Iktionaire
Tot stilstand gekomen
Dinsdagochtend, 4 november. In de straat hangt een dunne mist, een egale sluier, alsof je door vitrage kijkt. Uit het grijs verschijnt de krantenman. Trouw. ‘Crisis brengt economie EU tot stilstand’.
Juist. De economie is tot stilstand gekomen. Blijkbaar was de krantenbezorger niet op de hoogte. Die had dus thuis moeten blijven. Zou er nog water uit de kraan komen?
De manier waarop de media over de crisis berichten doet denken aan hoe we vroeger cowboytje speelden, of riddertje. Wat er in de handeling aan drama ontbrak, werd in de taal gecompenseerd. Je vuurde een fictief schot af uit een plastic pistooltje en zei: ‘En toen was jij dood.’ Of: ‘En toen was jouw hoofd doormidden.’ De ander kon dan protesteren, bijvoorbeeld door te beweren dat het schot mis was, of er het beste van maken. ‘Ja, maar ik leefde nog, en terwijl ik neerviel schoot ik jou precies door je hart.’
Zo is het met de kredietcrisis ook: veel meer dan wat gezwaai met plastic zwaarden behelst het vooralsnog niet, maar in het begeleidend commentaar van de media is een cataclysmisch bloedbad gaande. Beleven we het armageddon van de financiële industrie. Is de financiële sector voor opgegroeide mannen wat cowboytje spelen is voor jongetjes?
De internationale beurskoersen zijn de afgelopen maanden al zeker tien keer ‘gekelderd’. Bij mijn weten kan een schip maar één keer kelderen. En ‘ongekend kelderen’ (de Volkskrant), wat zou dat zijn? Blijft het dan tot het laatst een verrassing naar welke kelder je gaat?
Hetzelfde met ‘instorten’. ‘Koers Wall Street stort in’, ‘Damrak ingestort’ - hoe vaak hebben we dat de afgelopen maanden niet gelezen? Het kan aan mij liggen, maar bij het woord instorten zie ik een gebouw voor me dat ineenzijgt en waarvan even later alleen nog een puinhoop en een stofwolk te zien zijn. Eén ding weet je dan zeker: dat gebouw staat nooit meer op. En dus kan het ook nooit meer instorten. Voor beurskoersen gelden blijkbaar andere wetten, die storten soms wel drie keer per week in.
Of ze ‘gaan onderuit’. Maar ook hier is de gangbare betekenis van die zegswijze - iemand stapt op een bananenschil en ligt even later op zijn gat - niet van toepassing. Nee, ook bij een daling van vijf of zes procent, waar de regiomanager van een winkelketen niet wakker van ligt en die een politicus, gebogen over de laatste polls, zou afdoen als ‘een dipje’, wordt al gesproken van ‘onderuitgaan’.
Ook de ‘vrije val’ werd meermalen gesignaleerd. Die koppenmakers hadden blijkbaar door hun verrekijker gezien dat de vallende koersen géén parachute om hadden en dus gedoemd waren te pletter te slaan, waarna de vrije val op raadselachtige wijze alsnog tot staan kwam. Om een paar dagen later gewoon weer te worden hervat, hoewel het toen wéér geen vrije val bleek.
Het tegenovergestelde van ‘nooit’ is ‘altijd’, tegenover ‘plus’ staat ‘min’ en tegenover ‘zwart’ staat ‘wit’, zo wil de logica het nu eenmaal, maar in de economie ligt het blijkbaar anders. Als de koersen vijf procent stijgen, ‘zat de stemming er vandaag aardig in op Wall Street’; dalen ze met hetzelfde percentage, dan is er sprake van een ‘meltdown’. En intussen draait de wereld gewoon door.
Tot het moment, op een mistige dinsdagochtend in november, dat de Europese economie ‘tot stilstand’ komt. Och, dat kon er ook nog wel bij. Zou hij vandaag weer opgestart worden, of zitten we de rest van de week met een stilstaande Europese economie?
Nee hè?
Hm.
Dvd'tje huren dan maar?
Jan Kuitenbrouwer