■ Directmailbrieven
Nu is de beoordeling van de afwijking op zichzelf wel interessant, maar voor een communicatiekundige is het nóg interessanter om te weten of zo'n fout invloed heeft op de beoordeling van de tekst waarin hij voorkomt. Om dat te weten te komen, maakten Laura Kloet, Jan Renkema en Carel van Wijk in 2003 een directmailbrief in drie versies: een zonder fouten, een met kleine vormfoutjes, zoals typefouten (voorbeeld vor in plaats van voor) en spelfouten (het broedseizoen word), en een met verkeerd gebruikte verbindingswoorden (bijvoorbeeld hoewel als omdat op zijn plaats zou zijn). De proefpersonen kregen vragen over de brief, dus niet over de fout. De onderzoekers constateerden wel een negatief effect van de foutief gebruikte verbindingswoorden, maar geen effect van de spel- en typefouten. Dus ook niet van d/t-fouten!
Nu bevatte de brief met vormfoutjes afwijkingen van verschillende categorieen. Dat was opzet, omdat het ging om het effect van slordigheidsfoutjes. Daarmee is alleen de vraag nog niet beantwoord hoe lezers teksten beoordelen waarin een bepaald type spelfout systematisch gemaakt wordt. Die vraag heb ik samen met een groep studenten proberen te beantwoorden. We maakten een directmailbrief en elf varianten daarop waarin telkens maar één soort fout voorkwam, maar dan een aantal keren. In de spellingcategorie deden mee:
- | fouten in de meervoudsuitgang: niet -en maar -e, bijvoorbeeld ‘De producente hebbe (...)’; |
- | onjuist gebruik van hoofdletters, bijvoorbeeld: ‘(...) tijdens onze tocht door de middellandse-zeelanden’; |
- | d/t-fouten in de werkwoordspelling, bijvoorbeeld: ‘Men bereid er traditionele wijnen’. |
Daarnaast boden we ook brieven aan met alleen maar een zinsbouwfout van een bepaald type (de meisje bijvoorbeeld) of een interpunctiefout (bijvoorbeeld een hoofdletter zonder spatie direct achter een punt). Wat bleek? Vormfouten hebben nu wél een negatief effect, maar spelfouten daarbinnen zijn beslist niet meer ‘de kampioenen van betreurenswaardigheid’. Dat zijn nu duidelijk de zinsbouwfouten. Binnen de categorie spelfouten hebben de d/t-fouten wel wat meer effect dan de verkeerde hoofdletters, maar veel minder effect dan het ontbreken van een meervouds-n.
Ongeveer de helft van de proefpersonen had de fouten niet eens gezíén.