â– Stad in Marokko?
Zoals gezegd komt saffiaantje hoogstwaarschijnlijk van saffiaanleer, maar waar komt dít woord vandaan? De grote Van Dale geeft hier twee antwoorden op. In het zogenoemde etymologieveld staat ‘via het Duits van het Perzische saxtiyan’ (dat ‘stevig’ betekent). Maar in het artikel zelf wordt dit weersproken, want daar staat ‘zo geheten naar de stad Safi in Marokko’. Toevallig weet ik dat Van Dale al herhaaldelijk op die dubbele etymologie is gewezen, maar desondanks staat die er inmiddels sinds 1992 in. Dat van die stad vermeldt Van Dale overigens al sinds 1924. De jongste etymologische woordenboeken gaan ervan uit dat de Perzische verklaring de juiste is: saffiaan gaat dus terug op het Perzische woord saxtiyan. Kennelijk kwam het leer voor de sigarenkokers uit Perzië.
Het saffiaantje is vereeuwigd in diverse gedichten. Het mooiste verscheen in 1956 en is van de hand van de Rotterdamse schrijver Willem van Iependaal. Het gedicht is getiteld ‘God zal 'm sparen!’:
Hij stond bekend als linke jongen
Waar heel de prinsmerij op peest
[= de hele politiemacht zat achter 'm aan].
Hij was er dikwijls uitgesprongen
En meermaal in 't gevang geweest.
Hij gaf om meiden en een geintje,
Z'n saffiaan en hassebas [= borrel]
En zei, dat leven aan een lijntje
Alleen voor loopse poedels was!
Je hoort vaak dat wij pas sinds de jaren zestig weten hoe slecht roken is voor onze gezondheid. Toch was er al ruim voor die tijd zoiets als ‘het gezonde verstand’. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de roman Mensen zonder geld, van Jan Mens. In die roman, die in 1938 verscheen - decennia dus voordat was aangetoond dat roken kanker veroorzaakt - staat deze korte dialoog:
‘Saffiaantje?’ vraagt Maup gul.
‘Dankie’, zegt vader, ‘'k Ga liever gewoon dood.’
Overigens is saffiaantje slechts een van de vele woorden die het Bargoens rijk is voor ‘sigaar’ of ‘sigaret’. Er werd in ‘het milieu’ stevig gepaft en dat bracht een uitgebreide woordenschat met zich mee.
Voor ‘tabak’ zijn onder meer opgetekend: apehaar, buksie, kees, oltrip, piraatje, tak en weduwehaar. Voor ‘sigaar’ en ‘sigaret’: damperik, flem, flet, fumerik(ske), glimmert, pafferik, pennetje, poeierpen, rookertje, samenetje, smakkerik(ske), smerri(e), smerrietje, smo(k)kerik, smoks, smorderik en strootje.