Tegenstander
Overvloedig gebruik van hyperbolen doet afbreuk aan de communicatie, aan de geloofwaardigheid van de spreker en aan een verantwoorde ontwikkeling van de standaardtaal. Laten we beginnen met de directe gevolgen voor de communicatie. Wie te grote woorden gebruikt, geeft zijn tegenstander de kans om over de stijl van de boodschap te gaan zeuren, ten koste van de inhoud ervan.
Maar er is meer. Een spreker die alleen maar ‘ziedend’ of ‘furieus’ kan zijn, en nooit eens gewoon ‘boos’ of ‘ontstemd’, maakt zijn gehoor net zo onzeker als de leraar die alle leerlingen een tien geeft. Het zijn juist de verschillen tussen de rapportcijfers die de leerlingen informatie verschaffen. Zij worden alleen maar onzeker van die voortdurende tien en die onzekerheid slaat uiteindelijk terug op de docent, of - in het geval van de hyperbolen - op de spreker. Hij wordt ongeloofwaardig. Of zij, want een duidelijk voorbeeld is een bekende ex-politica die zich thans in kringen van prinsen en sporthelden beweegt, en iedereen aldaar met kanjer aanduidt.
Een spreker die negatieve hyperbolen gebruikt, loopt verder de kans emotioneel meegesleept te worden door zijn eigen grote woorden. Daar komt bij dat grote negatieve woorden nogal op scheldwoorden gaan lijken. En schelden is het dubieuze voorrecht van de machtelozen.
Ten slotte slijten de extreemste termen het snelst. En dat noodzaakt de woordterroristen voortdurend naar nog extremere termen te zoeken. Het gevolg is dat we geconfronteerd worden met een toevloed van nieuwe woordvormen voor een en hetzelfde begrip, wat alleen maar tot verwarring leidt.