Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Tabu. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Tabu. Jaargang 5

(1974-1975)– [tijdschrift] Tabu

Vorige Volgende
[p. 17]

Spierinkjes
Wat is Jan z'n boek?

0. Inleiding

In een interessant artikel heeft dhr. Sassen gewezen op een aantal discongruïteiten tussen het Nederlands taalgebruik en de taalbeschrijving. Met twee van zijn opmerkingen over de Jan z'n boek constructie en de beschrijving ervan in Van Wijks grammatika ben ik het niet eens.

Ten eerste lijkt me de bewering als zou Van Wijk zich onderscheiden van tijdgenoten en latere generaties, doordat hij de constructie zonder blikken of blozen een genitief noemt, een beetje misleidend. Ten tweede lijkt me de banvloek, uitgesproken over die fiets z'n banden, een beetje voorbarig.

1. Wat is Jan z'n boek?

De door dhr. Sassen gewraakte passage komt voor in de paragraaf over afleidingen in het hoofdstuk over woordvorming. Dit hoofdstuk verscheen voor het eerst in de tweede druk (1909). Vóór en ná dit jaar hebben zich enige grammatici over de constructie uitgelaten, die op hun beurt weer aangehaald worden door Gerlach Royen (1949: 167), o.a. W. de Vries:

‘Jan z'n boek’, ‘Naatje haar hoed’ zijn feitelijk genitieven; zo goed als de s van Jans zijn zijn en haar elementen, welke het regeerend woord representeren in het geregeerde; evenals de s wijst het poss. op het bestaan van een regens, het dwingt te denken aan een bezitting (Dysmelie 64, 84)’

Aan Gerlach Royen is een merkwaardige passage in Te Winkel (1904: 217, 491) ontsnapt:

‘Zoo hoort men zelfs in de spreektaal de uit de schrijftaal terecht verbannen onbeholpen vormen Piets'n huis = Piet zijn huis,....’
‘Sedert ik schreef, dat vormen als Pietsen huis, Better of Joder japon uit de schrijftaal verbannen waren heb ik die vormen inderdaad zoo nu en dan weer geschreeven gevonden, maar dan soms in de eenigszins pedante etymologische spelling Piet zijn huis, Bet haar of Jo haar japon. Dat nu wordt niet gezegd en werd ook sinds lang niet meer geschreven: 't is het produkt van dilettantische taalgeleerdheid. In overeenstemming met de werkelijkheid is alleen het feit dat het bepalende substantief, wanneer het aan het bepaalde voorafgaat, nu in de beschaafde taal de genitiefuitgang s heeft en in een minder beschaafd Nederlandsen voor ‘mannelijk’ den uitgang sen (of zen) en voor ‘vrouwelijk’ den uitgang er (of der). Mochten de laatste uitgangen meer tot de beschaafde taal doordringen, wat denkbaar is, (....), en mochten zij dientengevolge meer dan nu geschiedt geschreven worden, dan zouden onze spraakkunsten bij haar verbuigingsparadigma een paar nieuwe genitiefssuffixen naast de s moeten opgeven’
[p. 18]

Van Wijk stond dus echt niet alleen met zijn genitief.

2. Is Die fiets z'n banden ongrammatikaal?

Paardekooper heeft in zijn artikel Jan z'n boek vastgesteld wat de voorwaarden zijn voor woorden of woordgroepen om in het paradigma van Jan te staan: ‘Als menselijk of dierlijk voorgestelde wezens waarmee we een zekere vertrouwelijkheid bezitten’ (p. 17). Hieruit blijkt dat de ‘genitief’ +Bezield moet wezen. Hiertegen kunnen we twee soorten tegenvoorbeelden aanvoeren:

Ten eerste de zinnen uit Gerlach Royen (p. 172):

Moeder zat bij de theestoof z'n neuriënd water Het vuurken zijnen pikanten smoor bleef in het kot hangen

Op beide zinnen valt echter wat aan te merken: de tweede is duidelijk geen ABN, en uit de eerste blijkt (het neuriënde water!) dat de auteur het met het onderscheid + vs -Bezield niet zo nauw neemt. De zinnen doen literair, om niet te zeggen ongrammatikaal aan.

Ten tweede zinnen als

Die molen z'n wieken zijn door monumentenzorg opgeknapt1)
Die firma z'n tapijten zijn na een jaar versleten

Deze zinnen lijken me best te kunnen, als aan twee voorwaarden voldaan wordt:

a.een duidelijke nadruk op een element van de konstruktie
b.een vorm van een aanwijzend voornaamwoord voor de ‘genitief’.

Als dit voor meer dan de ongeveer zes personen die ik het gevraagd heb steek houdt, loont het misschien de moeite de voorwaarden van Paardekooper opnieuw te bezien en een clausule in te voeren, waarin iets voorkomt als: ‘in het gesprek volstrekt bepaald’. Deze voorwaarde heeft lijkt me, drie voordelen:

(1) Hij geeft een verklaring voor het onderscheid dat Paardekooper maakt tussen de volgende zinnen:
  Dat is nu de minister-president z'n huis
  * Dat is nu de inspekteur van belastingen z'n werk  
(2) De konstruktie kan nimmer met een onbepaald lidwoord:  
  * Een dokter z'n stetoskoop is blijven liggen  
(3) Hij maakt begrijpelijk dat de konstruktie bij uitstek wordt gebruikt bij eigennamen, die immers een en al volstrekte bepaaldheid zijn.  

[p. 19]

Bibliografie:

Paardekooper, P.C. (1952) - Jan z'n boek. NTg XLV, 12-17
Royen, Gerlach (1949) - Buigingsverschijnselen in het Nederlands I.
Sassen, A. (1974) - Taalgebruik en Taalbeschrijving. Tabu 4, afl. 3 (maart 1974), 30-33
Wijk, N. van, (1909) - De Nederlandsche Taal. 19092 Zwolle
Winkel, J. te, (1904) - Inleiding tot de geschiedenis der Nederlandsche Taal. Slotgedeelte

F. Jansen

Hugo de Grootstraat 12

Leiden