| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
Foto: Kees van de Veen / Hollandse Hoogte
| |
Vaardigheid of kunstje?
Eindexamen Nederlands onder vuur
Jan Erik Grezel
Maandag 12 mei begint voor ruim tweehonderdduizend middelbare scholieren het centraal eindexamen vmbo, havo en vwo. Vorig jaar leidden de vragen in het vwo-examen Nederlands tot een protest van vooraanstaande neerlandici. Wat heeft dat opgeleverd? En wat vinden andere deskundigen, docenten en leerlingen van ‘de tekst met vragen’?
Mei brengt binnenkort weer de rituelen rond het eindexamen. Beelden van gymzalen vol schoolbankjes in het gelid. Rijen scholieren met rode konen, geconcentreerd gebogen over opgaven. Meldingen van een stroom aan klachten, binnengekomen bij het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). In juni het sluitstuk: in elke straat bungelt wel ergens een lege schooltas aan een vlaggenstok.
Voor het vak Nederlands zal er deze maand speciale aandacht zijn. Vorig jaar ontstond er een rel over enkele opgaven bij de leestekst in het vwo-examen. Leerlingen moesten onder andere de vraag beantwoorden welke argumentatiefout de schrijver maakte in een bepaalde alinea. Daarbij konden ze kiezen uit vier mogelijkheden. Het juiste antwoord bleek discutabel. Op fora voerden docenten tot ver in hun zomervakantie felle discussies. Was het een ‘cirkelredenering’ of een ‘overhaaste generalisatie’? Wás het eigenlijk wel een argumentatiefout?
| |
Petitie
Het centraal eindexamen Nederlands bestaat uit een lange tekst met vragen, met daarbij een of meer satelliettekstjes over hetzelfde onderwerp, én een
| |
| |
samenvattingsopdracht (zie het kader op deze bladzijde). In het examen draait het vooral om leesvaardigheid. De gewraakte vraag bij de tekst in 2013 leidde tot een petitie die ondertekend werd door een twintigtal hoogleraren, merendeels taalkundigen aan Nederlandse universiteiten. De kernzin uit de petitie, opgesteld door initiatiefnemer Marc van Oostendorp en aangeboden aan de Tweede Kamer, luidt: ‘Op dit moment worden er in het eindexamen geen taalwetenschappelijke kennis of taalvaardigheden getoetst, en wat er wel getoetst wordt, is onverantwoord.’ Steen des aanstoots is vooral de manier van vragen stellen. Er worden open en meerkeuzevragen gesteld over bijvoorbeeld verbanden in de tekst (zie het kader op bladzijde 114). De ondertekenaars vragen om een grondige herziening van het examen voor alle schooltypen.
De petitie had tal van reacties in de pers tot gevolg. Een daarvan was van neerlandica en journaliste Aleid Truijens. In haar column in de Volkskrant vertelde ze dat ze de proef op de som had genomen en het examen had gemaakt. Dat kan namelijk via de site www.examenblad.nl, waar alle oude examens beschikbaar zijn, inclusief correctievoorschrift. Truijens scoorde een mager zeventje. Enkele jaren geleden probeerde ze ook al eens een havo-eindexamen, met hetzelfde resultaat. Heel frappant, want de examentekst was van haar eigen hand.
Prof. Fred Weerman: ‘Als je slaagt, heb je het bewijs geleverd dat je goed bent in examen doen.’
| |
Het eindexamen Nederlands
In de laatste schooljaren neemt de docent bij zijn leerlingen het schoolexamen (SE) af. Dat bestaat meestal uit literatuur, schrijfvaardigheid en mondelinge vaardigheden, zoals debatteren. Het centraal examen (CE) in mei is landelijk: per schooltype (vwo, havo, vmbo) is het voor iedereen hetzelfde. Het CE meet tekstbegrip, oftewel leesvaardigheid. Het eindcijfer Nederlands is het gemiddelde van SE en CE.
Havo- en vwo-kandidaten krijgen twee grote opdrachten. Het eerste deel is een essay met meerkeuzevragen over de tekststructuur, inhoud en argumentatie. Er zijn daarnaast open vragen waarbij leerlingen bijvoorbeeld een stukje tekst moeten samenvatten. Open vragen wegen zwaarder dan meerkeuzevragen. Dit onderdeel bevat ook minstens één satelliettekst: een korte tekst over hetzelfde onderwerp. Leerlingen moeten het verband aangeven met de hoofdtekst: geeft de satelliettekst bijvoorbeeld een weerlegging?
Het tweede gedeelte bestaat uit een ‘geleide samenvatting’. Daarbij worden leerlingen fink geholpen door aanwijzingen over de inhoud van de samenvatting. ‘Volstrekt irreëel’, zegt een docent. ‘Samenvatten moet je op eigen kracht kunnen.’ De geleide samenvatting verdwijnt per 2015 uit het examen. Het eerste onderdeel wordt uitgebreid. Er zullen meer en kortere teksten met vragen komen, tot tevredenheid van docenten.
| |
Afbreuk
De kritiek in de pers gold vooral de meerkeuzevragen. ‘Het examen is een kunstje’, zegt Fred Weerman, hoogleraar Nederlandse taalkunde aan de Universiteit van Amsterdam, en een van de ondertekenaars van de petitie. ‘Als je slaagt, heb je het bewijs geleverd dat je goed bent in examen doen. Het resultaat zegt wel iets over slimheid en kennis van de wereld, maar niet over kennis van taal of over taalvaardigheid.’ Weerman vindt meerkeuzevragen ongeschikt om taalvaardigheid mee te meten. ‘Sommige leerlingen ontwikkelen een handigheid om uit vier mogelijke antwoorden snel het juiste te kiezen. Dat kon ik vroeger ook goed. Ik zag al snel welk antwoord een zogenoemde afleider was en welke formulering essentieel, ook al begreep ik een tekst niet helemaal.’ Volgens Weerman zijn er leerlingen die een tekst goed begrijpen en toch slecht scoren op de vragen.
‘Door meerkeuzevragen te stellen doe je afbreuk aan de status van het vak. Bij de bètavakken, zoals wiskunde en scheikunde, examineren ze ook niet op deze manier.’ Open vragen waarbij leerlingen zelf een uitgebreid antwoord moeten formuleren, zouden meer recht doen aan leerlingen. ‘Zulke vragen geven een betere afspiegeling van hun taalkennis en taalvaardigheid. Wat ik vooral mis in het huidige examen is de argumentatie van de leerling: hoe komt die tot het antwoord. Een onjuist antwoord kan deels correct zijn als iemand er een goede onderbouwing bij levert.’
| |
Betrouwbaarheid
Er zou ook meer ruimte moeten zijn voor de docent als beoordelaar, vindt Weerman. Het examen wordt nagekeken door de eigen docent van de leerlingen en een tweede, onafhankelijke corrector. Maar het correctievoorschrift bij het examen, waarover elk jaar veel gedoe is, bepaalt nauwkeurig wat goed en fout is. ‘Docenten worden behandeld alsof ze zelf niet kunnen oordelen.’
Verder zou Weerman graag zien dat het examen elke vier of vijf jaar tegen het licht wordt gehouden. ‘Wat kan of moet er anders? Voor het Cito, dat de toetsen maakt, en het CvE - het College voor Examens, dat verantwoordelijk is voor alle examens - is betrouwbaarheid de alfa en de omega bij toetsing. Zij willen het examen elk jaar zo veel mogelijk in dezelfde vorm. Ook al is een bepaalde vraagstelling ongelukkig, ze laten die toch elk jaar terugkomen, want er moet een consistente maat zijn. Zo kunnen ze de resultaten door de jaren heen vergelijken. Maar inhoudelijk is er van het hele vak zo weinig terug te vinden in het examen. Docenten roepen daarom al jaren dat hun vak gestolen is. Er is met dit examen een kind gebaard waar niemand gelukkig mee is.’
| |
| |
Fred Weerman, hoogleraar taalkunde: ‘Het examenresultaat zegt niet veel over kennis van taal of over taalvaardigheid.’
Foto: Robin Utrecht
| |
Verontwaardigd
Huub van den Bergh, als hoogleraar didactiek en toetsing van taalvaardigheidsonderwijs verbonden aan de Universiteit Utrecht, is nauw betrokken bij het examen Nederlands. Hij reageert zeer verontwaardigd op alle kritiek. ‘Er is een karrenvracht aan onderzoeksgegevens waaruit blijkt dat meerkeuzevragen en open vragen dezelfde resultaten per leerling opleveren.’ Dat meerkeuzetoetsing een lage status zou hebben, is volgens Van den Bergh dan ook flauwekul. ‘Het staat in een lange traditie. En dan komen er nu taalkundigen die het gevoel hebben dat de toetsing niet deugt. Zij willen gewoon terug naar de kern van het vak en dat is voor hen taalkunde. Ze hebben geen kaas gegeten van toetsing van tekstbegrip. Wat moeten leerlingen weten en kunnen? Een hoofdgedachte uit een tekst halen, verbanden aangeven, beoordelen of een argumentatie in een tekst wel klopt, onderscheid maken tussen feiten en meningen - en dat zou allemaal irrelevant zijn? Wat de critici bovendien vergeten, is dat de meerkeuzevragen veel minder zwaar wegen bij de beoordeling dan de vragen waarop leerlingen zelf een antwoord moeten formuleren.’
Van den Bergh is niet categorisch tegen open vragen. ‘Maar een gigantisch probleem bij open vragen is de beoordeling door individuele docenten. Daarin zie je te grote verschillen, hebben we vastgesteld. Met het examen willen we alle leerlingen over dezelfde lat laten springen. Als je alleen met open vragen gaat examineren en de docent laat beoordelen, zakt een leerling op de ene school, terwijl hij met dezelfde antwoorden op een andere school zou slagen. We moeten niet vergeten dat de docent ook belanghebbende is. Die wil graag dat zijn leerlingen zo hoog mogelijk scoren.’ Het huidige examen bevat wel open vragen, maar het correctievoorschrift beperkt de vrijheid van de docent. Niet elk antwoord is goed.
| |
Pilot
Is de kritiek dan helemaal onterecht? Wie net als Aleid Truijens een examen maakt, komt geheid vragen tegen die twijfel oproepen. Van den Bergh: ‘Natuurlijk zijn er altijd problemen met bepaalde vragen. Discussie is juist goed. Dat geeft aan dat erover nagedacht moet worden. Maar elk examen wordt vooraf uitgebreid getest op zo'n vierhonderd leerlingen. De tekst met vragen doorloopt een lang traject. Gaan goede leerlingen niet de mist in bij bepaalde vragen? Is er genoeg samenhang in de antwoorden? Door zo'n “pilot” is er geen tekst of vraag die ongeschonden het eindexamen haalt.’
‘De kernvraag is natuurlijk: wat is tekstbegrip? Een goede lezer legt relaties tussen tekstdelen, tussen de inhoud en zijn kennis van de wereld. Dat is precies wat leerlingen bij het examen ook moeten doen om de vragen te beantwoorden.’
Wat vinden docenten en leerlingen van het examen? Klaas Heemskerk, docent aan het Stedelijk Gymnasium Leiden en voorzitter van de sectie Nederlands van Levende Talen, de beroepsvereniging van talendocenten, is niet gelukkig met de huidige vorm. ‘De examenmakers willen vooral een betrouwbaar toetsmiddel, docenten willen een examen dat iets zegt over de leesvaardigheid van hun leerlingen. Dat is lastig te verenigen. In de praktijk kom je later nooit meerkeuzevragen tegen als je een moeilijke tekst moet lezen. Maar meerkeuzevragen zijn wel betrouwbaar en gemakkelijk na te kijken. Het examen is een vloek en een zegen in één.’
| |
Voorbeeld van een examenvraag
Bij het vwo-examen in 2012 was de tekst een bewerkt essay van filosofe Joke Hermsen. Die ging over onze beleving van tijd. Alinea 8 hieruit:
We zijn al met al behoorlijk ver verwijderd geraakt van de klassieke gedachte dat rust en nietsdoen de grondslagen van een beschaving zijn. Pas in rusttoestand kunnen we tot bezinning en reflectie komen. Pas als we niets doen, opent zich de ruimte van het denken en de creativiteit, verschijnselen die zich door geen vooropgesteld doel of economisch nut laten sturen of opjagen.
De opgave bij deze alinea luidt:
Alinea 7 eindigt met de volgende constatering: Het klimaat vraagt om minder, de economie om meer. De mens vraagt om vertraging, de samenleving om versnelling.
Wat is de functie van alinea 8 ten opzichte van deze constatering in alinea 7?
A | Alinea 8 is een nuancering bij de constatering in alinea 7. |
B | Alinea 8 is een uitwerking van de constatering in alinea 7. |
C | Alinea 8 is een voorbeeld bij de constatering in alinea 7. |
D | Alinea 8 is een weerlegging van de constatering in alinea 7. |
Het juiste antwoord is B.
| |
Satelliettekst
Er zijn ook zeker docenten die wél vrede hebben met het examen. Dat het een kunstje is, bestrijdt niemand. ‘Het gaat bij tekstbegrip om een vaardigheid. En daar train ik mijn leerlingen in’, zegt Anne- | |
| |
Carine van den Akker van het Griftland College in Soest. ‘Net als bij sport behaal je bij leesvaardigheid betere prestaties als je die veel oefent. Ik vind dat deze manier van toetsen op zichzelf een prima middel is om tekstbegrip vast te stellen. Neem de vraag over het verband tussen de hoofdtekst en de satelliettekst - dat is een kort tekstje over hetzelfde onderwerp. Ondersteunt de auteur van de satelliettekst het betoog in de hoofdtekst of levert hij juist kritiek? Dat zijn vragen die leerlingen in het vervolgonderwijs ook moeten stellen en beantwoorden. Natuurlijk zie ik liever meer open vragen. Maar die brengen voor docenten meer werk met zich mee en mogelijk meer discussie met de tweede corrector.’
Sommige docenten betreuren dat het examen eenzijdig tekstbegrip meet. Ook het type tekst wordt bekritiseerd. Waarom niet meer ‘online-teksten’, die de leerling straks als student veel zal lezen? Zulke teksten zijn vaak minder ‘volgens het boekje’ gestructureerd dan de essays op het examen.
Prof. Huub van den Bergh: ‘Taalkundigen hebben geen kaas gegeten van toetsing van tekstbegrip.’
| |
Schrijfvaardigheid
Verder zien docenten graag schrijfvaardigheid terugkomen in het centraal examen, bijvoorbeeld in de vorm van een betoogopdracht. Klaas Heemskerk: ‘Hbo en universiteit klagen dat studenten niet meer kunnen schrijven. Over gebrek aan leesvaardigheid hoor je ze zelden.’ De andere onderdelen van het vak, met name letterkunde en mondelinge vaardigheden, behoren tot het schoolexamen (zie het kader op bladzijde 113). Er is opvallend veel protest tegen de regel dat het verschil tussen de cijfers voor dat schoolexamen en het centraal examen niet meer dan één punt mag zijn. Gevolg: druk vanuit de schoolleiding op docenten om ervoor te zorgen dat ‘de school’ goed scoort op het centraal examen. Daardoor wordt er steeds meer getraind op de tekst met vragen. Dat gaat in de hogere leerjaren ten koste van onderdelen als letterkunde, waar docenten vaak hun ziel en zaligheid in kwijt kunnen voor de klas. Heemskerk: ‘Het examen leeft enorm onder docenten. Vroeger kwam het pas in het laatste half jaar aan bod, nu beginnen ze in de brugklas al met teksten met meerkeuzevragen. Dat is het effect.’
En wat vinden leerlingen? Voor hen is het een groot nadeel als zij niet vertrouwd zijn met het thema van de tekst. Anne-Carine van den Akker: ‘Daardoor zie je grote verschillen in de scores per leerling op de proefexamens. Soms zijn ze een onderwerp echt zat: “Alstublieft, mevrouw, niet wéér over ecoducten of het milieu!” Ik doe tegenover leerlingen ook wel voorspellingen over onderwerpen van de komende examenteksten. De productietijd van een examentekst is zo'n twee of drie jaar; wat was er tweeënhalf jaar geleden in het nieuws? Daar zoek ik krantenartikelen bij om mee te oefenen.’ De meeste klachten van leerlingen betreffen behalve het tekstonderwerp ook de lengte. ‘Het is zo véél.’
Huub van den Bergh, hoogleraar toetsing taalvaardigheidsonderwijs: ‘Meerkeuzevragen en open vragen leveren per leerling dezelfde resultaten op.’
Foto: Iris Vetter
| |
Lastige combinatie
De invloed van het thema op het cijfer wordt beperkt als er verschillende kortere teksten komen over diverse onderwerpen. Dat gebeurt met ingang van 2015. De zogenoemde geleide samenvatting (zie het kader op bladzijde 113) verdwijnt. Huub van den Bergh: ‘Dan is er beter onderscheid te maken tussen leerlingen. Nu liggen de uitersten van de scores tussen ongeveer 4,5 en 7,5. Bij bètavakken is er een betere spreiding. Die zou er bij Nederlands ook moeten zijn. Maar er zal verder niet zo gek veel veranderen aan het examen.’
En wat is er eigenlijk van die petitie geworden? Fred Weerman: ‘Op aandringen van de minister heeft het CvE ons uitgenodigd voor een gesprek. Dat onderhoud stemde ons niet optimistisch. Niettemin rapporteert het CvE nu aan de minister en via haar aan de Kamer. Naar aanleiding van het gesprek worden er verschillende wijzigingen overwogen. We zullen het heel precies blijven volgen.’ Van den Bergh: ‘De ondertekenaars wilden niet praten over zaken die in de pers zijn gekomen, maar brachten alleen nieuwe punten in. Ik was zeer verbaasd.’
Voorlopig blijven gedegen toetsconstructie en vakinhoud een lastige combinatie in het examen Nederlands. Toch buigen tienduizenden leerlingen zich deze maand over nieuwe opgaven. En die zullen traditiegetrouw dus weer een regen aan klachten geven bij het LAKS. Of er in het examen nu discutabele vragen zitten of niet, in juni kan voor de meeste kandidaten de vlag uit. Een docent: ‘Over de uitslag maak ik me geen zorgen. In de dertig jaar dat ik voor de klas sta, is er nog nooit iemand ten onrechte op Nederlands gezakt.’
|
|