Tabu. Jaargang 3
(1972-1973)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||
EigennamenSinds Frege maken we onderscheid tussen de betekenis en de verwijzing (of referentie) van een woord of uitdrukking. Het woord stoel b.v. heeft één betekenis (‘zitmeubel met 4 poten en een rugleuning’), maar kan verwijzen naar talloze objecten in de werkelijkheid. In natuurlijke taal zijn er twee manieren om uniek te verwijzen, d.w.z.: te verwijzen naar één bepaald object in de werkelijkheid, nl. d.m.v. eigennamen en definiete descripties. Een voorbeeld van een eigennaam is Pompidou, van een definiete descriptie: de president van Frankrijk. Vanwege hun vermogen tot unieke verwijzing vat men beide soorten uitdrukkingen wel samen onder de term ‘logische eigennamen’. Eén van de be langrijkste syntactische kenmerken van eigennamen is, dat er geen bepaald lidwoord voor kan staan, tenzij het extra nadruk krijgt of de eigennaam wordt voorafgegaan door een beperkend adjectief of gevolgd door een beperkende betrekkelijke bijzin:
Woorden als Sunil, Caballero, e.d. zijn dus geen eigennamen. Vgl.:
Sloat (1969) stelt-dan ook voor, het nul-morfeem te beschouwen als éen van de realisaties van het bepaald lidwoord (vgl. Kraak en Klooster (1968), die een dergelijk nul-morfeem postuleren voor het onbepaald en categoriaal lidwoord).Ga naar eind2) Binnen de taal-analytische filosofie is uitvoerig gediscussieerd over het verschil tussen eigennamen en definiete descripties (zie Searle (1969)). De kernvraag is: hebben eigennamen alleen verwijzing of ook betekenis, zoals definiete descripties? Het argument voor het eerste standpunt is, dat terwijl een definiete descriptie naar een object verwijst dank zij het feit, dat het een bepaald aspect van dat object beschrijft, een eigennaam dat object helemaal niet beschrijft. Onder andere McCawley (1968:138/9) kiest voor dit standpunt. Eigennamen zijn voor hem louter indices. ‘The learning of proper names appears to be of the same nature as the learning of a wide range of non-linguistic knowledge’. Veel eigennamen in het Engels, aldus McCawley, kunnen zowel aan jongens als meisjes en ook aan boten, huisjes etc. gegeven worden. Een zin als ‘Gwendolyn hurt himself’ is voor hem dan ook niet ‘type-odd’, maar ‘token-odd’ (Gwendolyn is een meisjesnaam). Maar: ‘A somewhat different situation holds in Japanese, where not only may most first names be given only to a boy or only to a girl, but indeed many names may only be given to a first son, only to a second son, and so forth. It is thus appropriate in this case (although not in English) to speak of personal names as having a semantic representation which includes information such as ‘male’ and ‘firstborn’. Er zijn echter enkele argumenten om eigennamen ook in het Nederlands en het Engels een beperkte semantische representatie toe te kennen: 1. Er is in het Nederlands een duidelijk verschil tussen jongens- en meisjesnamen. Ieder die het Nederlands beheerst kent dit onderscheid en en moet dit kennen voor de juiste keuze van pronomina:
| ||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||
Ook zijn er specifieke eigennamen voor personen (persoonsnamen). Deze eigennamen hebben het kenmerk [+ mens.persoon], dat eveneens een rol speelt bij de pronominalisatie:
Het onderscheid [+ mannelijk] :[ + vrouwelijk] ligt ook ten grondslag aan het (ook synchrone) semi-produktieve morfologische procedé om d.m.v. bepaalde suffixen van een jongensnaam een meisjesnaam te maken: Klaas-Klaasje, Paulus-Paula, Berend-Berendina, Hendrik-Hendrika.
2. Eigennamen voor personen moeten het kenmerk [+ mens. persoon] ook hebben om te verklaren dat, zodra we b.v. een boot Hendrika noemen, we dit ervaren als een personificatie. Dit is te verklaren uit het overschrijden van een selectierestrictie; boten hebben het kenmerk [- mens.persoon]. Vaak echter hebben boten namen van personen, waarbij we die personificatie niet voelen. Dat komt, doordat dan het lidwoord de deel van de eigennaam is. Er is een duidelijk verschil in betekenis tussen: Juliana vaart uit De eerste zin kunnen we parafraseren als ‘de vrouwelijke persoon, genaamd Juliana vaart uit’, de tweede als ‘de boot, genoemd naar Juliana vaart uit. Ook koeien worden vaak gepersonifieerd d.m.v. eigennamen als Gretha, Klaartje etc. De selectierestrictie m.b.t. [+ mens.persoon] wordt dan overschreden, maar niet die m.b.t. [+ vrouwelijk]: koeien (vrouwelijke runderen) krijgen altijd meisjesnamen!
Eigennamen voor personen krijgen dus de semantische representatie [+ mens. persoon] en [+ mannelijk] of [+ vrouwelijk]. In het Japans is uiteraard een uitgebreidere representatie nodig. Anders gezegd: persoonsnamen hebben de onderliggende structuur ‘de mannelijke/vrouwelijke persoon genaamd ....’. De onderliggende structuur voor plaatsnamen zou analoog worden; ‘de plaats genaamd ....’ Hiervoor zijn - ook syntactische - argumenten gegeven in Smith (1971). Bij het gebruik van eigennamen speelt linguistische kennis dus een rol. Nietlinguistische kennis speelt daarentegen een rol bij het gebruik van eigennamen als soortnamen, zoals in: Hij is een echte Judas Om deze zinnen te kunnen interpreteren moeten we weten wat de referenten van de verschillende eigennamen zijn. Zinnen van het type ‘a is de b van c’ (de beide laatste zinnen) hebben als presuppositie; ‘a behoort tot c, b behoort niet tot c’. Vandaar de ‘ongelukkigheid’, niet de ongrammaticaliteit, van: Keizer is de Cruyff van AjaxGa naar eind3 G.E. Booij | ||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||
Literatuur:
|
|