‘De allermoeilijkste taal die er is’
Struikelblokken in het Nederlands
Jan Erik Grezel
Het geniepige woordje er, de warrige wisselingen in de woordvolgorde, het willekeurige gebruik van de en het volwassen buitenlanders die onze taal leren, blijven worstelen met een aantal eigenaardigheden van het Nederlands. In een nieuwe serie zal Jan Erik Grezel op gezette tijden zo'n struikelblok belichten. Als aanloop zet hij alvast uiteen waarmee je bij het leren van het Nederlands als tweede taal zoal te maken krijgt.
Prinses Máxima: ‘Als troost kan ik u zeggen dat dé Argentijn bestaat ook niet.’
Foto: © Goos van der Veen/Hollandse Hoogte
‘Dé Nederlander bestaat niet.’ Alsof ze voorvoelt dat deze uitspraak veel stof zal doen opwaaien, kijkt prinses Máxima bij dit zinnetje op van haar papier, recht de zaal in. En ze vervolgt: ‘Als troost kan ik u zeggen dat dé Argentijn bestaat ook niet.’
Zo stond dat natuurlijk niet in haar geruchtmakende toespraak van 24 september vorig jaar, maar, losgekomen van de geschreven tekst, zéí ze het wel - met die typische ‘hoofdzinvolgorde in de bijzin’ waaraan je buitenlanders onmiddellijk herkent. Geen misverstand: de prinses spreekt vrijwel vlekkeloos Nederlands. Het stadium van struikelen is ze allang gepasseerd. Wel verstapt ze zich in haar spontaniteit een enkele keer.
Dat doet ook Haci Karacaer, oud-directeur van de Turkse sociaal-culturele moslimorganisatie Milli Görüs. In een opiniestuk in NRC Handelsblad noemde hij de toespraak van Máxima geweldig ‘omdat zij haar persoonlijke ervaring, haar zoektocht, met ons heeft gedeeld’. Voor Karacaer, in 1982 als twintigjarige naar Nederland gekomen, is die zoektocht naar de Nederlandse identiteit een feest van herkenning. Karacaer luistert naar liedjes van Wim Sonneveld en hij houdt van drop - gewoonlijk een gruwel voor wie hier niet geboren is.
Om uit te leggen hoe hij in de afgelopen 25 jaar van Nederland is gaan houden, vertelt hij een parabel over een spel tussen de wind en de zon. Die doen een wedstrijd: wie lukt het om de mensen zover te krijgen dat ze zich ontkleden? ‘Hoe harder de wind gaat waaien, hoe krachtiger de mensen zich verzetten. Hierna mag de zon proberen. De zon schijnt voorzichtig. Mensen beginnen het warm te krijgen. De eerste knop is los.’ De zon wint natuurlijk. Karacaer besluit: ‘Ik kan ook niets aan doen dat ik als Koerdische kind op het platteland van Turkije geboren ben. Dus ik houd van waar ik geboren ben maar ik houd ook van waar ik woon en leef.’