Spaan
Onverstaanbaar
Mijn dochter was laatst onaangenaam verrast toen ik zei dat ik soms moeite moest doen om haar te verstaan. Bevredigend uitleggen wat de oorzaak van de communicatiestoornis was, kon ik niet. Het was een combinatie van de dankzij zangeresjes van het Kinderen voor Kinderen-koor landelijk ingevoerde gymnasium-r, een uitspraak van de klinkers die niets meer te maken heeft het vertrouwde ‘ah-èh-ih-oh-uh’ uit de jaren vijftig en het afkappen van woorden voordat het eindsignaal geklonken heeft. Luister bijvoorbeeld eens hoe hockeymeisjes ‘goal’ zeggen. Ik kan het niet eens fonetisch opschrijven, zo futuristisch is die klank. Er zijn nog geen letters voor.
Ik kon mijn dochter geruststellen: bleef ik bij haar slechts sporadisch in het ongewisse van haar bedoeling, bij de corpsmeisjes uit haar vriendenkring deed ik niet eens meer moeite ze te verstaan. En luisterend naar haar razendsnel mompelende studievriend, kwam ik er zelden achter of hij Engels of Nederlands sprak.
Onlangs deelden we een ervaring van onverstaanbaarheid zonder weerga: we waren in China. Stel je voor dat je een treinkaartje moet kopen in een land waar niemand, behalve die ene deurbediende in het hotel, Engels spreekt. Kansloos zou je zijn zonder hem.
Hij tekende het karakter voor ‘trein’, voor ‘zeer snel’ en voor ‘Beijing’, wat ‘Noord-Stad’ betekent. Daarachter zette hij ‘10.00’. Gelukkig kent het Chinees Arabische cijfers. Toen riep hij een taxi en schreeuwde de chauffeur toe dat we naar het station moesten. Althans, dat hoopten we.
In China hebben de meeste taxichauffeurs een hoorspel opstaan, of een declamatiekunstenaar die een boek voorleest. Zo heb ik geleerd dat Kantonezen blaffen en het Mandarijn een gezongen taal is. In het Mandarijn speelt die Gooise r van ons een hoofdrol. ‘Urj’, hoor je veelvuldig.
Gewapend met het briefje van de piccolo verschenen we voor het loket van de Chinese Spoorwegen (de CS). De vrouw las de tekst, knikte en printte twee biljetten uit. Het enige leesbare element op het kaartje was het getal 10.
Zo heb je nooit rust. Dat de trein om tien uur zou gaan, durfde ik aan te nemen. Dat hij ons naar Beijing zou brengen, stond allesbehalve vast. Naar Shanghai ging ook zo'n High Speed Train (Chinees voor ‘hogesnelheidstrein’).
Nou ja, op het laatst sprak ik een paar woordjes Chinees waarvan ik tai guélé het meest heb gebruikt. Zodra ik het deed, begonnen de Chinezen onbedaarlijk te lachen, hoewel ik het afdingen bloedserieus nam. Door veel ‘tai guélé’ te zeggen heb ik tientallen euro's bespaard. In die illusie leef ik tenminste. Mijn dochter zegt dat de Chinezen aan westerlingen gemiddeld acht keer de normale prijs vragen, dus als je heel vaak ‘te duur’ zegt en je krijgt de helft van de prijs af, is de verkoper altijd nog blijer dan je zelf bent.
Ik heb het ze gegund. Uit cabaretkringen hoorde ik dat de mensenrechten in China met voeten worden getreden. Het zijn geen ingesnoerde voeten meer, wat, in elk geval voor de vrouwen, een flinke stap voorwaarts betekent.
Henk Spaan