Reiziger
? Waarom is het woord voor ‘iemand die reist’ reiziger en niet gewoon reizer?
! Anders dan vergelijkbare woorden als fietser en bestuurder, die direct van fietsen en besturen zijn afgeleid, is reiziger niet afgeleid van het werkwoord reizen. Het woord is overgenomen uit het Duits, en had oorspronkelijk - in de vijftiende eeuw - een andere betekenis: ‘soldaat te paard’. Het Duitse reisiger was de zelfstandig gebruikte vorm van het bijvoeglijk naamwoord reisig (‘op krijgstocht zijnde, bewapend, bereden’), dat was afgeleid van reise in de betekenis ‘krijgstocht’.
Ook in het Nederlands was een reis oorspronkelijk een ‘krijgstocht’; rond de zestiende eeuw verschoof de betekenis naar ‘tocht, rit’ in het algemeen. Onder invloed daarvan kreeg reiziger de betekenis ‘iemand die reist’.
Het woord reizer, als directe afleiding van reizen, heeft wel bestaan, maar is nooit echt in zwang geraakt. Kennelijk was het woord reiziger al sterk genoeg verankerd in het Nederlands.
Het woord reiziger komt van een middeleeuws-Duits woord voor ‘soldaat te paard’.