| |
| |
| |
Reacties
Onze Taal biedt aan elke lezer de mogelijkheid tot reageren. Stuur uw reactie indien mogelijk per e-mail naar: redactie@onzetaal.nl, of anders naar: Redactie Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. Voor bijdragen aan deze rubriek gelden de volgende richtlijnen:
• | Formuleer uw reactie kort en bondig (bij voorkeur niet meer dan 250 woorden). |
• | Geef in de tekst duidelijk aan op welk artikel u reageert. |
• | Stel uw bijdrage zodanig op dat de lezer niet wordt verplicht een vorig nummer erbij te halen. |
• | Lever uw reactie in onder vermelding van naam, adres en (eventueel) functie. |
De redactie kan inkortingen en stilistische veranderingen aanbrengen in reacties, en raadpleegt bij belangrijke wijzigingen de auteur. Reacties kunnen doorgaans pas worden geplaatst twee maanden na het nummer waarop u reageert. Niet geplaatste reacties worden doorgestuurd naar de auteur van het desbetreffende artikel.
| |
Eetspreuken [1]: Mahlzeit!
Jan A. van der Brugge - Wenen
Mijn complimenten aan Jaap de Jong voor zijn leuke, interessante, informatieve, goed onderzochte en vooral ook gezellige artikel over eetspreuken (‘Smakelijk!’, Onze Taal april).
Een kleine aanvulling: hier in Oostenrijk zeggen mensen op kantoor of in de zaak ‘Mahlzeit’ tegen iedereen die ze ontmoeten. Ze doen dat vanaf elf uur's ochtends, en dan niet aan tafel of bij het eten, maar op de gang, bij het binnenlopen van een kamer, of waar dan ook. Het is dus eigenlijk een soort ‘goeiemorgen’ of ‘goeiemiddag’. Zelfs bij het opstaan ná de maaltijd of het verlaten van de kantine zegt men graag ‘Mahlzeit’ - net zoals in Duitsland, meen ik. Je hoort het overigens wel steeds minder; het zijn vooral de wat oudere mensen die het zeggen.
| |
Eetspreuken [2]: ‘Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout’
Toine Korthout - Sleeuwijk
Jaap de Jong schrijft in zijn artikel ‘Smakelijk!’, in het aprilnummer, over oude en nieuwe eetspreuken, zoals ‘Eet smakelijk!’ en ‘Goede bekomst’. In zijn overzicht staat ook ‘Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout’, met de toevoeging dat de herkomst ervan onbekend is. Mijn moeder is geboren Oosterhoutse, en zij vertelde me over deze eetspreuk meer dan eens de volgende anekdote.
Breda en Utrecht hebben nooit een spoorwegverbinding gehad, maar er zijn ooit wel plannen voor geweest. Er kwam toen een delegatie van de Nederlandse Spoorwegen Oosterhout bezoeken om met de bestuurders aldaar de mogelijkheden te bespreken van een spoorverbinding Breda-Utrecht. Het bezoek aan Oosterhout stond kennelijk rond etenstijd gepland, want toen de delegatie de vergadering over de spoorverbinding wilde laten beginnen, zeiden de Oosterhoutse gastheren: ‘We gaan eerst eten.’ Maar de NS-delegatie had kennelijk een strakke agenda, want vervolgens ging die hele vergadering niet door en is de spoorverbinding nooit gerealiseerd.
Dit voorval werd alom gniffelend besproken: ‘Eerst eten, zeggen ze in Oosterhout. En je ziet wat daarvan komt!’
| |
Eetspreuken [3]: gebeden
M.J. van den Dorpel-van Zuilen - Assendelft
Wat heb ik genoten van de oude en nieuwe tafelspreuken in Jaap de Jongs artikel ‘Smakelijk!’ in het aprilnummer. Daarin miste ik echter de tafelgebeden die vroeger in gereformeerde kring wijdverbreid waren. Wanneer mijn oma vroeger bij ons kwam logeren, ging zij soms - als mijn vader er niet was - voor in gebed. Vóór het eten luidde dat:
Vader, die al het leven voedt, kroon deze tafel met uw zegen.
Spijs en drank ons met het goed van uwe milde hand verkregen.
Laat ons voor overdaad ons wachten, dat we ons gedragen zoals het behoort.
Leer ons het hemelse betrachten. Sterk onze zielen naar uw woord.
En erna:
O Heer, wij danken u van harte voor nooddruft en voor overvloed.
Daar menig mens eet brood der smarte, heeft gij ons mild en wel gevoed.
Doch geef dat onze ziele niet aan dit vergankelijk leven kleve,
Maar alles doet wat gij gebiedt en eindelijk eeuwig bij u leve.
Als kinderen moesten wij altijd lachen om het rijm in de woorden ‘aan dit vergankelijk leven kleve’, maar de betekenis daarvan ontging ons toen natuurlijk. Overigens beginnen wij in mijn eigen gezin nog altijd de maaltijd meestal met een gebed, maar niet met dat van mijn voorouders.
| |
Eetspreuken [4]: aanvullingen
Nelly van den Heuvel - Oss
Jaap de Jong behandelt in het aprilnummer van Onze Taal in zijn artikel ‘Smakelijk!’ de eetspreuken die binnenkwamen na een oproep in het blad. Die oproep heb ik indertijd door verblijf in het buitenland gemist, maar ik wil u de volgende drie, die werden gebezigd door mijn moeder (1915-2007), toch niet onthouden:
- | Zalig zijn de vreetsamen. (Als opening.) |
- | Je hoeft toch niet te hooien. (Als er te snel gegeten werd.) |
- | Ik heb nog nooit zo lekker (andijvie, vis, enz.) horen eten. (Als er gesmakt of anderszins vies gegeten werd.) |
| |
Eetspreuken [5]: geen smakelijk eten
Ad van Herk - Escueillens (Frankrijk)
Met belangstelling las ik het artikel ‘Smakelijk!’ van Jaap de Jong in het aprilnummer, over de eetspreuken die in Nederland gebruikt worden. Tot mijn droefenis heb ik moeten constateren dat het met de goede smaak van veel Nederlanders kennelijk pover gesteld is. Overigens had mijn Turkse vriendin nog niet zo lang geleden een zakelijk etentje met een Nederlands echtpaar dat haar duidelijk maakte dat ‘ons soort mensen’ geen ‘Smakelijk eten’ zegt, maar gewoon aan de maaltijd begint.
| |
Goeree-Overflakkee
Kees van Rixoort - Dirksland
In zijn artikel ‘Huize Avondrood heet nu Domus Magnus’, over namen van bejaardenhuizen (Onze Taal april), verwijst Erwin Wijman naar een fusie van een aantal verzorgingshuizen met het Van Weel-Bethesda Ziekenhuis. Wijman situeert deze fusie in Zeeland, maar dat is niet juist: het eiland Goeree-Overflakkee, waar de bedoelde verzorgingshuizen en het ziekenhuis staan, behoort tot de provincie Zuid-Holland. Deze vergissing wordt vaker gemaakt, waarschijnlijk omdat Goeree-Overflakkee direct grenst aan Zeeland en er qua volksaard en dialect nauw mee verwant is.
Goeree-Overflakkee in de provincie Zuid-Holland.
Foto: Google Earth
| |
| |
| |
Domus Magnus
E.G. van Scheijen - Doorwerth
In Erwin Wijmans artikel over namen van bejaardenhuizen (‘Huize Avondrood heet nu Domus Magnus’, Onze Taal april) komt ook Domus Magnus ter sprake, een organisatie die Wijman omschrijft als ‘een aanbieder van particuliere woonzorgvoorzieningen’. Die naam is een prachtig staaltje van dikdoenerij. De bedenker ervan heeft kennelijk gedacht dat elk Latijns zelfstandig naamwoord op -us mannelijk is. Helaas, domus is met nog een aantal zelfstandige naamwoorden op -us vrouwelijk, net zoals er onzijdige woorden op -us zijn, zoals opus, dat we kennen van het bekende opus magnum. De juiste naam zou dus ‘Domus Magna’ zijn. Denk ook aan het Domus Aurea in Rome, het ‘gouden huis’ dat ooit van binnen met echt goud bedekt was. Domus Magnus lijkt me meer bekleed met klatergoud!
| |
Glasbewassing
Jan Verbeek - Lochem
Egbert Jonkheer verwondert zich in de rubriek ‘Taalergernissen’ in het aprilnummer van Onze Taal over de term glasbewassing, die hij tegenwoordig vaak tegenkomt in plaats van het hem vertrouwde glazenwassen. Maar het woord bewassing bestaat in die betekenis al heel lang. In mijn jonge jaren, toen de glazenwassers nog rondtrokken met ladderwagens, stond daar heel vaak puibewassing op.
Puibewassing bestaat allang.
| |
Schrijven zonder grammaticakennis
Govert Schilling - Wetenschapsjournalist, Amersfoort
Peter-Arno Coppen gaat in zijn artikel ‘Meneer, waarom moeten we dit kennen?’ (Onze Taal februari/maart) in op de vraag hoe grammaticaonderwijs beter kan. Hij maakt daarbij een originele vergelijking tussen voetbalonderwijs en grammaticaonderwijs. Er bestaat echter een belangrijk verschil tussen de twee: om je met voetbal bezig te houden (zelfs als passieve tv-kijker) is het inderdaad nodig dat je kennis hebt van de spelregels, maar taalgebruikers kunnen heel goed zonder kennis van grammatica. Ik ben daar zelf het levende bewijs van. Ik verdien met schrijven de kost, ik maak zelden grammaticale fouten, en ik durf van mezelf te zeggen dat ik een sterk ontwikkeld taalgevoel heb. Van grammatica heb ik echter geen kaas gegeten. Persoonsvorm, bijwoordelijke bepaling van tijd, niet-werkwoordelijke rest - ik heb echt geen idee. Om goed te kunnen schrijven (of lezen) lijk je die kennis dus niet nodig te hebben. Coppen zegt het zelf al in zijn artikel: ‘Blijkbaar heb je een soort taalgevoel dat je zegt dat bepaalde vormen bij elkaar horen’. Grammaticaonderwijs zal vast noodzakelijk zijn om te begrijpen hoe de taal in elkaar zit, maar wie taal actief wil gebruiken, kan heel goed zonder. Ik begrijp al die leerlingen wel die zich afvragen: ‘Waarom moeten we dit kennen?’
| |
Naschrift Peter-Arno Coppen
De vergelijking ging niet over het nut van grammatica (of voetbal), maar over hoe je dingen uitlegt. Je legt niet uit wat een keeper is als je alleen maar zegt hoe je hem moet aanwijzen. Dat is bij grammaticale begrippen ook zo, of dat nou nuttig is of niet.
| |
Stapel
Carel van Wijk - 's-Hertogenbosch
In het aprilnummer van Onze Taal verweert Rik Peters zich in de rubriek ‘Reacties’ tegen Dinie Hartgers' kritiek dat hij in zijn stuk ‘Wat zegt een naam?’ (januarinummer) een artikel heeft aangehaald waaraan Diederik Stapel heeft meegewerkt. Hij doet dit met een beroep op de kwaliteit van de onderzoeksgegevens, maar dit is naar mijn mening onhoudbaar. De commissie-Levelt heeft dit onderzoek ‘fraudulent’ en de resultaten ‘extremely unlikely’ genoemd (zie hiervoor www.commissielevelt.nl/levelt-committee/fraud-determined).
| |
Naschrift Rik Peters
De commissie-Levelt geeft inderdaad aan dat het genoemde onderzoek niet in de haak is. Deze bevinding is eind maart 2012 naar buiten gebracht, ver na publicatie van mijn artikel, en ook na het schrijven van het naschrift bij de reactie in het aprilnummer van Onze Taal. In dat naschrift legde ik uit waarom wij - ikzelf en de redactie - aanvankelijk dachten dat de paper zonder zorgen aangehaald kon worden. Ik wees er verder op dat het fenomeen waarover ik het in het artikel had, ook beschreven is door andere wetenschappers, die niets met de geruchtmakende Stapel te maken hebben. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de verwijzing naar een publicatie waaraan Stapel heeft meegewerkt, achteraf erg ongelukkig is.
| |
Data
Martijn van der Most - Delft
De Taaladviesdienst ging in de aprilaflevering van de rubriek ‘Vraag en antwoord’ in op de vraag of sociale media enkelvoud of meervoud is. Het deed mij denken aan data. Als ik's avonds thuis ben, krijg ik om mijn oren als ik ‘datums’ zeg, want het meervoud van datum is data. Maar overdag op mijn werk is data iets niet-telbaars, zoals water en suiker: data staat ‘op schijf’ of wordt verstuurd. En daar is het meervoud van datum niet data maar datums... Dat enkelvoudige data is misschien jargon, maar het heeft inmiddels wel vaste grond onder de voeten.
| |
Arabisch schrift
Rob Helsdingen - Amersfoort
Gaston Dorren schrijft in zijn artikel ‘Talen als trekpleisters’ (Onze Taal april) over de verschillende schriftsoorten die men in Azerbeidzjan door de jaren heen gehanteerd heeft. Dat de Azerbeidzjanen het woord sigaret op enig moment in hun geschiedenis met Arabische letters schreven, neem ik op Dorrens gezag graag aan, maar ze deden dit zeker niet op de manier zoals dit woord in het tussenkopje in het artikel geschreven is. Het computerprogramma dat dit Arabische woord moest produceren ‘wist’ blijkbaar twee dingen niet. In de eerste plaats wordt Arabisch van rechts naar links geschreven en ten tweede worden Arabische letters altijd aan elkaar verbonden. Een Arabische tekst kan dus nooit met losse letters, zoals onze blokletters, geschreven worden. In wat er in het tussenkopje in het artikel staat, zal geen enkele Arabier het woord sigaret herkennen.
| |
Naschrift Gaston Dorren
Ik heb niet geprobeerd een authentiek Arabisch of Azerbeidzjaans woord te schrijven, maar het Nederlandse woord sigaret in Arabische letters. Dat is overtuigend mislukt: ik heb over het hoofd gezien dat de lettervormen onjuist zijn, en ergens tussen het Word-bestand en de drukpers zijn ze ook nog eens achterstevoren komen te staan. Dit had het moeten zijn:
| |
| |
| |
To kick the bucket
Jantje E. Bazuin - Scharnegoutum
De Onze Taal-redactie vraagt haar lezers in de aprilaflevering van de rubriek ‘Gaten in de taal’ een Nederlands alternatief te verzinnen voor het Engelse to kick the bucket, dat ‘overlijden’ betekent. ‘De precieze herkomst van die uitdrukking is onbekend’, zo schrijft de redactie.
Mijn leraar Engels aan het gymnasium beweerde dat het een eufemisme was voor ‘gehangen worden’. De veroordeelde schopte de omgekeerde emmer weg waarop hij stond en werd door het touw gewurgd.
| |
Naschrift redactie
De bovenstaande verklaring waarbij een gehangene - of een zelfmoordenaar -een emmer wegschopt, wordt inderdaad vaak genoemd als oorsprong van to kick the bucket. Een andere verklaring komt uit het boerenbedrijf. Varkens die op de boerderij geslacht werden, werden opgehangen aan een slachtbalk, en die heet in delen van Engeland een ‘bucket’ - waar het varken dan in zijn doodsstrijd tegenaan trapt. Een derde verklaring heeft te maken met de wijwateremmer die aan de voeten van een dode geplaatst wordt op het moment dat deze met wijwater besprenkeld wordt. De tweede verklaring (dus die met de varkens) wordt door de meeste naslagwerken als de waarschijnlijkste beschouwd, maar geen van de drie theorieën is afdoende bewezen.
|
|