| |
| |
| |
Illustratie: Matthijs Sluiter
| |
Ik heb zoiets van
De schoonheid van een gehate uitdrukking
Peter-Arno Coppen
Het is een van de meest beschimpte uitdrukkingen in de Nederlandse taal: ik heb zoiets van. Maar waarom is dat eigenlijk zo? En hoe geldig zijn de bezwaren? Taalkundige Peter-Arno Coppen loopt ze na, en kan er niet van onder de indruk raken - integendeel.
Ik ben een taalliefhebber. Ik heb een meer dan gemiddelde belangstelling voor woorden en formuleringen, of ze nu binnen of buiten de taalnorm vallen. Net zoals sommige natuurliefhebbers de brandnetel verkiezen boven de orchidee, of het fruitvliegje boven de mensaap, kan ik een gewone spreektaalformulering meer waarderen dan een zorgvuldig geconstrueerde literaire versregel. Mede daardoor ben ik in de ban geraakt van een van de meest beschimpte en gehate uitdrukkingen in de Nederlandse taal. In verkiezingen van de grootste taalergernissen eindigt hij altijd in de top-vijf, naast uitdrukkingen als hun hebben, je ding doen en zeg maar. Ik heb het over de uitdrukking ik heb zoiets van.
Ik heb zoiets van - dat is volgens veel mensen zo ongeveer het ergste wat de taal in de afgelopen jaren overkomen is. Taalcritici nemen elkaars ergernis klakkeloos over, en rapporteren zelfs fysieke onpasselijkheid bij het horen van een uiting met ik heb zoiets van (‘Doet pijn aan mijn oren’, ‘Krijg er jeuk van’). Als er al iemand de moeite neemt om erbij na te denken, dan richt de kritiek zich op het veelvuldig bezigen van de formule en de zogenaamde vaagheid of zelfs betekenisloosheid. Mensen zijn van mening dat ik heb zoiets van niet past in de taal, en zelfs dat de taal verarmt doordat het de plaats inneemt van bijvoorbeeld ik zeg, ik ben van mening of ik denk. Maar meestal komen critici hier niet eens aan toe, en volstaan zij met een paar voorbeelden om de uitdrukking belachelijk te maken (‘En dan heb ik zoiets van ja kweenie’).
Om de kritiek kracht bij te zetten, wordt de formule ook nog eens geassocieerd met verderfelijke bevolkingsgroepen als welzijnswerkers, managers en jongeren.
| |
■ Oer-Hollands
Toch zou je verwachten dat bijvoorbeeld taalpuristen ik heb zoiets van massaal zouden omarmen. Geen van de woorden komt uit een andere taal. Het betreft allemaal eeuwenoude, oer-Hollandse woorden. Zelfs de combinatie is op geen enkele manier ontleend aan het Frans, Duits of Engels, de talen die traditioneel het Nederlands beïnvloeden. Weliswaar heerst er momenteel in heel veel talen een trend om in spreektaal een letterlijk citaat aan te kondigen met een vergelijkend woord (zoals het Engelse like) of een aanwijzend woord (zoals het Duitse so), maar de combinatie van hebben, zo,
| |
| |
iets en van is typisch Nederlands, en zeker niet ontleend aan andere talen. Maar ook taalpuristen haten ik heb zoiets van.
Andere taalliefhebbers zien ik heb zoiets van als een betreurenswaardige nieuwlichterij, die de oude, eerbiedwaardige taalvormen verdringt. Maar dat is voor een belangrijk deel ten onrechte. Inderdaad is de combinatie ik heb zoiets van pas na 1985 opgetekend in het Nederlands (zie het kader op deze bladzijde), maar alle elementen van de combinatie zijn al veel en veel ouder.
Oeroud - al van circa 1100 - is bijvoorbeeld de combinatie iets hebben in de betekenis die door het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) als volgt wordt omschreven: ‘Het object is de eene of andere lichamelijke aandoening of geestelijke ondervinding en (...) het subject [is] daarmede bedeeld.’ Het gaat dan om ‘meest ziekelijke’ aandoeningen (zoals koorts, jicht, blaren) en gewaarwordingen (honger, dorst, pijn, kramp, jeuk), maar ook gevoelens (plezier). Zelfs algemene combinaties als het (niet) hebben op iets en iets weg hebben van iets/iemand komen al eeuwenlang in het Nederlands voor. In de moderne uitdrukking ik heb zoiets van gaat het overduidelijk om dat oude iets hebben. Je drukt uit dat je een bepaald gevoel hebt: er zit je iets niet lekker, je hebt iets.
| |
■ De A.F.C.-ers
Ook het gebruik van het woordje van om in spreektaal een letterlijk citaat aan te kondigen is ouder dan je op het eerste gezicht zou denken. De kritiek erop is pas van de laatste veertig jaar, maar dit van wordt al ruimschoots aangetroffen in de hele twintigste-eeuwse literatuur, in jeugdboeken uit de negentiende eeuw, en nog eerder in brieven en dagboeken. Het WNT vermeldt al een citaat uit 1622 dat hy seyde van jae bevat.
Zelfs de combinatie van zoiets met van is niet van vandaag of gisteren. De volgende passage komt uit een kinderboek uit 1894: ‘Veel menschen, de mooie geslepen glazen, wijn! Pa rood en glimmend van pret, mij telkens een knipoogje gevend, zoo iets van: “Hoe voel je je nu, meid?”’ (Tine van Berken, Een klaverblad van vier). Het letterlijke citaat wordt hier niet alleen ingeleid door van, maar ook door zo en iets. Van de tweede helft van de negentiende eeuw tot en met vandaag zijn in verscheidene bronnen, natuurlijk vooral in literatuur waarin veel dialoog weergegeven wordt, voorbeelden van dit ‘citaataankondigende’ zoiets van aan te wijzen. Daarbij gaat het vaak om onduidelijke spraak: ‘Eddy bromde zoo iets van “flauw kind” en “lees jij maar zelf je briefje van Jaap Blooker!”’ (uit De A.F.C.-ers, van J.B. Schuil uit 1915). Maar het kan nog sterker.
In 1881 schrijft de Nederlandse schilder Vincent van Gogh in een brief aan zijn broer: ‘Ik dacht dus zoo iets van: neen, we zullen hem eerst wakker maken.’ Hier wordt zoiets van niet gecombineerd met een citaat en een werkwoord dat ‘(onduidelijk) spreken’ betekent, maar met het werkwoord denken (elders gebruikt hij ook voelen). Van Gogh gebruikt hier dus bijna de hele constructie ik heb zoiets van al meer dan een eeuw geleden. Wel nog zonder het werkwoord hebben, maar denken ligt toch al verdacht dicht bij die oude betekenis van iets hebben als ‘eene geestelijke ondervinding hebben’ uit het WNT.
Vincent van Gogh schreef in 1881 al: ‘Ik dacht dus zoo iets van: neen.’
| |
■ Vaag?
De uitdrukking ik heb zoiets van mag dus pas kortgeleden voor het eerst zijn aangetroffen, zij wortelt duidelijk in veel oudere taalfasen van het Nederlands. De betekenis heeft zich blijkbaar ontwikkeld van het aankondigen van onduidelijke citaten naar ‘gedachtenwerelden’. Maar wat is dan precies die betekenis? Is het allemaal inderdaad zo betekenisloos en vaag als het door de taalcritici wordt voorgesteld? Dat valt nogal mee.
Het is de moeite waard om eens met een vergrootglas naar de subtiele betekenisverschillen te kijken in diverse manieren van citaataankondiging. Het duidelijkst komen die tot uitdrukking in een formulering in de derde persoon. Stelt u zich voor dat ik u verslag doe van een diner waarin ik met verschillende personen aanzit. Tegenover mij zit een man, van wie ik opmerk: ‘Hij zei: “Geef die appelmoes eens door.”’ In dat geval geef ik een getrouwe weergave van wat de man gezegd heeft.
Nu kan ik ook zeggen: ‘Hij zei van: “Geef die appelmoes eens door.”’ Dan heb ik het nog steeds over iets wat de man letterlijk gezegd heeft, maar ik stel die uitspraak voor als een ‘sjabloonachtige’ uitspraak, iets wat mensen vaker zeggen. Dat kan ik zelfs nog versterken door te zeggen ‘Hij zei zo van: “Geef die appelmoes eens door.”’ Met het woordje zo doe ik een beroep op de verbeeldingswereld van mijn toehoorders. Ik vraag ze om zich deze uitspraak voor de geest te halen.
Nog iets subtieler wordt het in de variant ‘Hij zei zoiets van: “Geef die appelmoes eens door.”’ Hiermee geef ik aan dat de precieze manier waarop de man het formuleerde er niet zo toe doet (zie dat -iets uit zoiets), maar dat de uitspraak gekarakteriseerd kan worden door de typische uitspraak (van) ‘Geef die appelmoes eens door’, die u zich wel kunt voorstellen (zo- uit zoiets).
| |
Sinds wanneer zeggen we ik heb zoiets van?
Het is niet helemaal duidelijk wanneer in het Nederlands de uitdrukking ik heb zoiets van nu het eerst gebruikt wordt. Zoals uit de tekst blijkt, zijn sporen van de uitdrukking (van met een citaat, zoiets met van, hebben met zoiets) al in zeer oude teksten aan te wijzen. Maar de eerste vindplaats van de precieze combinatie lijkt tot nu toe de zin ‘In dit soort gevallen heb ik altijd zoiets van het zal wel’, uit Onze Taal van oktober 1986. De auteur geeft daar de indruk dat hij iets dergelijks eerder heeft aangetroffen. Echter, in een groot tekstcorpus uit de periode 1960-1975 komt het niet voor, al gebruikte Simon Carmiggelt in een verhaal uit 1951 al iets wat heel dicht in de buurt kwam: ‘Hij had zoiets van’, gevolgd door een citaat.
Het is natuurlijk moeilijk zoeken naar spreektaalconstructies, zeker als je alleen geschreven bronnen hebt. Je zou ze vooral verwachten in persoonlijke brieven en dagboeken. Misschien dat een van de lezers van Onze Taal nog zo'n oudere bron kan opsporen. Graag naar de redactie (redactie@onzetaal.nl of Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag), het liefst met bronvermelding of schriftelijk bewijs.
| |
■ Innerlijke stem
Een vrij groot betekenisverschil krijg ik echter als ik zeg: ‘Hij had zoiets van: “Geef die appelmoes eens door.”’ Nu zeg ik juist dat de man tegenover mij
| |
| |
helemáál niet gesproken heeft. Het is eerder zo dat ik uit zijn gedrag opmaak dat hij deze uitspraak wilde doen. Maar let op: deze zin verschilt ook weer van ‘Hij dacht zoiets van: “Geef die appelmoes eens door.”’ Want in die formulering heb ik het over zijn gedachtenwereld. Maar met hij had zoiets van probeer ik als het ware zijn kennelijke bedoeling, zijn ‘innerlijke stem’, te citeren.
Taalcritici die beweren dat hij had zoiets van de plaats inneemt van hij zei of hij dacht slaan dus volledig de plank mis. De uitdrukking duidt juist op een elegante manier een tussenvorm aan: hij zei het niet, hij dacht het niet, je hoort als het ware wat hij vindt. Als zodanig onderstreept de formulering het belang van communicatie: het is blijkbaar belangrijk om je zodanig te kunnen verplaatsen in je gesprekspartners dat je hun innerlijke stem kunt waarnemen. Het zijn subtiele signalen als een gezichtsuitdrukking of een gebaar waaruit je gevoelens en gedachten kunt afleiden. Die zijn vervolgens te karakteriseren met sjabloonachtige uitspraken, en die rapporteer je met hij had zoiets van. Dat is allemaal van een voorbeeldige genuanceerdheid. Het zou een stap terug zijn in onze beschaving als we ons zouden moeten beperken tot wat mensen werkelijk zeggen en denken met een logge formule als hij zei of een pretentieuze als hij dacht.
Nu lijkt ik had zoiets van natuurlijk veel meer overeen te komen met ik dacht dan hij had zoiets van met hij dacht - je kent je eigen gedachten immers veel beter dan die van iemand anders. Maar als je nu een zin als ‘Ik dacht: wat leuk!’ heel precies vergelijkt met ‘Ik had zoiets van: wat leuk!’, dan lijkt dat toch verschillend. In het tweede geval dácht je het niet zozeer, je laat meer merken dat het zich afspeelt in je innerlijk: je laat je innerlijke stem horen.
| |
■ Mooi
Een groot deel van de taalkritiek op ik heb zoiets van is dus onterecht. De uitdrukking past uitstekend in het Nederlands, en wortelt aantoonbaar in oudere vormen. Er is geen sprake van vaagheid of betekenisloosheid, er wordt juist een hoge graad van verfijning mee bereikt.
Blijft over de frequentie. Uiteraard worden woorden en uitdrukkingen die je om de haverklap gebruikt op den duur irritant. Als je om de twee zinnen ik zeg of zeg ik gebruikt, zullen mensen zich daaraan gaan ergeren, hoe helder en beknopt deze formulering ook is. Dat geldt voor elk woord of uitdrukking, dus ook voor ik heb zoiets van. Maar net zoals er met ik zeg in de grond van de zaak niets mis is, zo is ook ik heb zoiets van een onberispelijke taalvorm met een heldere betekenis.
Ik ben dus een taalliefhebber. Ik heb een meer dan gemiddelde belangstelling voor woorden en uitdrukkingen. En in het bijzonder ben ik geïnteresseerd in subtiele zinswendingen die door veel mensen verguisd worden. Ik vind ik heb zoiets van een van de mooiste uitdrukkingen in de Nederlandse taal.
|
|