| |
| |
| |
[Nummer 12]
| |
| |
| |
Het Groot Dictee vorig jaar: v.l.n.r de jury (prof. dr. Anneke Neijt, voorzitter mr. Inez Weski en Ludo Permentier), schrijver Arnon Grunberg en ‘dicteur’ Philip Freriks.
Foto: Martijn Beekman
| |
‘Ik zie ze graag in mijn valkuilen tuimelen’
Achter de schermen van het Groot Dictee
Jan Erik Grezel
Tussen Sinterklaas en Kerst is er nóg een decemberfeestje: het Groot Dictee der Nederlandse Taal. 12 december is het weer zover. Wat is de kracht van het programma? Hoe komt het dictee tot stand? Een gesprek met de Nederlandse presentator Philip Freriks, dicteeschrijver van dit jaar Adriaan van Dis en Vlaams jurylid Ludo Permentier.
‘Eigenlijk is het anti-tv. In deze tijd waarin alles snelsnel moet, is de uitzending van het Groot Dictee der Nederlandse Taal een oase van rust. We nemen de tijd’, zegt Philip Freriks, presentator én ‘dicteur’ van het Groot Dictee. Toch is de spanning te snijden in de statige Eerste Kamer als de deelnemers de pennen opnemen. ‘Maar de uitzending heeft ook een feestelijk tintje. Iedereen kleedt zich erop. Het is een decembertraditie geworden en daarom doen we het ook maar één keer per jaar. Je kunt wel talloze voorronden gaan houden, maar dan raakt het Groot Dictee zijn unieke status kwijt.’
Philip Freriks, van 1996 tot 2010 nieuwslezer van het NOS Journaal, staat aan de wieg van het bekendste taalspel op tv. Als Parijse correspondent van de Volkskrant deed hij in de jaren tachtig ooit mee aan het Franse Groot Dictee. ‘In Frankrijk was het dictee destijds al een enorm succes. Voor de krant maakte ik er een reportage over, en daarop kregen we heel veel reacties. Ik ben toen naar de NOS gestapt met het idee om zoiets ook in Nederland te doen. Ze keken me aan alsof ik niet goed bij m'n hoofd was: een dictee op tv, hoe verzin je het. Gelukkig had de NOS contact met Jef Rademakers, producent van het roemruchte tv-program- | |
| |
ma de Pin up club, maar óók neerlandicus. Zo'n dictee voor Nederland vond hij een fantastisch idee.’
| |
■ Gouden formule
De eerste versie in 1990 heette nog ‘het Nationaal Dictee’. ‘Het is de geschiedenis in gegaan als het dictee van het przewalskipaard. Misschien is dat paardenras voor uitsterven behoed dankzij ons dictee.’ Vanaf 1991 ging het programma in kijkcijfers met sprongen omhoog. ‘We zaten op zondagavond na Van Kooten en De Bie, die de kijkers aanmoedigden mee te schrijven. Ook doen er sindsdien Vlamingen mee. Daarom is de naam veranderd in “het Groot Dictee der Nederlandse Taal”.’ De deelname van Nederlandse en Vlaamse prominenten, het competitieelement - ook in de huiskamer - én de bekende schrijver die sinds 2004 voor het dictee tekent, vormen bij elkaar een gouden formule.
Freriks: ‘Het programma is strak geregisseerd. Er is een streng protocol voor het voorlezen, opknippen van zinnen en herhalen. Anders wordt het een zootje. Ik ben de baas op de vloer.’ Freriks heeft veel lof voor productiemaatschappij Men at Work, die het programma maakt. ‘Het is prachtige tv, met shots die de spanning rechtstreeks laten zien. Het programma heeft ook prestige. Camera- en geluidsmensen melden zich spontaan aan om voor het programma te werken.’
Freriks drukt onmiskenbaar een stempel op de uitzending. ‘Ik speel natuurlijk de schoolmeester. Vergis je niet: ook al is het een spel, het wordt bloedserieus gespeeld. Er zijn echte fanaten onder de deelnemers. Spelling raakt mensen. Ze voelen dat een slechte score hun zelfbeeld aantast. De uitslag van de prominenten maken wij niet bekend, dat mogen ze zelf doen. Maar niet iedereen komt eerlijk voor een slechte uitslag uit. Ook zoeken mensen de oorzaak van een bedroevende score wel bij de voorlezer.’
| |
Freriks: de verpersoonlijking van het Nederlands
Vanaf de allereerste uitzending in 1990 presenteert Philip Freriks het Groot Dictee. Als nieuwslezer stond hij bekend om zijn versprekingen, maar misschien nog meer om zijn laconieke reacties daarop. Hij viel vooral bij jongeren in de smaak. Heeft hij daar zelf een verklaring voor? ‘Ik relativeer, ik nam in het NOS Journaal afstand van de gevestigde orde. Daar herkennen jongeren zich misschien in.’
Freriks wordt ook geroemd om zijn heldere, accentloze uitspraak - een kwaliteit die hem zeer geschikt maakt als voorlezer bij het Groot Dictee. ‘Voor de Vlamingen ben ik de verpersoonlijking van het Nederlands.’ Ooit werd hij verkozen tot de Nederlander die ‘het mooiste Nederlands’ spreekt. Heeft hij daarvoor getraind? ‘Nee, helemaal niet, ook niet voor het journaal destijds. Ik ben opgegroeid in Utrecht. Toen ik een jaar of elf was, voetbalde ik bij een volksclub. Mijn ouders vonden dat ik verdacht plat Utrechts ging praten. Ik moest naar een “nette” club. Dat heeft voor mijn spraak kennelijk geholpen. Maar het plezier in het voetbal was ik kwijt.’
| |
■ Bekkenbrekers
Het presenteren en voorlezen doet Freriks sinds 2005 samen met de Vlaamse nieuwslezer Martine Tanghe, hét gezicht van de VRT. Vorig jaar moest ze wegens ziekte verstek laten gaan, maar dit jaar zal ze er weer bij zijn. Freriks en Tanghe dicteren beiden alle zinnen, zodat er niemand in het nadeel is door een Nederlandse of Vlaamse tongval.
Als nieuwslezer versprak Philip Freriks zich nog weleens. Struikelt hij bij het Groot Dictee niet over moeilijke woorden? ‘Er zijn beruchte bekkenbrekers, zoals tseetseevlieg, guichelheil, cisterciënzerklooster en antimakassartje, een woord dat ik nota bene zelf had aangeleverd. Dat zijn de woorden die blijven hangen, omdat ze ook spellingproblemen geven. Elk jaar is er zo'n typisch dicteewoord dat de volgende dag in de krantenkoppen staat.’
En wat doet hij met Franse leenwoorden? Freriks, francofiel en sinds 1966 woonachtig in Parijs, sprak bij het journaal Franse plaatsnamen soms overdreven Frans uit. ‘Tja, ik spreek Versailles uit met een s, de meeste Nederlanders zeggen “Verzailles”. Maar bij het dictee zal ik een leenwoord als restaurant echt wel op z'n Nederlands uitspreken.’
‘Belangrijker dan die uitspraak is volgens mij dat het dictee niet te moeilijk is, anders haken de mensen af. Tommy Wieringa had twee jaar geleden een prachtig dictee met een “statement”, maar de tekst was erg lastig. Het mooiste is als het bedrieglijk makkelijk lijkt. Dat was in 2007 het geval met het dictee van Jan Wolkers. Er kwam vrijwel geen leenwoord in voor, maar wel zo'n bijzonder Nederlands woord als schrepel.’
‘De uitslag van de prominenten maken wij niet bekend, dat doen ze zelf. Maar niet iedereen komt eerlijk voor een slechte uitslag uit.’
| |
■ Vrolijk
Dicteeschrijver dit jaar is Adriaan van Dis. ‘Het viel vies tegen’, vertelt hij in het Amsterdamse grand café De Ysbreeker, dat in de jaren tachtig en negentig het decor was van het legendarische tv-programma Hier is... Adriaan van Dis. ‘Dat dictee is niet iets wat je zomaar even schrijft. Ik heb zeker zes of zeven pogingen gewaagd. Eerst is er een idee voor een thema, dan komt er een verhaaltje. Ik begon bijvoorbeeld met “Dictee rijmt op twee”. Dat heb ik weer verworpen omdat Komrij destijds dezelfde invalshoek had gekozen: het schooldictee aan de kaak stellen.’
‘Ik heb ook overwogen om te breken met de traditie van het typische dictee. Ik zou het dan meer poëtisch laten klinken en het op een heel gedragen toon voorlezen. Je doet iets wat bij je past. Op een nacht werd ik wakker en ik dacht: ik ga de deelnemers direct aanspreken. [Hij begint luid te declameren:] “Luisteraar, leen mij uw oor en pak uw pen...” Maar nee, daar kon ik bijna geen ingewikkeld woord in kwijt. In het dictee dat het uiteindelijk geworden is, stonden aanvankelijk ook vooral “makwoorden”, eenvoudige woorden.’
‘In het algemeen probeer ik simpel te schrijven, ik vermijd moeilijke woorden en modewoorden. Laatst heb ik in de zesde druk van mijn roman De wandelaar het woord passie vervangen door hartstocht. Tegenwoordig heb je “eten met passie”, “benzine met passie” - wég met die “passie”. Kijk naar Elsschot, die gebruikte geen enkel modewoord, hij ging tot op het bot van de taal. Maar ja, van de makwoorden moest ik voor het Groot Dictee wel moeilijke woorden
| |
| |
maken. Ik heb van geleerde vrienden lijstjes met lastige gevallen gekregen. Die heb ik er deels in verwerkt. Nu is het af. Of het een verhaal of essay is? Ik houd het op een verhalend essay. Maar het is vrolijk van toon.’
Dictee-opsteller Adriaan van Dis: ‘Met de eis van acht zinnen heb ik meteen gebroken.’
Foto: Tessa Posthuma de Boer
| |
Weddenschappen op het Groot Dictee
Een bekend gezicht in de jury bij het Groot Dictee is de Vlaamse journalist Ludo Permentier, schrijver van de leidraad bij het Groene Boekje en tegenwoordig werkzaam bij de Nederlandse Taalunie. De jury is samen met de producent en de presentator betrokken bij het vaststellen van de eindversie van het dictee. En zij beslist in twijfelgevallen. Permentier: ‘Er zijn woorden waarvan niemand weet hoe je die schrijft. Dat zijn niet de moeilijke woorden. Vorig jaar hadden we het zinnetje “Nu zou u wel eens willen weten...” Moet wel eens nu aan elkaar of niet? Het Groene Boekje geeft geen uitsluitsel, Van Dale noemt weleens als bijwoord van frequentie. In het dictee moest het toch echt wel eens zijn.’
Permentier schrijft de commentaren bij moeilijke woorden en lastige gevallen. Die worden bij het nakijken in de uitzending voorgelezen. ‘Zoals de uitleg bij de schrijfwijze van jip-en-janneketaal. Medejurylid Anneke Neijt zorgt voor de achtergrondverhaaltjes, zoals vorig jaar over oedipuscomplex.’
Hoe verklaart hij de goede scores van de Vlamingen? ‘Wij zijn competitief ingesteld. Nederlands is voor ons een tweede taal. We hebben er moeite voor moeten doen om het onder de knie te krijgen.’ Ook de saamhorigheid speelt mee. ‘We reizen met ons allen per bus naar Den Haag. Meestal is er op de terugweg wat te vieren. Als we een keer worden afgetroefd door de Nederlanders, hebben we ook een reden om de champagne te ontkurken.’
Op het dictee worden weddenschappen afgesloten. ‘Alle correctoren en de juryleden leggen vijf euro in. Je moet voorspellen hoeveel fouten de winnaar heeft en wat het gemiddeld aantal fouten is. Corrector Ruud Hendrickx, taaladviseur van de VRT, gaat bijna elk jaar met de pot lopen.’
| |
■ Ploeteraar
De keuze voor Van Dis als schrijver van het dictee is bijzonder. ‘Ik ben een bezwaarlijke speller. Vanaf de eerste klas van de lagere school tot de laatste klas van de hbs heb ik bijles Nederlands gehad, omdat ik niet kon spellen. Ik heb geleerd om via allerlei wezelweggetjes probleemwoorden te ontwijken. Dat slechte spellen heeft er ook toe geleid dat ik heel veel uit het hoofd heb geleerd. Ik kan achter elkaar volzinnen uitspreken zonder in uh's en ah's te verzanden. Van mijn zwakte heb ik mijn kracht gemaakt. Mijn stijl, mijn manier van spreken en schrijven, komt voort uit een tekort.’
Een welbespraakte Adriaan van Dis die moeite heeft met het Nederlands? Dat is niet het beeld dat het publiek heeft van de gevierde schrijver, journalist en tv-presentator. ‘Ik ben een ploeteraar. Het is bon ton om te zeggen dat het je allemaal makkelijk afgaat. Ik heb altijd erg mijn best moeten doen om wat te bereiken.’ Nog steeds heeft hij grote problemen met correct noteren wat hij hoort. ‘Het gaat niet om de d/t-fouten, die maak ik zelden. Het is ook geen gewone dyslexie. Ik maak merkwaardige klankcombinaties in mijn hoofd. Een naam als Ronald Venetiaan schrijf ik op als Donald Evenaar. Die namen klinken voor mij bijna hetzelfde. Tijdens het schrijfproces ben ik ook erg met de klank bezig. Ik lees alles hardop wat ik schrijf.’
We mogen dus een welluidend dictee verwachten. Als schrijver van het Groot Dictee moest Adriaan van Dis wel een paar belangrijke voorwaarden aanvaarden. Het dictee mag niet meer dan 320 woorden tellen, verdeeld over acht zinnen - dat laatste om de correctie goed te kunnen verdelen. Van Dis: ‘Met de eis van acht zinnen heb ik meteen gebroken. Ik heb de organisatoren ervan kunnen overtuigen dat acht alinea's ook kan. Je wilt soms een kleine kwinkslag kwijt, je vat iets samen in een zinnetje van drie woorden, zodat de deelnemers even op adem kunnen komen.’ Maar de belangrijkste voorwaarde is wel dat de schrijver ingrepen in zijn tekst moet toestaan. ‘Alleen slechte schrijvers verzetten zich daartegen. Door er met z'n allen aan te werken ontstaat iets goeds. Niet elk woord en elke komma is heilig.’
| |
■ Geselen
Voor een schrijver zou het maken van het dictee als verraad aan het schrijverschap kunnen voelen. De vorm staat immers voorop, de inhoud doet er in wezen niet toe. ‘Het Groot Dictee is gekunsteld, het is beslist niet des Dis’, omdat ik zo niet schrijf. Het zal niet in mijn verzameld werk worden opgenomen, het is Van Dis als schoolfrik.’
| |
| |
Hoe de procedure bij het dictee precies verloopt, is hem enkele weken voor de uitzending nog niet bekend. Wél weet hij dat hij het in zijn geheel moet voorlezen. Van Dis heeft een heldere dictie, maar een bekakt accent. Waar komt dat vandaan? ‘Ik ben opgegroeid in een repatriantenhuis waar sterk Indische accenten heersten. Toen wij van Bergen naar Hilversum verhuisden, kwam ik eerst op een openbare school, met vijftig kinderen in één klas. Ik dreigde te blijven zitten en werd naar een particuliere school gestuurd. Wij woonden in een nieuwbouwwijk en hadden zeil op de vloer, maar ik kwam terecht tussen de kinderen van het parket en de rieten daken. Daar wilde ik bij horen. Die kinderen zeiden “schoolpluin” en “veurwiel”. Zo heb ik een Goois accent gekregen. Maar het is al stukken minder dan vroeger. Alleen als ik onzeker ben, ga ik nog erg deftig spreken.’
‘Zelf heb ik nooit meegeschreven. Uit gekkigheid heb ik gezegd: ik zou alleen meedoen als er ook een prijs voor de slechtste speller is.’
Heeft hij geaarzeld toen hij de uitnodiging kreeg om het dictee te schrijven? ‘Geen moment. Het leek me heel leuk om te doen en ik vind het een eervolle opdracht. Zelf heb ik nooit meegeschreven. Uit gekkigheid heb ik gezegd: ik zou alleen meedoen als er ook een prijs voor de slechtste speller is. Ik zou er weinig van terechtbrengen. Maar als beroerde speller kan ik wél een goed dictee samenstellen. Ik heb de rol van sadist. Ik ga de deelnemers geselen. Die willen zo weinig mogelijk fouten maken. Als schrijver zie ik ze graag in mijn valkuilen tuimelen.’
De 23ste editie van het Groot Dictee der Nederlandse Taal wordt op 12 december uitgezonden op Nederland 1, 20.25 uur. Alle informatie over het Groot Dictee is te vinden op http://grootdictee.nps.nl.
|
|