Spiering
Reactie op Een syntactisch Ingvaeonisme?
In het vorige nummer van Tabu (jrg. 15, nr. 4) wordt in Sassens spiering voor het oneigenlijk-modale hulpwerkwoord zullen de volgende plusquamperfectumconstructie gegeven:
(A) |
had(den) + zullen + Infi. |
Constructie (B) levert echter een synonieme lezing:
(B) |
zou(den) + VDi + hebben, |
getuige de volgende zinnen:
(A) |
Jan had voor de wijn zullen zorgen. |
(B) |
Jan zou voor de wijn gezorgd hebben. |
Wanneer nu het werkwoord zou (den) in (B) vervangen wordt door een overeenkomstige vorm van willen, moeten, kunner, of mogen, is volgens de ANS, door Sassen geciteerd, de B-constructie in het ABN niet (goed) mogelijk. Vergelijk:
(1) |
(a) |
*Jan wilde voor de wijn gezorgd hebben. |
|
(b) |
*Jan moest voor de wijn gezorgd hebben. |
|
(c) |
*Jan kon voor de wijn gezorgd hebben. |
|
(d) |
*Jan mocht voor de wijn gezorgd hebben. |
Deze constatering moge op zichzelf juist zijn, ze houdt evenwel niet in dat de zinnen (1) (a-d) in elke interpretatie ongrammaticaal zijn.
Het Nederlands kent namelijk zinnen als onder (2) - (5) genoteerd staan:
(2) |
(a) |
Ik wil die brief voor 17.00 uur gepost hebben. |
|
(b) |
Ik wilde die brief voor 17.00 uur gepost hebben. |
(3) |
(a) |
Hij moet dat boek voor vrijdag gelezen hebben. |
|
(b) |
Hij moest dat boek voor vrijdag gelezen hebben. |
(4) |
(a) |
Hij kan dat boek voor vrijdag gelezen hebben. |
|
(b) |
Hij kon dat boek voor vrijdag gelezen hebben. |