| |
‘Allochtoon’ verdient een ander word
Gerrit Manenschijn Theoloog en emeritus hoogleraar ethiek
Het woord allochtoon is belast met allerlei stigmatiserende bijbetekenissen. Is daar wat aan te doen? Ja, meent theoloog en ethicus Gerrit Manenschijn - dat kan door het stellen van een taaldaad.
Het woord allochtoon is niet wat het lijkt. Op het eerste gezicht denk je te maken te hebben met een klassiek Grieks woord, samengesteld uit allos (‘anders, vreemd, afwijkend’) en chthōn (‘aarde, land’), betekenis: ‘uit een ander land’. Het zou dan een tegenhanger zijn van het Griekse autochtoon, samengesteld uit autos (‘zelf’) en eveneens chthōn, betekenis: ‘uit het eigen land’. Zo komt autochtoon voor in het klassieke Grieks, bijvoorbeeld bij de geschiedschrijver Herodotus en in de Septuaginta, een Griekse vertaling van het Oude Testament van de Bijbel uit ruim 200 jaar v.Chr., en dan in de specifieke betekenis ‘in het eigen land geboren’. Allochtoon ontbreekt in het klassieke Grieks, maar je kunt wel vaststellen wat het had kunnen betekenen: ‘in een ander land geboren’. Dat is nu de basisbetekenis, maar in het huidige politieke jargon is die betekenis niet langer neutraal.
| |
■Politiek jargon
Allochtoon is een neologisme, in 1971 bedacht door de sociologe Hilda Verwey-Jonker. In een rapport aan het toenmalige ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk werd voorgesteld allochtoon in te voeren ter vervanging van termen als immigrant en etnische minderheid. Natuurlijk had dit voorstel een politieke lading. Immigrant was niet geschikt omdat Nederland geen immigratieland wilde zijn - nog steeds niet trouwens - en minderheid zou de associatie ‘minderwaardig’ kunnen oproepen. Onzin natuurlijk; met enige uitleg had dat misverstand kunnen worden voorkomen, maar dat gebeurde niet. Allochtoon werd als een vondst beschouwd en verwierf een prominente plaats in het politieke jargon. Daar bleef het niet bij. Dat blijkt uit een vergelijking van verschillende edities van de grote Van Dale. De elfde druk, uit 1984, geeft alleen het bijvoeglijk naamwoord allochtoon, met als betekenis ‘van elders aangevoerd, nietinheems; vreemd; - gevormd uit van elders aangevoerd materiaal’. In de twaalfde druk (1992) komt allochtoon voor het eerst als zelfstandig naamwoord voor: ‘niet-oorspronkelijke bewoner, m.n. buitenlandse werknemer’. In de dertiende en veertiende druk (resp.
| |
| |
1999 en 2005) luidt die omschrijving: ‘niet-oorspronkelijke bewoner (m.n. gebruikt als aanduiding voor personen met een niet-blanke huidskleur, die zelf - of van wie de ouders - in het buitenland geboren zijn, bv. buitenlandse werknemers)’.
Waar komt die jongste betekenis vandaan? Van een herdefinitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS):
Een allochtoon is een persoon die in Nederland woonachtig is en van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Wie zelf in het buitenland is geboren, behoort tot de eerste generatie, wie in Nederland is geboren, behoort tot de tweede generatie.
En ook dat was nog niet alles. Het CBS ging onderscheid maken tussen westerse en niet-westerse allochtonen, met als effect dat daar meteen een negatief waardeoordeel in werd gevoeld: ben je een westerse allochtoon, dan zit je goed, ben je een niet-westerse allochtoon, dan zit je verkeerd. Bedoeld of onbedoeld, de aanduiding niet-westerse allochtoon heeft een stigmatiserend effect. Dat blijkt uit krantenkoppen als ‘Nederland telt te veel allochtonen’, ‘Een typisch allochtone probleemwijk’ en ‘Allochtone jongeren bezorgen ons de meeste overlast’. Dan zijn altijd nietwesterse allochtonen bedoeld. Westerse allochtonen gelden in feite als autochtoon. Met alle schadelijke gevolgen van dien.
| |
■Taaldaden
Die gevolgen komen aan het licht als we de taalanalyticus J.L. Austin, beroemd om zijn essay How To Do Things With Words, volgen in diens onderscheid tussen ‘constatieven’ (feitelijke beweringen) en ‘performatieven’ (‘taaldaden’, die verandering aanbrengen in interpretaties van de sociale werkelijkheid). Een constatief is bijvoorbeeld: ‘De voorzitter opende de vergadering.’ Maar als de voorzitter zegt: ‘Ik open hierbij de vergadering’, dan spreken we van een performatief. In de constatief wordt verslag gedaan van iets wat feitelijk heeft plaatsgevonden, in de performatief zet taal iets in gang - dan wordt zomaar een bijeenkomst veranderd in een echte vergadering, die bijvoorbeeld besluiten kan nemen. Aan de samenstelling van de groep mensen is niets veranderd, maar het karakter van hun samenzijn is ingrijpend gewijzigd.
Om misverstanden te voorkomen moet hieraan worden toegevoegd dat performatief taalgebruik geen betrekking heeft op afzonderlijke woorden, alleen op groepen woorden (meestal: zinnen), bedoeld om met woorden iets tot stand te brengen (‘to perform’). Dat betekent dat allochtoon als zodanig nog geen performatief is. Dat is het pas in politieke uitspraken die performatief bedoeld zijn.
Het CBS ging onderscheid maken tussen westerse en niet-westerse allochtonen, met als effect dat daar meteen een negatief waardeoordeel in werd gevoeld.
Een voorbeeld: ‘Vervang allochtoon door nieuwkomer, dat zal de integratie ten goede komen.’ Deze performatief bestaat uit betekenis (vervang allochtoon door nieuwkomer), strekking (doe dat!) en beoogd effect (dat zal de integratie ten goede komen). Doet de politiek wat de strekking inhoudt en is het beoogde effect positief, dan is de performatief gelukt. Heeft de strekking geen effect, dan is de performatief mislukt, maar het blijft dan wel een performatief. Nogal logisch, want met performatieve taal probeert de ene mens de andere mens zover te krijgen dat hij iets op gang brengt, maar als die ander dat niet wil, gebeurt er niets.
| |
Allochtoon al jaren omstreden
Het is bepaald niet voor het eerst dat het woord allochtoon ter discussie staat. Al tien jaar geleden werd er in de Amsterdamse stadsdeelraad Zuidoost bijvoorbeeld een motie aangenomen die ambtenaren voorschreef om voortaan de term etnische minderheid te gebruiken voor allochtoon. Een vergelijkbaar voorstel in 2006 om allochtoon uit álle officiële stukken van de gemeente te weren, haalde het in Amsterdam niet, maar in de gemeente Den Haag wel. Daar heet de allochtoon sinds een jaar of drie ‘Hagenaar’, eventueel met de toevoeging ‘met een niet-Nederlandse culturele achtergrond’.
Ook elders wordt er zo nu en dan gezocht naar een verzachtende term. Zo kwam het opleidingscentrum van de werkgeversorganisatie VNO-NCW in 2006 met bicultureel en de redactie van NRC Handelsblad met immigrant; omdat allochtoon ‘uit is’, veranderde de Allochtonenkrant in 2002 zijn naam in Multined.
Opvallend aan het recentste voorstel om de term allochtoon te vervangen was dat het afkomstig was van de minister van Justitie, en dat enkele Kamerfracties (vooral de VVD en de PVV) ertegen waren. Drie jaar eerder was het juist diezelfde Tweede Kamer (vooral de PvdA en de LPF) die het gebruik van de term aankaartte, en toen wilde minister Verdonk voor Integratie (toen nog onder de paraplu van Justitie) niets weten van vervanging.
| |
■Proseliet
Niet toevallig gebruikte ik zojuist in het voorbeeld het woord nieuwkomer, want dat is de betekenis van het Griekse woord prosèlutos, dat in het Nederlands wordt weergegeven met proseliet. Ik wees er al op dat allochtoon niet voorkomt in de klassieke Griekse woordenschat, autochtoon wel. Voor allochtoon had men in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament, proseliet. Interessant is dat diezelfde vertaling autochtoon gebruikt als weergave van een Hebreeuwse uitdrukking waarvoor de Statenvertaling uit 1637 als letterlijke vertaling heeft: ‘een inboorling van ulieden’. Naast deze ‘inboorling van ulieden’ treffen we in de Statenvertaling ook aan: ‘vreemdeling die als vreemdeling bij u vertoeft’. In Leviticus 19:33 en 34 komen ze bij elkaar voor:
En wanneer een vreemdeling bij u in het land als vreemdeling vertoeft, zult u hem niet onderdrukken. De vreemdeling die als vreemdeling bij u vertoeft, zal onder u zijn als een inboorling van ulieden, u zult hem liefhebben als uzelf. [cursiveringen van mij - GM]
Die ‘vreemdeling die als vreemdeling bij u vertoeft’ wordt in het Grieks natuurlijk niet met allochtoon aangeduid, want dat woord bestond niet. De Nederlandse versie van de Septuaginta geeft ‘de vreemdeling die als vreemdeling bij
| |
| |
u vertoeft’ weer met ‘de proseliet die bij u gekomen is’. Met die uitdrukking wordt verwezen naar een buitenlandse arbeidskracht die werkzaam was in Israël en die als werknemer dezelfde rechten had als een geboren Israëliet. Je mocht hem niet onderdrukken; je moest hem liefhebben als jezelf, dat wil zeggen: hem behandelen zoals jij zelf behandeld wilt worden. De vertaling van de Septuaginta blijkt eigenlijk heel actueel te zijn: ‘De proseliet die bij u gekomen is, zult u behandelen als was hij een autochtoon.’
Illustratie: Matthijs Sluiter
| |
■Ongewenst
Niet alleen vanwege de woordkeus (autochtoon en proseliet in de betekenis nieuwkomer) is deze bijbelpassage actueel, ook vanwege de inhoud. Eind februari deed minister van Justitie Hirsch Ballin in het radioprogramma De ochtenden een voorstel dat hierop neerkwam: we gaan immigranten behandelen als waren ze autochtonen; we noemen ze niet langer allochtonen. Daarmee zou het geconstrueerde onderscheid tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’ verdwijnen. En dus ook de stigmatiserende bijklank van het woord allochtoon. Dat dit een kansloze missie was, bleek al meteen. Nog dezelfde dag kreeg de minister van de Kamer te horen dat het schrappen van de begrippen allochtoon en autochtoon onmogelijk en zelfs ongewenst is.
Mijn conclusie: de politiek wil er niet aan, en dat is niet omdat een andere woordkeus toch niets aan de problematiek verandert, zoals het argument luidt, maar omdat de problematiek dan in een ander licht komt te staan. Populair gezegd: het opgestoken vingertje tegen allochtonen maakt plaats voor een bemoedigend gebaar, en dat heeft niet ieders instemming. Op dit punt laat de Haagse politiek zich gijzelen door reactionaire politieke bewegingen als de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland. Die bewegingen hebben hun succes te danken aan het onverbloemd in stand houden van aan het begrip allochtoon gerelateerde vooroordelen; uit angst voor de opiniepeilingen durven andere partijen dat niet aan de kaak te stellen.
| |
■Vervangen
Het is waar, door taal kun je de werkelijkheid niet veranderen, maar je kunt er wél een bevooroordeelde interpretatie van de werkelijkheid mee bestrijden. En daar gaat het om in performatief taalgebruik. Daarmee vervalt in feite het argument dat je door de taal te veranderen de werkelijkheid niet kunt veranderen, zoals in februari ook buiten de Kamer veelvuldig te horen viel als tegenwerping tegen het plan van Hirsch Ballin. Dat die tegenwerping onjuist is, blijkt voor mij alleen al uit het feit dat allochtoon de negatieve betekenis heeft kunnen krijgen die het nu heeft. Op diezelfde manier kunnen we proberen die negatieve beïnvloeding weer ongedaan te maken. Vervang allochtoon door nieuwkomer, maar - en daar gaat het om - belast die nieuwe term niet met allerlei negatieve bijbetekenissen, en maak er vooral geen politiek correct eufemisme van. Beide nevenbedoelingen zijn even fataal. Of die correctie lukt, is wat anders. Maar dan is de oorzaak van dat falen niet dat taal de politieke werkelijkheid niet kan veranderen, maar dat de politiek dit niet wil.
| |
Meer omstreden termen
Er zijn behalve allochtoon meer termen die voor sommigen een negatieve lading hebben. Een kleine greep:
Neger(zoen) Het lukte de Stichting Eer en Herstelbetalingen Slachtoffers van Slavernij weliswaar niet om het woord neger uit Van Dale te laten schrappen, zoals ze in 2001 wilde afdwingen met een woordenboekverbranding in Amsterdam, maar wat de stichting wél voor elkaar kreeg (mede dankzij een fabrikant die gratis publiciteit rook), was de wijziging van de merknaam Negerzoenen - die heten sinds twee jaar Buys Zoenen.
Joden(vet) De naam van het in 2005 geherintroduceerde oud-Hollandse snoepgoed jodenvet was een kort leven beschoren. Nadat het CIDI (Centrum Informatie en Documentatie over Israël) de producent had laten weten dat die naam hen deed denken aan ‘het uitbraden van joden’, werden de mierzoete brokken al snel omgedoopt tot ‘borsthoning’. (Met de term jodenkoeken had het CIDI overigens geen problemen.)
Het was het zoveelste incident rondom de term jood. In 1970 werd er een kort geding aangespannen tegen Van Dale vanwege erin opgenomen uitdrukkingen als jodenstreken leveren en ik zou bij zo'n jood niet willen kopen. De rechter stelde de eisende partij in het ongelijk. En eind vorig jaar nog drongen twee CDA-Kamerleden er bij minister Plasterk van OCW op aan dat jood altijd met een hoofdletter moet worden geschreven ‘om een einde te maken aan (...) kleinerende bedoelingen’.
Turken(bak) In 2000 diende een Turkse man uit Krimpen aan den IJssel een klacht in tegen Van Dale vanwege uitdrukkingen à la turkenbak, rijden als een Turk en zwart zien als een Turk. De klacht werd niet in behandeling genomen.
Zie ook het dossier op de website: www.onzetaal.nl/dossier/controversieel.
|
|