| |
| |
| |
[Nummer 10]
| |
| |
| |
Goede tijden, slechte tijden: de cast van het eerste seizoen, 1990-1991.
Foto: Govert de Roos
| |
De kus moet nooit komen
Goede tijden, slechte tijden en het Nederlands
Arjen van Veelen
Goede tijden, slechte tijden bestaat twintig jaar. Wat heeft deze mateloos populaire soapserie betekend voor het Nederlands? Interview met twee scriptschrijvers van het eerste uur. ‘Vergeet ook niet dat een heleboel allochtonen Nederlands spreken dankzij GTST.’
In de avond van 1 oktober 1990, rond zeven uur, ontvouwde zich een drama op de Nederlandse televisie. Op RTL 4 verscheen een negentienjarige Hagenaar in beeld met een pak sinaasappelsap in zijn hand. Hij maakt een ontbijtje klaar voor zijn slapende vriendin. Dan gaat de telefoon. Slecht nieuws.
De scène was de aftrap van Goede tijden, slechte tijden, de eerste Nederlandstalige, dagelijkse soap. Rond de Kerst begon de serie aan te slaan. En in het voorjaar was ‘gee-tee-es-tee’ een begrip. Na nog eens een jaar prijkte Arnie - gespeeld door die negentienjarige Hagenaar, Reinout Oerlemans - op menige schoolagenda.
Een drama inderdaad, vonden velen: Goede tijden, slechte tijden zou platvloers zijn, smakeloos, verderfelijk. ‘De personages die erin optreden’, schreef NRC Handelsblad bijvoorbeeld na de eerste afleveringen, ‘doen net alsof ze voortdurend onder zware emoties gebukt gaan, maar zijn in feite zo plat als een dubbeltje.’
Was het inderdaad pulp? Olga Madsen en Rogier Proper, de twee scenarioschrijvers die aan de basis hebben gestaan van het succes van de serie, verschillen daarover van mening. Ja, het was pulp, vindt Proper - maar best goed gemaakte pulp. Madsen vindt de kwalificatie ‘pulp’ veel te denigrerend.
| |
■ Salonfähig
Madsen en Proper waren vrijwel vanaf het begin betrokken bij Goede tijden, slechte tijden. Rogier Proper (1943) schreef voor studentenblad Propria Cures en Vrij Nederland. Samen met Wim T. Schippers maakte hij het legendarische programma Ronflonflon op de VPRO-radio. Olga Madsen (1947) deed de filmacademie, regisseerde speelfilms
| |
| |
en maakte onder meer een bewerking van Goethes Faust voor tv. De twee zouden later respectievelijk ‘soapkoning’ en ‘koningin van de Nederlandse soap’ worden genoemd. Ze kennen elkaar al sinds hun studietijd, maar zijn nu, na jarenlange samenwerking, gebrouilleerd (voor dit artikel werden ze afzonderlijk geïnterviewd).
Ergens in 1990 krijgt Olga Madsen een belletje van Joop van den Ende. Hij heeft de rechten opgekocht van een Australische soap uit 1976: The Restless Years. De scripts heeft hij laten vertalen. Nu zoekt hij iemand met verstand van televisiedrama. ‘Ik was in die tijd met vrij intellectuele films bezig’, zegt Madsen. ‘Toch zei ik meteen “ja”. Ik had in die tijd niks te doen en Joop betaalde fors, maar er was een belangrijkere motivatie: ik zag dat dit genre nog niet bestond in Nederland. Zelfs niet in Europa. Ja, je had EastEnders op de BBC, maar dat was maar drie keer in de week - geen dagelijkse soap, zoals GTST zou zijn. Ik hoopte dat deze soap de weg zou kunnen vrijmaken voor Nederlands kwaliteitsdrama. Vergeet niet dat Nederlanders toen het Nederlands als filmtaal haatten. “Ik hou van jou” - dat konden we niet hóren.’ Goed teken: Van den Ende betrok ‘intellectuele’ filmmakers bij het project. ‘Hij had ook kunnen zeggen: “Oké, dat vertalen we wel even en dan kwakken we het op beeld.”’
| |
■ Amerikaatje spelen
Van den Ende had de serie in mei gekocht. In september moest het op de buis. Madsen haalt Rogier Proper erbij, om te helpen met het oppoetsen van de wat al te letterlijk vertaalde Australische dialogen.
‘Ik ben met een aantal vrienden die vertalingen gaan redigeren’, zegt Proper. ‘In de zomer werkten we als idioten. Niemand begreep waar ik mee bezig was. We beseften dat we iets nieuws aan het doen waren. Amerikaatje spelen. De serie werd buitengewoon klunzig gemaakt. Er was ook veel te weinig tijd.’
In die begintijd werkte ook Propers vriend Martin Bril heel even mee aan die vertalingen. ‘Dat deed hij heel goed. Maar het was voor hem ook gewoon goed geld verdienen. Hij kwam het kantoortje binnen, deed “tiktiktiktik”, inleveren, wegwezen.’
Ondanks de haast was de serie vrijwel direct een succes. ‘Waarom mensen verslaafd raakten weet ik niet’, zegt Proper. ‘Omdat het dagelijks was? Omdat het op een goed tijdstip werd uitgezonden? Omdat het nieuw was? Geen idee. Het grappige en het meest interessante is juist dat de kwaliteit heel weinig leek uit te maken.’
| |
■ Kwaliteitsingreep
Madsen ziet dat anders. Vrij snel na de start van de serie deed ze nog een kwaliteitsingreep: in plaats van opgepoetste Australische verhaallijnen wilde ze eigen, Nederlandse scripts. Al was het maar omdat in aflevering zes de Australische ‘Arnie’ werd gebeten door een slang en na twee maanden uit de serie verdween (terwijl Arnie in Nederland juist een idool was). Maar vooral: Madsen wilde een Nederlandse ‘geur’ aan de serie geven. ‘Maar welke? Het overdreven, “over de top”-karakter van een Amerikaanse soap? Of meer het felle realisme van het Britse “kitchensink-drama”? Spruitjesrealisme? Ik besloot om ergens daartussen te zitten: reële situaties, met een kwartslag draai. Nét een beetje irreëel.’
‘De afscheidsgroet doei!, die toen heel populair was, stond op de Verboden Woorden Lijst.’
Voortaan zou ze samen met Rogier Proper en scenarioschrijfster Cobi Peelen steeds meer verhaallijnen zelf verzinnen. Dat leidde tot een conflict met de Australiërs: die wilden dat hun teksten gebruikt werden, uit angst dat ze anders naar de royalty's konden fluiten. Maar na een jaar waren de scenario's volledig Nederlands (en tot op de dag van vandaag verdient de Australische maatschappij goed geld aan GTST).
Een dagelijkse soap schrijven lukt niet met zijn drieën. Een jaar telt ongeveer tweehonderd afleveringen van een klein half uur. Elke aflevering telt zo'n twintig scènes van verschillende lange en korte verhaallijnen. En elke acteur heeft in het contract staan hoe vaak hij of zij in beeld moet komen. Daarom werkten Madsen en Proper met een soort lopendebandsysteem. Dat was nieuw. Proper begon het bedrijfje Doctor Proctor Scripts, de ‘Eerste Nederlandsche Scenariofabriek’, zoals het officieel heette. De scenarioschrijvers die er werkten kwamen overal vandaan. Het waren studenten, journalisten, mensen van de theaterschool. Proper: ‘Als ze maar het Nederlands beheersten.’
‘Soap’, zegt Madsen, ‘is een vuil genre.’ Ze laat een kaartje zien waarop haar definitie van een soap is geprint: ‘Een soap is een naïef verteld verhaal door dialoog met beeld waarin reëele personages bijna onwaarschijnlijke verhaallijnen waarschijnlijk laten zijn.’ Deze definitie hangt als schilderij aan de muur in de studio van GTST, vertelt ze. ‘Heb je de taalfout gezien? Die heb ik er bewust in gedaan. Want soap is dus een vuil genre: je mag best een foutje maken.’ Maar let wel: niet iedereen beheerst het genre. Madsen: ‘Ik kreeg in die begintijd veel kritiek. Op een borrel met filmmakers, waar ik met de nek werd aangekeken, heb ik eens geroepen: “Jullie kunnen het niet eens!”’
| |
Waar komt soap vandaan?
Soap is de afkorting van soap opera. Dat laatste was de benaming voor de melodramatische radiohoorspelen die voor de Tweede Wereldoorlog op de Amerikaanse radio te beluisteren waren, naar men zegt op het tijdstip dat huisvrouwen bezig waren met de schoonmaak van het huis. Rondom die radiofeuilletons zaten reclameblokken van zeepfabrikanten. Op televisie bestaat het genre sinds de jaren vijftig.
| |
■ De tijd zoekmaken
De taal van de soap moest zo simpel en direct mogelijk zijn. Geen mooischrijverij, geen ironie, geen complexe karakters. Madsen: ‘We maakten de scripts ook bewust zo abstract mogelijk, in plaats van realistisch. Zowel de decors, de karakters als de verhaallijnen. Je probeerde niet naar concrete, verifieerbare zaken te verwijzen, zodat de kijker nooit een referentie had.’ Proper: ‘Hoe abstracter de serie, hoe makkelijker de kijker “in de fantasie kon schieten”. Je probeert de tijd zoek te maken.’
Daarom moest ook de taal tijdloos zijn. Maar Madsen had nog andere bezwaren tegen modieuze taal. ‘Zoals de afscheidsgroet doei!, die toen heel populair was. Dat woord stond op de Verbo- | |
| |
den Woorden Lijst.’ Daarop stonden wel honderd woorden en uitdrukkingen, weet Proper. ‘In die tijd riep iedereen opeens dingen als “Zeker weten!”, of “Opzouten!” Maar als scriptschrijver klink je al snel te populair als je dat overneemt. Zo van: kijk ons eens bij de tijd zijn.’
Olga Madsen en Rogier Proper: GTST-scenarioschrijvers van het eerste uur.
Foto's: Iris Vetter
| |
■ Humor
Ook humor mocht slechts met mate. Madsen was daar streng op. Alleen het personage meneer Harmsen kreeg soms een ‘humorlijntje’. Proper wilde nog weleens wat VPRO-ironie in de serie stoppen. ‘Maar als ik een keer echt grappige dingen had geschreven, werden die altijd weggespeeld door de acteurs. Er bleef niets van over in de soapfabriek.’
‘Als ik een keer echt grappige dingen had geschreven, werden die altijd weggespeeld door de acteurs.’
Madsen ziet dat anders. ‘Het lag niet aan dat fabriekssysteem. De opdracht was juist om geen komedie te schrijven. Soap werkt alleen als je de verhalen, hoe ongeloofwaardig ook, serieus neemt.’ En dat fabriekssysteem zorgde paradoxaal genoeg voor hogere kwaliteit, op den duur: juist dankzij de efficiëntie was er ruimte voor verfijning, meent Madsen. ‘Het was geen pulp, anders had ik het niet kunnen maken. Ik keek er niet op neer. Want hoe onbenullig de decors en hoe gezocht de verhaallijnen soms ook leken, het publiek geloofde wel massaal wat er gebeurde. Als het personage Peter Kelder werd geslagen door zijn vader, dan kregen we daar waanzinnig veel brieven op - gericht aan Peter, niet aan de acteur Antonie Kamerling.’
| |
■ Secuur op taal
Die geloofwaardigheid kwam juist door die abstracte teksten en archetypische personages. Daar hield Madsen streng toezicht op. ‘Reinout Oerlemans had een Haags accent. “Ik zal wel even bellûh”, zei hij in het begin vaak. Of: “Zal ik je effûh vertellûh.” Dat mocht van mij niet.’ Ze zag er ook op toe dat acteurs niet zelf aan de tekst gingen morrelen. ‘Ik was heel secuur op taal. Het moest exact worden uitgesproken; improviseren was uit den boze. Want taalfouten, accenten of spreektaal halen de kijker uit het sprookje.’
Proper beaamt dat. Hij laat een lijstje met instructies zien die hij schreef voor de soap-eindredacteur; enkele punten:
7. Hij schrapt het zogeheten ‘Vulsel’. Dit zijn woorden in dialogen die de dialoog zogenaamd ‘realistisch’ moeten maken: zo praten de mensen. ‘Ach,...’, ‘Och,...’, ‘Nou,...’, ‘Hé, ik...’, aan het begin van een zin. Namen zijn verboden (‘George, vind je niet...’), tenzij het niet anders kan. Alle woorden als toch, anders (jij wel), trouwens, volgens mij, nou, weg ermee. We noemen dit: de tekst ‘kaal maken’. We gaan ervan uit dat de acteurs al dit soort vulsel zelf al meer dan genoeg toevoegen.
(...)
9. Hij let erop dat personages geen ‘vakjargon’ gaan praten. Het zgn. Swiebertje-effect. Artsen of advocaten die opeens heel vreemd ‘deftig’ taalgebruik hanteren, of politiemannen die steeds ‘mevrouwtje’ zeggen of die in ambtelijke proces-verbaaltaal gaan praten.
Proper: ‘Een personage deel je met verschillende schrijvers. Vier, vijf schrijvers moeten in dezelfde stijl werken. Daarom heb je regels als: hou je zinnen kort, maak het niet te ingewikkeld, het is voor mensen met het intelligentieniveau van een negenjarige en schrijf in de trant die er al is. Daarom begint het al onmiddellijk af te vlakken.’
| |
■ Cliffhangers
Het meeste plezier beleefde Proper aan het ‘storylinen’. De storyliner is degene die als een soort creatieve roostermaker alle verschillende verhaallijnen op elkaar afstemt. ‘We hadden daarvoor een planbord met kaartjes in verschillende kleuren. Elke kleur stond voor een verhaallijn: een zakelijk lijntje, een liefdeslijntje, een dokterslijntje. Bijvoorbeeld: “Scène zes. Arnie wil indruk maken op Roos.” Op dat planbord leg je de basis
| |
| |
voor een week, of zelfs een jaar van vertellen. Daar bepaal je de afwisseling van scènes, het verteltempo, het ritme. Daar maak je de spanning. GTST zit best intelligent in elkaar, met korte en lange verhaallijnen die door elkaar lopen.’
De kijker wil herhaling, zegt Proper. ‘Iedere keer hetzelfde kunstje, maar net iets anders. Je moet heel consequent zijn in je formule. Als je een sterke formule hebt, kun je jaren door. En als je karakters sterk zijn, kun je je heel veel permitteren. En als acteurs lang genoeg in een serie blijven, worden ze vanzelf wel een karakter.’
De belangrijkste truc is om verhalen eindeloos te rekken. Zodra een van de verhaallijnen stopt, wordt die meteen vervangen door een nieuwe. ‘Je vertelt nooit helemaal af, dat is de grap.’
Waarom haken mensen dan niet af? Dat komt doordat er steeds nieuwe lijntjes worden ingezaaid. En doordat elke aflevering, zelfs elke scène, eindigt met een cliffhanger. Je hebt de vrijdagcliff, die de kijker ‘over het weekend heen trekt’. Op maandag ‘betaal je de cliff af’. Maar je legt meteen ook de basis voor een nieuwe cliff. En dan heb je natuurlijk de zomercliff. ‘Over cliffs wordt vaak deftig gedaan, maar je moet gewoon midden in een scène knippen. Dat maakt echt geen zak uit. Die Amerikanen zijn daar heel brutaal in. Komt er gewoon reclame. Baf! Als iemand heel hard ergens naartoe loopt en je snijdt, dan heb je al een cliff. Bij soap gaat het om: rekken, rekken, rekken. De kus moet nooit komen. Dat is de enige regel. Of de kus komt wel - dan is het verhaal afgelopen. Tenzij er natuurlijk bedrog in het spel is. En dat is er altijd. Er is altijd bedrog in het spel.’
| |
■ Kill your darlings
Na het succes van GTST werkten Madsen en Proper nog aan soaps als Onderweg naar morgen (1994-2010) en Goudkust (1996-2001). Proper verkocht zijn scriptbedrijfje in 1998 aan Joop van den Ende. Madsen werd directeur drama bij Joop van den Ende, waar ze in 2000 vertrok. Beiden zijn nog steeds actief in de film- en televisiewereld. Zijn ze trots op GTST, het verhaal waarvan de clou al twintig jaar eindeloos uitgesteld wordt?
Madsen wel. Ze erkent de tekortkomingen van de serie. Zeker in de beginfase, toen alles vanuit het niets moest worden opgebouwd. Neem de titelsong, die in de zomer van 1990 door Bert van der Veer werd geschreven. Madsen: ‘“De dromen komen als een vlinder vrij / niet langer in geborgenheid verborgen” - begrijp jij het? Die tekst is zo belachelijk. Maar het liedje is nu een begrip. Dat kun je niet meer van Nederland afnemen.’ En: ‘Ik ben er trots op dat GTST bestaat, dat het nog steeds bestaat. Dat we er een Nederlandse geur aan hebben kunnen geven. Dat het gelukt is, in die korte tijd, onder die omstandigheden. Ik heb het genre altijd bloedserieus genomen. Ik wilde geen namaak-Dallas. Ik weet niet of de serie de Nederlandse taal per se heeft verrijkt. Maar GTST heeft de weg vrijgemaakt voor veel meer Nederlands televisiedrama. En vergeet ook niet dat een heleboel allochtonen Nederlands spreken dankzij Goede tijden, slechte tijden.’
Proper is niet trots op GTST, zegt hij, maar wél op zijn boek Kill your darlings, over scenarioschrijven. De titel van dat boek verklapt veel: schrijven voor tv betekent dat je soms je eigen ‘schatjes’ moet ombrengen. Zeker bij de soap. ‘Dat fabriekssysteem egaliseert alles. Het valt allemaal in één en dezelfde stijl. Zelfs áls een tekst een keer boven het gemiddelde uitsteekt, verdwijnt die gewoon in de bobbelende, amorfe modderbrij. Het kon allemaal tien keer beter, maar er keken twee miljoen mensen naar - waarom zou je dan in vredesnaam iets veranderen? Het gáát helemaal niet om kwaliteit. Dat is eigenlijk het interessante: dat je ermee wegkomt.’
| |
Uit het soapscript: Ludo kust Valerie
Hieronder volgt een voorbeeld van een scène uit Goede tijden, slechte tijden, in het speciale notatiesysteem dat is ontwikkeld door Endemol. Het fragment is overgenomen uit Kill your darlings, het handboek voor scenarioschrijvers van Rogier Proper. De dialoog is geschreven door S. Duwel.
Eerst zie je een reeks cijfers en letters. In dit geval staat die reeks voor verhaallijn 1, aflevering 2935, scène 08, zesde avond van de verhaallijn, tijdsduur 1 minuut en 15 seconden. Dan volgt een samenvatting van de scène. Daarop volgen de personages (waarbij vo staat voor voice over). En dan begint de scène.
1 2935 08 A6 1: 15
DE ROZENBOOM / KANTOOR VALERIE
Valerie vindt het stom van Ludo dat hij Nick heeft afgeserveerd: hij moet Nick juist (blijven) gebruiken. Ludo is vertwijfeld. (+ Kim meldt dat er een band is voor mevrouw Fischer)
LUDO SANDERS
VALERIE FISCHER
RECEPTIONISTE KIM (vo)
Valerie duwt Ludo in een stoel en gaat bij hem op schoot zitten.
1 | VALERIE
Weet je wat jij moet doen? Jij moet het hier niet bij laten. |
2 | LUDO
Kleed je maar uit, ik hoef nergens heen.
Valerie lacht. |
3 | VALERIE
Waarom hou je Nick niet nog een tijdje te vriend? |
4 | LUDO
Ik moet er niet aan denken. |
5 | VALERIE
Je hebt vandaag een geweldige aankoop gedaan en hoeveel moeite kostte dat? |
6 | LUDO
(GLIMLACHEND) Wat ben jij vervelend. |
7 | VALERIE
Praat er maar overheen. Waarom zo schijterig? Die jongen doet alles voor je. |
8 | LUDO
Dat moet hij weten. Ik ben erg blij met zijn plotselinge behulpzaamheid; had hij niet hoeven doen, maar ik ga niet de liefdevolle vader uithangen. |
9 | VALERIE
Hoe liefdevol ben je als je gebruikmaakt van een kind dat naar erkenning zoekt en daar alles voor overheeft? |
10 | LUDO
Jij zou het goed doen als gemene stiefmoeder in een sprookje. |
11 | VALERIE
Nou dankjewel, die zijn meestal heel lelijk toch? |
Ludo kust Valerie. Ze zoenen. Er wordt geklopt en de deur gaat open. Valerie en Ludo breken geërgerd hun zoen af. Kim staat in de deuropening.
|
|