■Kwade sappen
Wat bewijst deze geleende wijsheid? Dat woorden meer dan één betekenis hebben, en dat die betekenissen voortdurend veranderen, of we dat nu leuk vinden of niet. Wie deze aloude waarheid aanvaardt, begrijpt ook dat we in discussies over woordkeuze beter geen waarde kunnen hechten aan etymologische argumenten. Wat allochtoon nu betekent, kunnen we alleen maar vaststellen door na te gaan hoe dit woord nu gebruikt wordt. Manenschijn geeft een merkwaardige definitie van het Centraal Bureau voor Statistiek en laat zien hoe die ook in Van Dale terechtgekomen is. Hoe gezaghebbend die bronnen ook zijn, in het dagelijks taalgebruik is er ook nog een andere betekenis en gevoelswaarde van het woord allochtoon. Wie zijn oren op straat de kost geeft, merkt dat allochtoon daar eerder betekent: ‘arme nazaat van immigranten uit Afrika, het Midden-Oosten of Zuid-Amerika, die nooit geïntegreerd is geraakt in zijn achterstandswijk’. Ik sluit absoluut niet uit dat sommige landgenoten daar nog een paar schepjes bovenop doen, bijvoorbeeld ‘seksbelust, crimineel, steuntrekker, anti-vrouw, anti-homo en/of fundamenteel-islamitisch’. Allochtoon is dus een scheldwoord geworden. Het heeft net als zijn voorgangers gastarbeider, buitenlander, anderstalige en immigrant alle kwade sappen opgezogen van het maatschappelijk ongenoegen over de gebrekkige integratie. En zoals gastarbeider niet gebruikt werd voor álle buitenlandse personen die hier werk verrichtten, slaat allochtoon ook niet op álle personen die niet in Nederland geboren zijn, maar alleen op die groep die het mikpunt is. Dit laatste punt, de neiging tot te ruime verwijzing, is overigens geen toeval, maar een essentiële succesvoorwaarde voor eufemismen.
De Grieken beschouwden de Arcadiërs als ‘autochtonen’, wat voor hen zoveel inhield als ‘oversekste, gewelddadige woestelingen voor wie geen nimf veilig was’.
Schilderij: William-Adolphe Bouguereau (1825-1905)