Tegenstander
Communiceren is een zaak tussen spreker en hoorder, schrijver en lezer. Welke taalvariëteit ze kiezen, is hun zaak. Daarbij spelen allerlei overwegingen een rol. Natuurlijk wil de spreker of schrijver (oftewel de zender) dat zijn boodschap overkomt bij de hoorder of lezer (de ontvanger). Maar dat is niet het enige wat speelt.
Een andere overweging is dat er vaak ook mogelijke ontvangers zijn bij wie de boodschap juist niet moet aankomen. Of liever: bij wie moet aankomen dat de zender aan hen geen boodschap heeft. De gekozen optimale taalvariëteit is dus zelden die welke door de meesten beheerst wordt. Op grond hiervan gebruiken Hollanders, Friezen, Brabanders en Vlamingen vaak de standaardtaal niet, ook als ze die wel beheersen.
In de praktijk speelt ook efficiency een rol. Zenders zijn geen toneelspelers die pas tevreden zijn als de achterste rij hun boodschap woord voor woord verstaat en begrijpt. Nee, ze zijn alleen bereid om zich maar nét genoeg in te spannen om de gemiddelde ontvanger het - desnoods met een beetje moeite van diens kant - te laten snappen.
Wie aldus verwacht in zijn leven weinig aan de standaardtaal te hebben, zal zich daarvoor op school niet inspannen. En dat is begrijpelijk. En wie weinig aan de standaardtaal heeft, bijvoorbeeld omdat hij denkt dat communicatie met hem vooral het probleem van de ander is, die zal aan het onderwijs in het Nederlands geen belastinggeld willen spenderen. Dat is zijn goed recht.
Wat vindt u ervan?
Moeten we ons inspannen voor het Standaardnederlands?
Geef voor 20 maart uw mening op onze website: www.onzetaal.nl/homofkuit. Of stuur een briefkaart met ‘We moeten ons inspannen voor het Standaardnederlands’ of ‘We hoeven ons niet in te spannen voor het Standaardnederlands’ naar de redactie van Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. In de volgende aflevering de uitslag.