Tabu. Jaargang 5
(1974-1975)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 1-2]Drie notities over de beschrijving van werkwoorden als woordgroepsdelen1.De traditionele Nederlandse grammatica kent acht werkwoordstijden:
Deze tijden kunnen in de richting van het Aspects-model in eerste aanleg als volgt worden geformuleerd (verg. Chomsky 1965: 106-107):
W is op te vatten als vereniging van V en Aux in Aspects; -[ ]- komt overeen met V, /ə//d/Vh met Aspect, / n/-[zul]- met M, /d/ en Pv met Tense. De tussen haakjes gezette symboolreeksen van (i) dienen als aangrijpingspunt voor de semantische interpretatie, maar zijn taalspecifieke formuleringen, wat twee regels scheelt. Het feature Mut staat voor ‘mutatief’ (Van Bakel 1969: 131, 146). Tussen liggende streepjes staan aanduidingen van verbale stammen. Pv staat voor persoons- en getalsuitgangen.
De volgorde Tense-M-Aspect-V in Aspects vindt in (i) zijn exacte spiegelbeeld, zoals men ziet. Dit is gedaan om extra regels ter verplaatsing van elementen zoveel mogelijk te vermijden.
We voeren nu woord- en formantgrenzen in (§ resp. *), in de vorm van een nieuwe versie van regel (i), waarin tevens is opgenomen het element Pref (voor de (ongeaccentueerde) elementen be-, ge-, her-, ont-, ver-):
De regels (iii) en (ii) leveren onder andere de volgende reeksen op:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van den Berg (1971: 87) levert regels tot herschrijving van wat wij hier Pv noemen, die op de volgende manier kunnen worden hergeformuleerd:
Voor enkele fonologische regels die hierop moeten volgen verwijzen wij naar Van den Berg (1971: 87, 88). De volgende regel verzorgt deletie van /Xə/, immers niet alle voltooid deelwoorden hebben een ge-prefix:
Een wijziging in formulering van Pref en -[ ]- maakt het equivalent aan Schultink (1973), op de problematiek van ‘gehergroepeerd’ na. Een verschil is echter dat Schultink (1973: 410, regel (5)) aanneemt dat /X/ reeds links van -[ ]- staat, wat wij zouden moeten beregelen met een transformatie als:
Deze regel dient uiteraard nà (v) plaats te grijpen. Wat Schultink doet ‘na (vi)’, hebben wij reeds vóór (vi) gedaan. De regels die Schultink voor de verklaring van ‘gehergroepeerd’ geeft, zijn compatibel met wat hierboven is ontwikkeld op een verschil in volgorde van /Xə/ en -[ ]- na.
Schultink (1973) maakt alternatieve volgordes mogelijk voor de toepassing van regels. Daarbij stuiten we op een paradox, die dezelfde is als welke Schultink (1974) voor meervoudsvormen en diminutiva signaleert: enkele woordvormingsregels (die als onderdeel van de ‘readjustment rules’ vòòr de fonologische component zijn geplaatst) blijken nu juist afhankelijk te zijn van de output van de fonologische component. Halle (1973) geeft (zie Schultink 1974) een oplossing voor deze paradox, die echter de plaats van de morfologische component wijd en zijd over het generatieve model verspreidt.
Wat wij hierboven hebben gesteld laat zich als volgt samenvatten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.Met DS-regels van het Aspectsmodel kan het onderscheid tussen de volgende zinnen niet weergegeven worden:
Reeds de toevoeging van het voltooid aspect aan verschillende elementen (‘het is mogelijk dat Jan emigreert’ resp. ‘Jan emigreert’) leidt ons tot het aannemen van ingebedde zinnen, bijvoorbeeld als volgt: In diagrammen zijn ‘auxiliaries as main verbs’ behandeld (Ross 1969). Het verspringen van wat in dit diagram kortheidshalve Vo is genoemd (= */Xə/**/d/*§§*vh*) kan mooi gebruikt worden om met behulp van een
het ontbreken van een voltooid deelwoord in (3) te beschrijven. Er moeten echter condities geschapen worden, dat het diagram slechts éénmaal het element Vo kan bevatten. Deze hebben wij hier niet geformuleerd. Trouwens, het lijkt ons al erg moeilijk regels te maken die diagrammen als (5) en (6) mogelijk maken: De diepst ingebedde zin heeft nooit aspect, tijd of modaliteit, bij de andere is het voorkomen daarvan aan restricties onderworpen. De inbeddingsstructuur weerspiegelt in bepaalde mate de volgorde van de hulpwerkwoorden, zoals die o.a. in Van Bakel (1969: 207-210) wordt gegeven. Hierop komen we in 3. terug. Een meer bij het Aspects-model aansluitende weergave is de volgende: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit leidt via transformaties tot structuren als: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat bij ons in 1. onder W is samengevat, is in Aux en V gesplitst. Dat is op te lossen door W als tussenknoop tussen Aux en PP in te voeren, wat natuurlijk een vreemde demarche is. Hieruit volgt dat hetgeen we onder 1. gezegd hebben niet te rijmen valt met structuren als (7, 8, 9, 10) en dus niet met het Aspects-model, als tenminste deze structuren niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest met recht uit dit model zijn afgeleid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.In dit gedeelte maken we enkele opmerkingen over de volgorde van hulpwerkwoorden in de werkwoordsgroep (Van Bakel 1969: 207-210). We onderscheiden:
De volgorde waarin deze werkwoorden kunnen voorkomen is als volgt in schema te brengen:
De werkwoorden H 3c en H 3b zijn veiligheidshalve alternatief gesteld, maar men kan er ook anders over denken. Van de werkwoorden H 3 staat zullen in ieder geval steeds vooraan. Voor de andere vijf werkwoorden van H 3 zijn er 651 volgordemogelijkhedenGa naar eind1), inclusief het geval dat ze in hun eentje voerkomen, maar exclusief twee keer voorkomen van hetzelfde werkwoord (vgl. ‘Gij moet willen willen wat gij willen moet’ - Leonardo da Vinci). Het is niet gemakkelijk de volgorderestrikties te bepalen die voor de leden van H 3 onderling gelden. De groepering van (11) is één voorstel onder vele andere mogelijk. Een ander voorstel is in onderstaande figuur uitgedrukt: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Instructie: beweeg met de pijl mee en kom niet vaker dan één keer op dezelfde plaats. Onder de figuur is de lijst van combinaties opgenomen die volgens deze handelwijze kunnen worden gevonden.
De ə -tekens die langs sommige pijlen staan duiden op minder gebruikelijke combinaties.
Het hulpwerkwoord van de voltooide tijd (HT) kan op de open plaatsen in onderstaand schema voorkomen, en wel slechts éénmaal per werkwoordsgroep;
Hulpwerkwoorden van modaliteit als H 4: blijken, heten, lijken, schijnen (alle met te) kunnen met voltooid gebruikt werden, hetgeen volgordes HT -H 4 uitsluit, Volgordes H 4-HT kunnen uiteraard, wèl voorkomen. H 4 kan vóór of op de plaats van HT ingevoegd worden; de indruk bestaat dat H 4 over minder invoegingsmoge lijkheden beschikt dan HT en dat bovendien twee verschillende representanten van H 4 in eén werkwoordsgroep kunnen voorkomen. Onder welke voorwaarden is een probleem. Een probleem is ook, hoe de verhouding is van zinnen als:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In (15) schijnt de voltooide tijd betrekking te hebben op ‘blijven staan kijken’ als geheel, hetgeen niet tot uitdrukking te brengen is in diagrammen als (5) en (6).
Verder zou onderzocht moeten worden of er zuiver grammaticale beperkingen zijn aan de omvang van de werkwoordsgroep, dan wel dat deze beperkingen eerder semantische of extralinguïstische oorzaken hebben.
Niet aan de orde zijn gekomen laten en doen en bijvoorbeeld gevallen als aan het + inf. en hebben in ‘ik heb daar twee koeien lopen’. Evenmin zijn de hulpwerkwoorden van de lijdende vorm in dit schema opgenomen. Het gebruik van worden sluit in ieder geval dat van H 1 uit, het gebruik van zijn bovendien dat van H 2.
Afgezien van deze problemen is er een duidelijk verband aan te wijzen tussen de volgorde van de hulpwerkwoorden en diagramstructuren als (5) en (6); echter niet in die zin dat voor een zin als:
gemakkelijk een dergelijk diagram kan worden opgesteld. Misschien bieden technieken van de generatieve semantiek hier uitkomst.
Via regel (vii) zou een verbinding te maken zijn tussen wat in 1. en wat in 2. en 3. is opgemerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.Al het bovenstaande kan het beste opgevat worden als een bundeltje spieringen ter grootte van een minieme kabeljauw. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D.M. Bakker mej. M. Kemperink L. van Noort G. Sneep Vrije Universiteit |
|