| |
| |
| |
Reacties
Reacties naar: redactie@onzetaal.nl, of Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag.
Formuleer uw reactie kort en bondig, bij voorkeur in niet meer dan 250 woorden.
| |
Heen( )gaan
Jaap de Rooij - Nijmegen
In het aprilnummer lees ik in de ‘Taaltest’ onder C2 de zin ‘(...) zal er iets meer tijd over de afhandeling van de erfenis heengaan’. Op blz. 101 staat bij de antwoorden dat dat laatste woord als twee woorden geschreven moet worden (heen gaan). Daar ben ik het niet mee eens, en vreemder vind ik nog dat u over blijkbaar goedkeurt terwijl dat volgens mij met moet zijn. In mijn Van Dale (14de druk) staat bij het woord heengaan als derde betekenis ‘(van een tijdruimte) voorbijgaan, verlopen “de hele zomer gaat ermee heen”’. Uit dit voorbeeld blijkt dat Van Dale mij gelijk geeft wat dat met betreft, en eigenlijk ook ten aanzien van heengaan (de spelling van het lemma).
| |
Naschrift Taaladviesdienst
De heer De Rooij heeft gelijk: ‘(...) zal er iets meer tijd met de afhandeling heengaan’ is ook mogelijk. De geciteerde zin uit Van Dale is daar een goed voorbeeld van. In dat geval wordt heengaan als één woord geschreven; de letterlijke betekenis is ‘weggaan, voorbijgaan’. In de combinatie met over geldt overheen echter als één woord, en is gaan een opzichzelfstaand werkwoord. De combinatie over de afhandeling heen gaan is vergelijkbaar met bijvoorbeeld over de brug heen gaan of over de brug heen lopen: over en heen geven samen een richting aan, die losstaat van het gebruikte werkwoord.
In de praktijk worden ‘Er zal veel tijd mee heengaan’ en ‘Er zal veel tijd overheen gaan’ allebei veel gebruikt. Welke vorm het best is, hangt van de context af; veelal zijn beide vormen mogelijk.
| |
Leo Beenhakker
Luit Rienks - Duiven
Bedankt voor Guus Middags aangrijpende stuk over Leo Beenhakker (in de aprilaflevering van zijn rubriek ‘De taal van...’). Beenhakker, de ‘voetbalprofeet’ die na een lange zwerftocht langs de internationale velden vermoeid en enigszins ontluisterd terugkeerde naar zijn geboortegrond, maar die desondanks maar door blijft gaan, omdat hij ‘het spelletje’ nog niet kan missen. Natuurlijk kennen we allen ‘Don Leo’, maar door Guus Middags rake typering kreeg ik even het gevoel recht tegenover hem te zitten. Er ontbrak niets aan de beschrijving van zijn woordkeus en mimiek. Nou ja, alleen misschien de zuigende mondhoektrek, om niet in ademnood te komen... maar dat was dan ook het enige.
| |
Zonnebrand
Liisa Rauhakoski - Venray
Hans Beelen en Nicoline van der Sijs schrijven in de februari/maartaflevering van hun rubriek ‘Woordsprong’ over woorden als theedoek en washandje, die ‘verkorte samenstellingen’ zijn van theegoeddoek en washandschoentje. Hierbij moest ik direct denken aan het rare gebruik van zonnebrand wanneer zonnebrandcrème bedoeld wordt: ‘Neem zonnebrand mee op vakantie!’ Ik kan het niet vatten dat het algemeen geaccepteerd is dat een product verwijst naar de toestand waartégen het moet werken. Verwarrender kan niet.
Zonnebrand: naam voor wat het juist bestrijdt.
| |
Een aantal + meervoud
J. Haasnoot - Warmond
Begrijpt iemand waarom de Taalprof (wie hij of zij ook mag zijn) zich in de aprilaflevering van zijn rubriek ‘Proftaal’ zo ergert aan mensen die bij een aantal het bijbehorende werkwoord in het enkelvoud gebruiken en propageren? Ik ben geen taaladviseur, maar ik vind principieel dat bij het enkelvoud een aantal de enkelvoudsvorm hoort - al zal ik mij niet altijd aan het meervoud storen, afhankelijk van de zinsbouw. Maar in een zin als ‘Een aantal leerlingen bleef op school, maar de meesten gingen de stad in’ vind ik de enkelvoudsvorm zonder meer de juiste. Misschien valt het werkwoord meer op naarmate dit dichter bij het onderwerp staat?
De Taalprof zegt dat een troep wolven taalkundig iets anders is dan een aantal wolven, omdat bij een aantal de groepsbetekenis verdwenen is. Maar in beide gevallen gaat het om een onbepaald wolvenaantal. En hoe zit het dan met een honderdtal wolven? Het doet toch echt zeer aan mijn ogen als ik lees ‘Een honderdtal wolven trokken de grens over.’ Of is een honderdtal in deze context geen getal maar een groepswoord? Dan zou het sowieso enkelvoud zijn.
Het blijft tobben. Ik zal (als niet-taalkundige) in dit soort gevallen de enkelvoudsvorm blijven aanhangen, maar zal me - dankzij de column van de prof - minder storen aan andermans meervouden.
| |
Naschrift de Taalprof
Ik ergerde mij niet aan het gebruiken of propageren van het enkelvoud. Mij stoorde het afkeuren van het meervoud. Het is natuurlijk prima als u zelf een aantal altijd in het enkelvoud blijft gebruiken, maar dat is dan een persoonlijke voorkeur. De taal is niet zo zwart-wit: bij een troep is het altijd enkelvoud, bij een heleboel is het altijd meervoud. Bij een aantal varieert het per context, en bij een honderdtal zou de voorkeur best bij het enkelvoud kunnen liggen, maar taaladviseurs keuren ook daar het meervoud goed.
| |
Enjoy
Steven Hagers - De Bilt
Aaf Brandt Corstius ergert zich in haar column in het aprilnummer aan het woord enjoy, zodra dat door Nederlanders gebruikt wordt. In die column heeft ze het ook over iemand die op reis altijd zei: ‘Zet je genietertje aan.’ Naast de column van Aaf stond een aflevering van de rubriek ‘Vertaald door...’, waarin maandelijks naar een creatieve vertaaloplossing wordt gezocht. Dat bracht me op het idee dit zinnetje in het Engels te vertalen: ‘Use your enjoystick!’
| |
| |
| |
Gauwer of gouwer?
M.J. Kroes-Piet - Oosterleek
In het artikel: ‘Mijn oma zei altijd: “Waar het komt, ligt ook geen matje”’ (Onze Taal april) verzamelde Jaap Toorenaar de al dan niet gekscherende wijsheden die onze ouders en grootouders te pas en te onpas ten beste gaven. In dat overzicht staat ook de zegswijze ‘We worden ouwer maar niet gauwer.’ Dat gauwer zou dan ‘vlugger’ betekenen, maar volgens mij klopt dat niet, en moet er gouwer staan. ‘We worden ouwer maar niet gouwer’ betekent dan ‘We worden wel ouder maar niet meer waard.’
| |
‘Poep je niet...’
Theo Steenbergen - Den Haag
Naar aanleiding van het artikel in het aprilnummer van Onze Taal over wijsheden en dooddoeners van ouders en grootouders (‘Mijn oma zei altijd: “Waar het komt, ligt ook geen matje”’) heb ik een aanvulling op de uitdrukking ‘Poep je niet, dan rust je toch.’ De volledige uitdrukking luidt: ‘Roept je baas dan poep je nog, en poep je niet dan rust je toch.’ Mijn vader werkte in de jaren vijftig aan een lopende band in een fabriek, en volgens hem is deze uitdrukking ontstaan onder lopendebandwerkers, die achter hun rug een man hadden staan die met een stopwatch stond te klokken hoelang een arbeider wegbleef voor toiletbezoek.
| |
Naschrift redactie
Op het artikel van Jaap Toorenaar kwamen veel aanvullingen binnen. Maar liefst 1500 mensen wisten ons te vinden. Inmiddels is er ook een speciale Facebook-pagina in het leven geroepen (www.facebook.com/mijnmoederzeialtijd).
In het volgende nummer van Onze Taal gaat Jaap Toorenaar in op de mooiste en bijzonderste aanvullingen tot nu toe. Insturen kan nog altijd via ouders@onzetaal.nl.
ARA / Jaap Toorenaar
| |
Korte metten maken
Rudolf van Dijk - Nijmegen
De Taaladviesdienst geeft in de aprilaflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ tekst en uitleg bij de uitdrukking korte metten maken. Die bevreemdde mij, want het is binnen de kloosterlijk-liturgische context erg onwaarschijnlijk dat deze uitdrukking oorspronkelijk stond voor ‘het snel bidden van de metten, zodat men iets anders kon gaan doen’. Weliswaar wordt dit door spreekwoordenboeken zoals dat van Stoett wel beweerd, maar de verklaring van de aldaar geciteerde Tuinman klinkt eerder satirisch dan realistisch. In werkelijkheid kende men vóór het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) zowel lange als korte metten. De metten bestonden uit nocturnes (‘nachtdelen’), die elk opgebouwd waren uit drie psalmen, drie lezingen en drie beurtzangen. Op gewone dagen was er slechts één nocturne (‘korte metten’), op feestdagen werden er drie gehouden (‘lange metten’). Op grond van deze praktijk kon korte metten maken gemakkelijk de algemene bijbetekenis krijgen van ‘het kort maken, snel afrekenen, opschieten’. De uitdrukking heeft volgens mij dus niets te maken met het vroege uur en de lage temperatuur op dat tijdstip. Daar was men immers al eeuwen aan gewend en tegen bestand.
| |
Naschrift Taaladviesdienst
Het lijkt er inderdaad op dat de spreekwoordenboeken waar wij onze uitleg op baseerden, hier een steek hebben laten vallen. Zoals de heer Van Dijk al schrijft, bestonden er vroeger korte metten en lange metten; met korte metten zullen dus inderdaad geen ‘afgeraffelde metten’ bedoeld zijn.
|
|