■Fortensliert
Zoals bekend hielden de Romeinen heel Vlaanderen en slechts de zuidelijke helft van Nederland bezet - de Rijn vormde de grens. De zuidelijke helft van Nederland was in oppervlakte maar een fractie van het Romeinse Rijk, en grote delen ervan waren ook nog eens moerassig en daardoor vrijwel onbewoonbaar. Je zou dus verwachten dat Vlaanderen naar verhouding veel meer plaatsnamen van aantoonbaar Romeinse oorsprong heeft dan Nederland, maar het omgekeerde is waar. Dat kwam doordat een lange sliert van forten en handelsnederzettingen voorzag in de levensbehoeften van de garnizoenen aan die noordgrens van het Romeinse Rijk aan de Rijn.
In totaal zijn er enkele tientallen Latijnse namen overgeleverd via bronnen als kaarten en reisgidsen. En dat is waarschijnlijk het topje van de ijsberg: uit taalkundig onderzoek blijkt dat er in de Romeinse tijd veel méér plaatsnamen zijn geweest dan terug te vinden is in die bronnen. Op de bekende Peutingerkaart bijvoorbeeld, die het totale Romeinse wegennet weergeeft, staan niet álle bekende plaatsen, maar alleen wat van belang is voor de route.
Een voorbeeld van een in oorsprong Latijnse naam die wél al in de Romeinse tijd moet hebben bestaan maar níét in de toenmalige bronnen staat, is het plaatsje Tricht, dat zijn naam dankt aan een ‘traiectum’ (Latijn voor ‘oversteekplaats’) in de Linge.
Ook Utrecht heette in de Romeinse tijd Traiectum. Bij die stad bevond zich eveneens een doorwaadbare plaats, in dit geval door de Rijn. Later werd daar het woord ut (‘uit, buiten’) voor geplakt, om Utrecht te onderscheiden van die andere, indertijd veel bekendere oversteekplaats, die in de Maas: Maastricht (Mosae Traiectum).
De Tabula Peutingeriana of Peutingerkaart is een kopie van een Romeinse reiskaart uit de vierde eeuw.