Seksistisch
Je cartoons spelen zich geregeld op een podium af, en ook bij grenzen: dorpsgrenzen, landsgrenzen.
‘In een zaal met een podium en publiek heersen allerlei codes, en het is natuurlijk heel leuk om die te doorbreken. Neem die tekening hier waarop een popartiest vraagt: “Everybody happy?!!”, waarna het publiek in koor antwoordt: “Mwoa!!” Een paar jaar geleden was ik bij een concert van de nogal nukkige zanger Van Morrison. Na afloop schreeuwde het publiek: “We want more”; Morrison kwam terug en zei: “Fuck you too.” Dat is geweldig.’
‘Grenzen zijn ook heel goed te gebruiken. Ze markeren je eigen veilige en vertrouwde omgeving, en natuurlijk die van de vijand; het zijn gebieden waarop confrontaties plaatsvinden. Daar kun je veel leuks mee doen, ook met plaatsnaambordjes op zo'n grens. Je kunt daaronder op een bordje zetten: “Hier spreekt men ABN”, en de binnenrijdende mensen daarop laten reageren met: “Ah, lekker.” En je kunt er vijandige douaniers neerzetten.’
Je tekent ook graag oerwouden met exotische stammen.
‘Daarin kun je je uitleven met allerlei contrasten, bijvoorbeeld tussen zogenaamd beschaafd en onbeschaafd, westers en niet-westers. Alleen moetje daarmee wel oppassen. Mensen zijn snel geshockeerd. Ik heb gemerkt dat het tekenen van negers heel gevoelig ligt.’
Twintig jaar geleden is een Onze Taal-auteur boos opgestapt nadat jij een stuk van hem over Surinaams-Nederlands had geïllustreerd met negers in bladerrokjes.
‘Ja, zie je. Dat bedoel ik. Als je een neger tekent, ben je al snel racistisch, en als je een naakte vrouw tekent seksistisch. Terwijl ik helemaal geen racist en seksist ben.’
Onze Taal had vorig jaar moeite met een tekening van je waarin een naakte negerin voorkwam die seks had. Die werd net iets te expliciet gevonden.
‘Ik herinner me dat nog, ja. Ik heb toen een andere tekening gemaakt. Geen probleem. Vijfentwintig jaar geleden zou ik waarschijnlijk meer dwars hebben gelegen. Maar dat was ook wel een andere tijd. Van mij en van mensen als Theo van Gogh en collega-tekenaar Eric Schreurs werd min of meer verwacht dat we wild om ons heen sloegen. Daar werd dan ook minder heftig op gereageerd; men wist uit welke koker het kwam. Nu lijkt iedereen veel meer op zijn tellen te passen. Je moet tegenwoordig ook zuiniger op je lezers zijn.’
‘Nogmaals: ik snap dat allemaal. Ik kan wel tegen jullie zeggen: “Wat zijn jullie een pennenlikkers”, maar ik wil wél graag in het blad staan. En daarvoor moet het blad dus wel bestaan.’
Ter gelegenheid van Hein de Korts vijfentwintigjarig Onze Taal-jubileum verschijnt er deze maand bij Uitgeverij L een ruime keuze uit zijn beste tekeningen voor het blad: Hein in Onze Taal. Zie ook de aanbieding op blz. 252.