting van het betreffende hoofdstuk (bij a, e, i en o geeft hij een vergelijkbare uitleg, hoewel het daar om niet mis te verstane interjecties gaat), zodat we mogen veronderstellen dat nominatief U een vorm was die zowel in Zuid- als Noordholland bekend was. Maar dan waarschijnlijk niet in de gangbare spreek- en schrijftaal: we zullen mijns inziens in de eerste plaats moeten denken aan kringen die bekend waren met de plechtstatige titulatuur in officiële brieven (bijvoorbeeld Uwe Liefde en Uwe