Horstlog
Wreck
Goede taal, correct Nederlands, standaardtaal of hoe je het ook maar noemen wilt, is voor de meeste mensen de boekentaal. Daar, in het verzorgd uitgegeven boek, in de kwaliteitskrant, treft men de goede taal aan. Soms ook uitgesproken, op tv, maar dan blijkt het bijna altijd om voorbereide, opgeschreven autocueteksten te gaan.
Ik denk dat het niet verstandig is om die twee aan elkaar gelijk te stellen, goede taal en boekentaal, maar het gebeurt nu eenmaal zo. Als er in de media gesproken wordt over de schamele taalbeheersing van scholieren, studenten of allochtonen, dan gaat het strijk-en-zet om de afstand tot deze boekentaal, om het feit dat hun taal niet is zoals de boekentaal. Daar, in het boek, is voor velen het ideaal als het ware zichtbaar gemaakt of toch benaderd. Zo zou het moeten.
Dan worden de lotgevallen van het boek natuurlijk uiterst relevant voor de lotgevallen van de standaardtaal. Gaat het slecht met het boek, dan moeten we ons ook zorgen maken om de standaardtaal. Hoe gaat het eigenlijk met het boek?
Daar hoor je tegenstrijdige geluiden over. Er wordt beweerd dat de mensen minder lezen, maar er wordt ook beweerd dat er meer boeken gemaakt worden dan ooit. Erg duidelijk is het allemaal niet. Behalve dan dat er wel het een en ander aan het veranderen is.
Een nieuw hoofdstuk in de boekgeschiedenis is begonnen met het boekje van Keri Smith, Wreck This Journal (2007). Het wordt veel verkocht, en er is intussen ook een Nederlandse vertaling van. Ik heb de Engelse editie voor mij liggen. Het is een wonderlijk ding, want er staat eigenlijk niets in. Alleen maar aanwijzingen om dit boekje op de meest uiteenlopende manieren te maltraiteren. Bijvoorbeeld: ‘Smeer viezigheid op deze bladzijde’, ‘Neem dit boek mee onder de douche’, ‘Scheur deze bladzijde eruit’, ‘Klim hoog en gooi dan dit boek naar beneden’, ‘Noteer hier alle schuttingwoorden die je kent’, ‘Ga op dit boek staan dansen’, ‘Bind een touwtje om dit boek en sleep het buiten achter je aan over de grond.’
Tot zover is er misschien weinig aan de hand. Iemand verzint iets geks, en kan dat verkocht krijgen. Bijzonder wordt het pas, lijkt me, als kopers van het boek de opdrachten ook werkelijk gaan uitvoeren. Dat gebeurt. Het enthousiasme blijkt zelfs groot te zijn, en een beetje creatief persoon verzint ook nog wel andere manieren om het boekje te vernielen: ‘to create is to destroy’. En iedereen mag ervan meegenieten, want de filmpjes worden in grote aantallen op YouTube gezet. Het is een fascinerende rondgang door de hedendaagse kijk op het boek.
Sommigen leggen ook uit waarom ze het doen. ‘Fun’, is wat je dan meestal hoort. Slechts een enkeling beseft dat het vooral agressie is, een uiting van lang opgekropte weerzin, een afrekening, om je nu eens echt lekker uit te leven op een boek.
Ik zet mijn exemplaar in de kast, maagdelijk. Zelfs het ruggetje is niet geknakt. Ik voel me ongeveer zoals Mozes zich gevoeld moet hebben in Deuteronomium 34:4. Dat zal de meeste lezers weinig zeggen. Maar kom, het doet er dan ook weinig toe hoe ik me voel.
Joop van der Horst