Tote seven jaren
Tote seven jaren, zonder letten,
Salmen tkint ter scolen zetten,
Al en soudter niet an bliven,
Om lesen leren ende scriven;
Bovenstaande tekst intrigeert genoeg om in te gaan op Sassens uitnodiging (Tabu I, 3 p. 37), van de drie door hem voorgestelde verklaringen de meestvoordehandliggende aan te wijzen, en dit te meer als blijkt dat er na Sassens abc nog een d moet volgen!
Een spierinkje kan niet steeds een kabeljauw vangen, want veel plaatsruimte mag een letterkundige in Tabu niet voor zich opeisen.
Het gehele middeleeuwse schoolwezen uitleggen mag dus niet, men raadplege R.R. Post: Scholen en onderwijs in Nederland gedurende de Middeleeuwen, Utrecht 1954.
Voor 6- en 7-jarigen bestond in de Nederlanden in de 13e eeuw de mogelijkheid, te leren lezen en schrijven in aparte schrijfscholen of lage scholen, of onderscholen van een latijnse school, de laatste bestemd voor jongens van 8 tot 15 jaar, zelden voor meisjes toegankelijk. Op de lage school of de ‘onderbouw’ van een latijnse school leerden de kinderen naast of na het lezen en schrijven vaak ook de grondbeginselen van het latijn, en wel uit de ‘Donaet’, de Ars minor van Aelius Donatus, leermeester van St. Hiëronymus, een boek bestemd voor de romeinse jeugd en omstreeks 350 geschreven. Te Brussel werd op 25 oktober 1320 opgegeven, dat de lage scholen leren ‘totten Donaet’ en de grote school begint na de Donaet (Post p 142).
Onze tekst dus spoort aan, het kind toch in ieder geval het basisonderwijs of de ‘onderbouw’ te laten volgen: tot en met zijn zeven jaar - tot aan (het bereiken van) de leeftijd van acht jaar - moet men het kind zonder mankeren naar school sturen om er te leren lezen en schrijven, ‘al en soudter niet an bliven’: ook al ligt het niet in de bedoeling, het kind aan het voortgezet onderwijs te laten deelnemen, want, zo vervolgt de tekst,
Want en es knecht noch here,
Hine hebber af bate ende ere
Ende oec dicke groet gherief,
Braakhuis