Tabu. Jaargang 2
(1971-1972)– [tijdschrift] Tabu– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Negatie en bepaling van gesteldheidIn ‘Syntactische fundering van de z.g. bepaling van gesteldheid’, Nw.Tg. 63-2, geeft F.L. Zwaan een kritisch kommentaar op Van den Toorn's artikel ‘De bepaling van gesteldheid’, Nw.Tg. 62-1. Eén van de mogelijkheden om de bepaling van gesteldheid en de bijwoordelijke bepaling van hoedanigheid te onderscheiden is volgens Van den Toorn de negatieproef: het bereik van de ontkenning is voor zinnen met een bepaling van gesteldheid en die met een hoedanigheidsbepaling verschillend, hetgeen blijkt bij nominalisatie van dergelijke zinnen. Parafrase van a-b-c-:
Met andere woorden, we hebben in -hij verdween niet boos- te maken met twee predikaten, (A-B). De bijwoordelijke bepaling vertoont genominaliseerd slechts één mogelijkheid: Zwaan: ‘akkoord met dit laatste. Maar -dat niet met een vaartje verdwijnen- heeft weer twee strukturen: niet verdwijnen, niet met een vaartje (=a); wel verdwijnen, niet met een vaartje (= b). Dat zijn dezelfde twee mogelijkheden die -dat niet boos verdwijnen- vertoonde’. De opmerking van Zwaan is niet juist: immers, in tegenstelling tot -hij verdween boos- is er hier geen sprake van twee predikaten (A-B). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Déze mogelijkheid a. vervalt: er moet hier een sterretje komen (het staat er al). De parafrases maken duidelijk dat ‘min min’ hier zinloos is:
De enige mogelijkheid voor a. is hier, zoals Van den Toorn terecht opmerkt ‘dat niet (met een vaartje verdwijnen)’, dus: één ‘min’; dat wil zeggen de bijwoordelijke bepaling behoort tot het predikaat en moet in geval van negatie met het gehele predikaat mee ontkend worden.
G. Brummel |
|