■Vooruit plannen
Uit de eerste resultaten van het onderzoek blijkt dat de allerbelangrijkste factor voor het spreektempo niet het verschil tussen Nederlanders en Vlamingen is, maar de lengte van de frase. Langere frasen, die uit meer lettergrepen bestaan, worden in het algemeen sneller uitgesproken. Dit verschijnsel staat bekend als ‘anticipatorische verkorting’. Het wijst erop dat sprekers vooruit plannen. Als ze een langere frase gaan uitspreken, versnellen ze hun spraak. Bij een kortere frase spreken ze langzamer.
Figuur 1. Gemiddeld spreektempo (horizontaal, in lettergrepen per seconde), en variatie in spreektempo bij iedere spreker (verticaal, in willekeurige eenheden), voor sprekers uit Nederland (rood) en Vlaanderen (blauw).
Dat is belangrijk, omdat het betekent dat een hogere spreeksnelheid ook een gevolg kan zijn van langere frasen. Iemand die gemiddeld langere frasen uitspreekt, zal daardoor ook sneller spreken. Daar zullen we dus bij de verdere analyse rekening mee moeten houden; verderop kom ik er nog op terug.
Een belangrijk voordeel van de multilevel-analyse was dat we de effecten van verschillende factoren tegelijk kunnen bepalen. Zo kunnen we ook in één oogopslag een beeld krijgen van de variatie in spreektempo van individuele sprekers. Misschien spreekt een spreker wel gemiddeld sneller, maar met minder variatie.
Omdat we in staat zijn meerdere factoren tegelijk te bekijken, zien we dat de fraselengte wel de belangrijkste factor is voor spreektempo, maar dat ook andere factoren een belangrijke rol spelen. Dat is duidelijk te zien in figuur 1. Daarin worden het spreektempo en de individuele variatie per spreker geïllustreerd. Moeiteloos is te zien dat de Nederlanders (de rode driehoekjes) gemiddeld sneller spreken. Dit verschil wordt zo te zien niet veroorzaakt door een paar Antwerpse of Amsterdamse stotteraars. Ook zien we dat de tempovariatie bij een spreker aanzienlijk kleiner is bij de Nederlanders dan bij de Vlamingen. De Nederlanders spreken met een relatief hoger en constant tempo; de Vlamingen daarentegen met een lager en variabel tempo.
Figuur 2. Gemiddelde fraselengte (horizontaal, in aantal lettergrepen), en variatie in fraselengte bij iedere spreker (verticaal, in willekeurige eenheden), voor sprekers uit Nederland (rood) en Vlaanderen (blauw).