Politie
Naast nieuwsgierige krantenlezers is er nog een tweede groep die er belang bij heeft om verdachten met hun naam aan te duiden: het opsporingsapparaat. De politie en het Openbaar Ministerie willen in sommige zaken dat zo veel mogelijk mensen aangifte tegen een verdachte doen. Maar die komen pas los als de slachtoffers de kans krijgen om de verdachte te herkennen. Om die reden werden van de babyverkrachter Robert M. de naam en een foto zonder balk over zijn ogen verspreid.
En dan zijn er de schrijvers van de misdaadberichten. Die willen graag een levendig, informatierijk stukje schrijven, maar dat gaat niet goed als zij de verdachte alleen kunnen aanduiden als ‘de verdachte’ - zie bijvoorbeeld het verslag van de aanhouding van een afperser, onlangs in de Volkskrant: ‘Toen de man (...) weigerde (...), kreeg hij van de verdachte te horen dat hij dat binnen 24 uur wel zou merken, aldus justitie. Vervolgens zou de Delftenaar op 30 april door de verdachte en drie andere motorrijders zijn mishandeld.’
De initialenregel is dus een compromis tussen het belang van verdachten en hun familie, en dat van geïnteresseerde buitenstaanders, politie en journalisten. Dat maakt de regel halfslachtig, vergelijkbaar met het ogenbalkje bij foto's. De identificatie is moeilijk, maar de lezer wordt wel op het spoor gezet. Het is goed mogelijk dat de initialen daardoor intrigerender werken dan de volledige naam, zoals een schim achter matglas meer tot kijken uitnodigt dan een persoon die door helder glas zichtbaar is.
Intussen is er ook nog een heel andere groep die geen last zou hebben van de vermelding van de volledige naam (en trouwens ook niet van een volstrekte anonimisering), namelijk niet-misdadige personen met dezelfde initialen. Zij lopen het risico door de lezers ‘herkend’ te worden. Natuurlijk kan dit ook gebeuren met een volledige naam. Maar bij initialen wordt de kans op verwarringen veel groter. Zoiets moet de aanleiding zijn geweest van een rectificatie die in 2001 verscheen in NRC Handelsblad onder het kopje ‘Notaris Le C.’: ‘In het bericht Notaris verdacht van fraude (...) wordt een van de verdachten aangeduid als notaris Le C. Het gaat hier om mr. M.E. le C. uit Hilversum en niet om zijn ambtgenoot mr. P.J.M. Le Cat uit Amsterdam, die niets met de zaak te maken heeft.’