verplicht wordt zich ‘in begrijpelijke taal’ uit te drukken en meldt D66 uitdrukkelijk dat de publieke omroepen zouden moeten gaan samenwerken op het gebied van ‘vertaaldiensten’.
Er is overigens één zittende partij met een verkiezingsprogramma waarin het woord taal niet voorkomt. (Van de SGP was het precieze programma nog niet bekend toen dit artikel geschreven werd.) Dat is de Partij voor de Dieren - en omdat precies taal de mens van het dier doet verschillen, is dat misschien ook niet zo vreemd.
Maar het schokkendst is toch wel de liefdeloze manier waarop er bij alle partijen met taal wordt omgesprongen, zelfs als men over taal praat. GroenLinks komt bijvoorbeeld met een potsierlijk rijmpje: ‘Aandacht voor de Nederlandse taal is cruciaal.’ Het volgende zinnetje van de PvdA is misschien wel de duidelijkste illustratie:
Kinderopvang, schulden en taal mogen niet verhinderen dat iemand werkt.
Taal wordt hier dus gepresenteerd als een hindernis, als iets wat het weleens onmogelijk kan maken dat iemand werkt - net zoiets als schulden. Het vat de houding van de politiek tegenover taal goed samen: taal is een probleem.
Natuurlijk kun je zeggen: maar dat wordt hier niet bedoeld. De schrijver wilde natuurlijk eigenlijk zeggen: ‘taalbarrières’, net zoals hij bedoelde ‘gebrek aan kinderopvang’ toen hij schreef dat ‘kinderopvang’ soms verhindert dat iemand werkt. Maar als de strekking van al die programma's is dat taal belangrijk is, waarom kan men dat dan niet wat preciezer uitdrukken? Waarom laat men de taal verhinderen dat zo'n programma ook echt werkt?