| |
| |
| |
Foto: Dolph Cantrijn
| |
‘Ik wilde dat leerlingen zich verwonderden’
Uit de klas [7]: Wim Daniëls
Mariëtte Baarda
Nogal wat bekende Nederlanders en Vlamingen hebben voor de klas gestaan als leraar Nederlands. Verdwijnt die leraar ooit uit hen? In de serie ‘Uit de klas’ komen deze oud-docenten Nederlands aan het woord. Dit keer: taalkundige, schrijver en columnist Wim Daniëls.
Het interview met taalkundige en schrijver Wim Daniëls (59) vindt plaats in het NRC-café in Amsterdam, voorafgaand aan een boekpresentatie van collega Jan Kuitenbrouwer. Daniëls' optreden in Pauw & Witteman waarin hij het Koningslied genadeloos fileerde, maakte hem in één klap een bekende Nederlander. Toch timmert hij al veertig jaar stevig aan de weg; tijdens zijn docentschap Nederlands begon hij met het schrijven van boeken en daar is hij nooit meer mee opgehouden; sinds 1986 publiceerde hij meer dan tachtig titels bij dertien uitgeverijen.
| |
Fauteuil
Nog voor de bestelling arriveert, steekt Daniëls van wal. ‘Toen ik werd gevraagd voor dit interview, moest ik onmiddellijk denken aan mijn havo-4-docent Nederlands op het Carolus Borromeus College in Helmond: Harm Savenije. Hij zal inmiddels over
| |
| |
de tachtig zijn. Na de mulo kwam ik bij hem terecht in havo-4; destijds zat ik in de eerste lichting die gebruik kon maken van de Mammoetwet, de wet die leerlingen toestond door te stromen van mavo naar havo en vwo. Voor mij was dat een ontsnappingsroute; mijn ouders hadden alleen lagere school en mijn vader wilde het liefst dat ik bij hem in de fabriek kwam werken. Maar via de havo kon ik naar het hbo, en vandaar naar een wetenschappelijke opleiding. Als die Mammoetwet er niet geweest was, zou mijn leven misschien heel anders zijn verlopen.’
‘Savenije zat voor in de klas en deed niet veel anders dan roken en voorlezen uit boeken die hij van huis had meegebracht, vanuit zijn eveneens van huis meegenomen fauteuil. Vaak las hij voor uit het werk van Anton Koolhaas. Een wereld ging voor me open! Je moet je voorstellen: thuis waren er geen boeken. Ja, één: het stripavontuur Archie, de man van staal. Na de les ging ik in de bibliotheek meteen op zoek naar titels van Koolhaas. Ik herinner me hoe ik Een gat in het plafond uit de kast trok, het willekeurig ergens opensloeg en de beginzin van het verhaal “Kou” las. Met plechtige stem: “Aangenomen, dat alles goed geregeld is, dan ben ik de laatste tijd tamelijk nijdig, dacht de beer Burlòt.” Een formidabele zin! Niet alleen was het een geweldig raadselachtige mededeling, hij was ook nog eens volstrekt onlogisch. Over die openingszin heb ik een aantal weken nagedacht om te concluderen: in taal kun je alles zeggen, ook al is het nog zo absurd. Een openbaring, een bevrijding zelfs. Een goede docent Nederlands weet de liefde voor literatuur in je wakker te roepen. Dat deed Savenije. Nog altijd ben ik hem daarvoor zeer dankbaar.’
‘Een goede docent Nederlands weet de liefde voor literatuur in je wakker te roepen.’
| |
Wim Daniëls
Wim Daniëls (Aarle-Rixtel, 11 oktober 1954) doorliep de mavo en de havo in Helmond voordat hij in Tilburg de opleiding tot leraar Nederlands en Duits voltooide, en aan de Nijmeegse universiteit de studie Nederlands afrondde. Daniëls werkte enkele jaren als leraar Nederlands en Duits in het middelbaar onderwijs en was daarna vijf jaar als docent tekstwetenschap verbonden aan de Open Universiteit.
Sinds 1994 is hij fulltime schrijver en heeft hij tientallen boeken gepubliceerd. Verder is hij stadsdichter van Helmond, staat hij geregeld in het theater en heeft hij een eigen taalkanaal, dat op YouTube te vinden is met de zoekterm Taalwim. Landelijke bekendheid kreeg Daniëls als vaste gast bij Pauw & Witteman en als columnist bij het populaire radioprogramma Spijkers met koppen. De gesproken columns die hij daarin verzorgde, zijn onlangs gebundeld in het boek Spijkerbalsem.
| |
Taalexperiment
In weerwil van zijn strenge hoornen bril heeft Daniels een opvallend jeugdige uitstraling. De tongval is Brabants en de manier van praten levendig. ‘Koolhaas was in die tijd zeer populair. Hij schreef ieder jaar wel een boek. Dat deed hij in de kerstvakantie, want als directeur van de Amsterdamse Filmacademie was zijn tijd beperkt. Tijdens mijn universitaire studie kreeg ik les van W.A.M. de Moor, docent, literatuurcriticus én - zo bleek - de corrector van Koolhaas' boeken. Via hem weet ik dat die boeken vol fouten zaten vanwege die razendsnelle productie.’
‘De Moor wekte mijn interesse voor de schrijver Hugo Raes. Op de havo had ik al eens een mondeling examen over diens Een faun met kille horentjes gedaan. Een vertelling met een raadselachtigheid die deed denken aan Koolhaas. Hoewel ik er niets van begreep, kreeg ik er een negen voor. Vermoedelijk een combinatie van mijn enthousiasme én de destijds niet voor de hand liggende keuze om dat boek op je boekenlijst te zetten.’
‘Wat deze schrijvers met elkaar gemeen hadden, was dat ze de uithoeken van de taal verkenden. Dat experiment trok me enorm aan. Zo heeft Koolhaas het ergens over de “ondeelbaarheid van het leven”. Dat vond ik machtig klinken, al begreep ik het nauwelijks. En dan zijn personages! De muis Neamfrodel, behept met “denkwijze 278”, of een ander getal, daar wil ik vanaf wezen; de meeuw Tractaal met zijn fantastische taalgebruik. Mij ging het om dit soort vondsten, het taalspel. Meer nog dan om het verhaal zélf.’
‘Na de havo wilde ik naar de lerarenopleiding; het docentschap Nederlands trok me wel. In die tijd diende je je in te schrijven voor twee vakken. Als bijvak koos ik Duits, en zo maakte ik kennis met Duitstalige schrijvers als Peter Handke en Hans Erich Nossack. Nossacks roman Unmögliche Beweisaufnahme is het mooiste boek dat ik ken. Het is helemaal geschreven in de conjunctief (de aanvoegende wijs - vormen als “Het ga je goed”), en het gaat over de verdwijning van een vrouw in het zogeheten “niet-verzekerbare”; de weg buiten de gebaande paden. Voor de rechtbank is dit echter geen juridisch werkbare term en de echtgenoot van de vrouw wordt als verdachte beschouwd. Een fabuleuze botsing tussen twee taalwerelden is het gevolg.’
| |
Nieuwsgierig
Daniëls schreef allerlei boeken (jeugdromans, woordenboeken, taalboeken), over een scala aan onderwerpen, zoals jongerentaal, achternamen, sms-teksten, leestekens, dialecten, spelling, dieren, voetbal en spreekwoorden. Daarnaast leverde hij bijdragen aan leergangen Nederlands en gedichten- en verhalenbundels.
Met de diversiteit aan genres in uw boeken lijkt u zelf óók de uithoeken van de taal te willen verkennen.
Daniëls, relativerend: ‘De helft van wat ik schrijf, schrijf ik op verzoek van uitgevers, de andere helft doe ik op eigen initiatief. Maar je hebt gelijk: ik paar mijn nieuwsgierigheid aan zelfdiscipline. Ik werk al- | |
| |
tijd aan minimaal twee boeken tegelijkertijd. En wat betreft de verschillende genres: ik noem mijzelf een verwoed taalverzamelaar. Mijn streven is altijd zo veel mogelijk taalverschijnselen in kaart te brengen en me daarbij te concentreren op een zo klein mogelijk gebied.’
Een typisch mannending, verzamelen.
Klaterende lach. ‘Ik ben gewoon ontzettend nieuwsgierig van aard. Nu we zo tegenover elkaar zitten, ben ik bijvoorbeeld automatisch geïnteresseerd in jou, naar de dingen die je doet, het beroep van je ouders, de plaats waar je bent opgegroeid. Daarbij wil ik dingen snel concreet weten. Hoofdlijnen. Interviewers zijn weleens geïntimideerd wanneer ik ze aan zo'n vragenvuur onderwerp. Bij eenrichtingsverkeer voel ik me altijd ongemakkelijk. Ik moet het gevoel hebben dat ik werkelijk in gesprek ben met degene die tegenover me zit.’
Hoe verhoudt de leraar zich tot de schrijver?
‘Ook in mijn lessen op de middelbare school heb ik altijd duidelijk proberen te maken dat taal niet alleen communicatiemiddel is. De taal zélf aan een nadere beschouwing onderwerpen had als vanzelf een positieve invloed op de taalbeheersing van leerlingen. Wat ik graag deed, en waar ik nu tijdens lezingen docenten nog wel toe aanzet, is de taalwereld van de leerlingen blootleggen. Hoe heten ze? Waar komen die namen vandaan? Wat voor beroep hebben hun ouders? Wat zijn dat voor woorden waarmee dat beroep wordt aangeduid? Waaruit bestaat hun thuistaal? Als leerlingen erachter komen dat iemand die Bram de Boer heet in feite Ibrahim Afellay heet en omgekeerd, zien ze in dat de verschillen tussen talen soms relatief zijn. Of volstrekt willekeurig, zoals het verschil in gebruik tussen hen en hun. Daarmee relativeerde ik weliswaar dat onderscheid, maar juist door de oorsprong van dit verschil bloot te leggen, konden ze de regels die ervoor bedacht waren gemakkelijker toepassen.’
‘Dat geldt ook voor spelling. Met een woord als kroket kun je goed duidelijk maken hoe dwaas het uitgangspunt is geworden dat we bij de spelling rekening moeten houden met de herkomst van woorden. Zet kroket naast cadeau, en leerlingen begrijpen direct dat spelling voor een belangrijk deel bestaat uit tamelijk willekeurig gemaakte afspraken. Dat soort inkijkjes maakt hen tot betere spellers, omdat ze de zaak leren doorzien.’
‘Zet kroket naast cadeau, en leerlingen begrijpen direct dat spelling voor een belangrijk deel bestaat uit tamelijk willekeurig gemaakte afspraken.’
| |
Rendement
Wat maakt iemand tot een goede docent?
‘Op de basisschool moet een leraar de kinderen vooral een gevoel van veiligheid en waardering geven. Op de middelbare school komt daar de grote verantwoordelijkheid bij om de leerling veel stof te laten verwerken. Ik ben van mening dat het accent in het middelbaar onderwijs te weinig ligt op kennisverwerving. Het rendement van het onderwijs is te mager als je het afzet tegen de tijd die kinderen met de lesstof bezig zijn. Ik zag dat ook bij mijn eigen twee kinderen. Ik ben ervan overtuigd dat leerlingen in het eerste jaar van een vervolgopleiding, bij willekeurig welk vak, meer leren dan in alle leerjaren op de middelbare school samen.’
‘Nu zeg jij natuurlijk: “Ja, maar dat komt door het eerder genoten onderwijs.” Ik durf dat te betwijfelen; ik weet zeker dat het mogelijk is om de lestijd op scholen veel efficiënter te gebruiken. Natuurlijk spelen op de middelbare school zaken als leeftijd en omgevingsfactoren een rol; leerlingen zijn vooral met andere dingen bezig dan met de lesstof. Maar toch moet de school zich juist op die lesstof richten. Voor de andere dingen die leerlingen bezighouden, hebben ze buiten schooltijd nog tijd genoeg.’
| |
Opgewekt
In hoeverre kan een docent daar een rol in spelen?
‘Een goede docent is een inspirerend mens, die voor de leerling persoonlijk iets betekent, of voor de beroepsrichting die hij uitgaat. Iemand die een jongere vooruithelpt en hem tegelijkertijd veel kennis weet bij te brengen, de vreemde talen goed weet leren spreken, enzovoort. Op de middelbare school was dat voor mij Savenije, op de lerarenopleiding mijn literatuurdocent Nederlands Jacques van Alphen. Van hem leerde ik dat een goede roman iets herkenbaars moet hebben en de lezer tegelijkertijd iets nieuws moet aanreiken. Naar die “perspectiefwerking”, zoals hij dat noemde, moesten schrijvers streven. Bij Duits was er Hans Roelofs, de docent die me dat levensveranderende boek van Hans Erich Nossack aanreikte.’
U bent een enthousiast persoon.
Lachend: ‘Ik ben een opgewekte jongen. In mijn eigen lessen gooide ik zó veel energie dat ik dat nooit twintig jaar had kunnen volhouden. Altijd wilde ik dat leerlingen zich verwonderden, zich verbaasd afvroegen: is dat werkelijk zo? Wat ook aansloeg, waren de discussielessen; ik had destijds Onno Hoes in de klas, de huidige burgemeester van Maastricht. Hij deed nogal lang over de middelbare school, maar bleek een ijzersterke debater, iemand die graag en goed discussieerde. Het zou kunnen dat zijn passie voor politiek op de middelbare school is ontloken.’
Werd u ook weleens kwaad?
‘Ik geloof niet dat ik vaak kwaad werd, behalve als er sprake was van ernstig pestgedrag. Ik kan me een geval herinneren van een jongen die door klasgenoten steevast “embryo” werd genoemd. Die jongen vond dat heel erg. Toen heb ik wel een keer een donderspeech gegeven. Pesten is het grootste kwaad dat op scholen bestaat. Die programma's van Arie Boomsma en Johnny de Mol waarin pesten aangepakt wordt, vind ik daarom ook heel goed. Al red je er maar één kind mee, dan is zo'n programma al de moeite waard.’
| |
| |
Wim Daniëls fileerde vorig jaar in Pauw & Witteman het Koningslied.
| |
Jeugdliteratuur
‘Hoewel ik relatief kort voor de klas stond, ben ik altijd een leraar gebleven. In al mijn boeken probeer ik mijn fascinatie voor de Nederlandse taal door te geven. Voor de middelbare school schreef ik samen met Jan Renkema Taallijnen, een methode Nederlands vol stimulerende opdrachten. Voor de lagere school schreef ik Het grote taalboek en ontwierp ik met Kasper Boon een bordspel: Het grote taalspel. Ook schreef ik jeugdromans, een genre dat er in mijn eigen schooltijd nog niet was. Het begrip “jeugdliteratuur” kwam pas op in de jaren zeventig, tachtig. Wat had ik in mijn middelbareschooltijd graag eens een grappig boek gelezen! Vanuit deze gedachte schreef ik Dingen van Daan, een dagboek van een puberende jongen. Ook miste ik serieuzere puberproblematiek als eenzaamheid, of een onderwerp als omgaan met de ziekte van een van de ouders. Hieruit ontstond Twee tieten in een envelop. De titel slaat op een mop die een meisje hoort. Omdat haar moeder borstkanker heeft, weet ze niet of ze erom mag lachen of niet.’
‘Door mijn jeugdromans kwam ik via de Stichting Schrijvers School Samenleving twintig jaar lang naar scholen voor lezingen, met name in het vmboonderwijs. Mooi werk, maar op een gegeven moment was ik het zat. Er zat toch te veel herhaling in.’
Daniëls wuift af en toe naar een langslopende uitgever of collega-schrijver. ‘Voor de lagere school schreef ik verder Hendrik Joppers, groep 8, een soort gedragshandleiding voor een aardigere wereld, in de vorm van een verhalenbundel. Aan de hand van een thema maakt de hoofdpersoon van alles mee: “Hendrik en de vriendelijkheid”, bijvoorbeeld. De moraal in elk verhaal ligt er misschien wat dik bovenop, maar ik vind en vond het uiterst belangrijk kinderen het belang van vriendelijkheid bij te brengen. Daar hebben ze hun hele leven wat aan.’
| |
Zelfstandig
‘Ik heb nog altijd een groot respect voor mensen die veertig jaar lang met plezier voor de klas staan. Tijdens de vijf jaar dat ik lesgaf op de middelbare school, ontstond het verlangen om te schrijven. Steeds vaker bleef ik tijdens de pauzes in het leslokaal zitten om aantekeningen voor boeken te maken. De gedachte aan een onafhankelijk bestaan als schrijver werd sterker. In die tijd had ik al een column in het Eindhovens Dagblad. “Je geeft een stabiel inkomen op voor een onzeker bestaan”, zeiden de mensen om me heen. Maar toen ik op de eerste dag van een nieuw schooljaar de rector exact dezelfde toespraak hoorde houden als het jaar daarvoor, wist ik dat het moment gekomen was om weg te gaan. In de eerste jaren schreef ik nog cursusboeken voor de Open Universiteit en gaf ik gastcolleges op de universiteit. Daarna koos ik ervoor helemaal zelfstandig te worden.’
Wat wilt u uw lezers meegeven?
‘Mijn devies is dat je ergens volledig voor moet gaan, en niet bang moet zijn om fouten te maken. Je kunt het nooit voor iedereen goed doen. De échte uitdaging is om datgene onder woorden te brengen wat zich moeilijk in taal laat vatten. Wim Hazeu schreef ergens: “Als ik liefheb, is dat poëzie; als ik het opschrijf een poging daartoe”, of iets van die strekking. We moeten het immers - naast de aanraking - doen met de taal. Er zit weinig anders op.’
|
|