Raarwoord
Hoogdunpotig
Hoe zou je de houding van hertjes beschrijven? En dan meer in het bijzonder: de houding van hertjes in een hertenkamp? Ze wandelen altijd wat aarzelend en afwachtend en afzijdig rond, en ze kijken je niet echt aan. Tersluiks, zou je kunnen zeggen. Of: ‘meisjesoogschuw’. Dat is het woord dat de dichter Chr.J. van Geel (1917-1974) invalt als hij hertenkamphertjes wil beschrijven. Het woord is nieuw, maar iedereen voelt wel ongeveer aan wat hij ermee bedoelt: de typische bambiblik. ‘Meisjesoogschuw gaan zij hulpeloos staan, / naderen statig wie eten hun reiken.’
De schuwe meisjeshertjes komen toch langzaam naar voren als zij aanvoelen dat er misschien binnenkort wel iets te eten valt. Is het al voedertijd? ‘Ik kijk op mijn klokje’, zegt de dichter. Daarna neemt zijn gedicht een verrassende wending: ‘en laat het hun kijken.’ Dat zie je niet vaak: hertenkampbezoekers die de hertjes een horloge voorhouden. Het sluit mooi aan bij de vermenselijking van de dieren die met het eerste woord, meisjesoogschuw, al was ingezet.
En - wat zegt het klokje? ‘Het wijst hoogdunpotig het uur precies aan.’ Alweer een verrassing. Na de vermenselijking van de hertjes is er een verhertelijking gevolgd - niet van de dichter, maar van zijn horloge. De iele wijzers hebben de gedaante van de poten van de herten aangenomen. Hoogdunpotig is ook een nieuw woord dat iedereen meteen zal begrijpen. Maar weten we nu ook hoe laat het is? Wij niet. Maar de hertjes, met hun meisjesoogschuwe blik, vast wel.
GUUS MIDDAG