Engelse leenwoorden revisited: een aanvulling
Nicoline van der Sijs
Enkele lezers hebben gereageerd op mijn artikel in het meinummer over het aantal Engelse leenwoorden in de media. Zij hadden de indruk dat er in etymologische woordenboeken veel meer leenwoorden staan dan de 30 procent die ik in de krantentekst had geteld. Dat is helemaal correct. In het verleden heeft Marlies Philippa berekend dat het aantal leenwoorden in het Etymologisch woordenboek van het Nederlands 75 procent uitmaakt. Een telling in het Etymologisch woordenboek van Van Dale leidt tot vrijwel dezelfde uitkomst: 73,9 procent van de ingangen is een leenwoord.
Hoe is de discrepantie tussen de aantallen leenwoorden in een woordenboek en in de krant te verklaren? Dat is eigenlijk heel eenvoudig: redacteuren van etymologische woordenboeken kiezen woorden die een interessante herkomst hebben - en dat geldt bij uitstek voor leenwoorden. Schrijvers van een krantenstuk gebruiken daarentegen algemeen begrijpelijke taal. Daarin kunnen best leenwoorden voorkomen, maar een zin die grotendeels uit leenwoorden bestaat, wordt niet als erg leesbaar ervaren. Dergelijke zinnen komen veel voor in juridische of medische teksten; in de volgende willekeurige zin uit een medisch handboek heb ik alle leenwoorden onderstreept: ‘Actinomycose is een zeldzame chronische infectie die voornamelijk wordt veroorzaakt door Actinomyces israelii, een anaërobe bacterie die onder andere op het tandvlees, het gebit en de amandelen voorkomt.’
Dit leidt tot de conclusie dat er weliswaar veel leenwoorden bestaan in het Nederlands (en in woordenboeken zijn opgenomen), maar dat ze relatief weinig worden gebruikt. Wat maar weer eens bewijst dat je niet alles moet geloven wat in het woordenboek staat.