Voorstander
Er is belangstelling voor het Nederlandse lied. Dat bewijzen de verkoopcijfers van cd's van artiesten die in het Nederlands zingen, en het aantal verzoeken om deze liedjes in u-vraagt-wij-draaienprogramma's. En die gegevens zeggen lang niet alles. Moeten juist deze liederen het niet hebben van een gezamenlijke beleving? Loop eens een avond langs cafés, en je weet: als er gezongen wordt, dan is dat in het Nederlands, iets waar de (vele) deelnemers aan meezingfestivals over kunnen meepraten.
Het is niet duidelijk waarom de radiozenders van de publieke omroepen niet in de onmiskenbare behoefte aan Nederlandstalige liedjes voorzien. Is het grachtengordelarrogantie? Anglomanie? Of zijn programmamakers ziekelijk jeugdbelust en verkeren ze in de veronderstelling dat de jeugd alleen Engels begrijpt? Wat het antwoord ook is, in ieder geval heeft de vrije markt ook hier tot onaanvaardbare scheefgroei geleid. Een quotum is dan een democratische correctie.
In andere landen wordt al met quota gewerkt. Zo heeft de Franse regering al in 1996 verordonneerd dat minimaal 40% van de liedjes ‘chansons en françcais’ moeten zijn.
Er valt ook te verwachten dat een quotum de Nederlandse amusements-industrie een forse impuls zal geven, in financiële zin, maar ook in culturele zin. Het zal wel even duren, maar uiteindelijk winnen we weer het Eurovisiesongfestival, met een Nederlandstalig lied.