| |
| |
| |
Joop van der Horst
Hoogleraar Nederlandse taalkunde, Katholieke Universiteit Leuven
Een wisseling van taalcultuur
Wat toekomstvoorspellingen zeggen over de taal van nu
Tijdens het congres werd het boekje De toekomst van het Nederlands gepresenteerd, waarin lezers van Onze Taal, wetenschappers en schrijvers vertellen hoe de taal er naar hun idee over 75 jaar uitziet. Volgens taalkundige Joop van der Horst zeggen de voorspellingen vooral ook veel over het heden: ‘We maken momenteel met onze taal veel grotere en veel ingrijpender veranderingen door dan de meeste taalkundigen lijken te denken.’
Joop van der Horst: ‘De taalkundigen kunnen niet echt de zorg wegnemen dat er meer aan de hand is.’
Foto: Bart Versteeg
Over de toekomst kan ik niet veel zeggen. Ik vind het fascinerend dat zo veel mensen nagedacht hebben over het Nederlands van 2082, en dat ze daarover samen een boek geschreven hebben, De toekomst van het Nederlands, maar ik ben daar niet zo goed in. Wat ik mooi vind aan dat boek, is dat bijna alle inzenders in feite hun mening en ideeën over het tegenwoordige Nederlands uitvergroten. De lijnen die men op dit moment meent te zien, worden doorgetrokken. Zo krijg je een prachtig beeld, onbedoeld, van wat men vindt van het Nederlands van nu. Voor mij is vooral dat de waarde van het boek.
Het beeld is genuanceerd, en de toekomstverwachtingen ongelijksoortig. Maar dominant aanwezig in dit boek is toch: bezorgdheid. Sommigen zijn uitgesproken somber, anderen zien nieuwe kansen, maar bij bijna iedereen is er onzekerheid. Gaat het wel goed met onze taal? Er verandert zo veel, en in zo korte tijd. Daarover wil ik iets zeggen. Niet over de verre toekomst dus, maar over het heden.
| |
■Grote veranderingen
Vanuit de taalwetenschap horen we geregeld geruststellende geluiden. Taalverandering is volkomen natuurlijk, helemaal niet slecht voor een taal; integendeel. Kortom: er is niets aan de hand. Maar het overtuigt niet. De taalkundigen kunnen niet echt de zorg wegnemen dat er meer aan de hand is. Wat gebeurt er met de taal?
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat we momenteel met onze taal veel grotere en veel ingrijpender veranderingen doormaken dan de meeste taalkundigen lijken te denken. Volgens mij: een complete wisseling van taalcultuur. Een oude taalcultuur loopt af, en een nieuwe is in opkomst. En de overgang, daar zitten wij middenin.
Laten we beginnen met de vaststelling dat de bezorgde vraag ‘Gaat het wel goed met onze taal?’ volstrekt niet typisch Nederlands is, maar op ditzelfde moment overal in Europa klinkt, ook in Frankrijk, ook in Italië, ook in Duitsland, en misschien wel het meest intens in Engeland. Nu de hele wereld meent Engels te kunnen spreken, staat de traditionele Oxford-norm zwaar onder druk, om niet te zeggen dat die totaal om zeep is.
Overal in Europa hoor je dezelfde bezorgdheid. Men spreekt over het dalende niveau van het onderwijs, over veel
| |
| |
spelfouten, er is discussie over wat de norm zou moeten zijn, of dat bijna niemand zich aan die norm houdt, er zijn protesten tegen te veel Engelse woorden, er wordt geklaagd over een slordige uitspraak, sommigen menen dat de jeugd geen boeken meer leest, of dat er minder kranten gelezen worden, dat de sms-taal oprukt, of dat de tolerantie voor taalvariatie te ver is doorgeschoten. Overal in Europa zijn dezelfde kwesties aan de orde. De wisseling van taalcultuur is dan ook, zoals ik het zie, een algemeen Europese aangelegenheid, en geen typisch Nederlands verschijnsel.
De handgeschreven brief is verdrongen door e-mail. Daardoor is er de laatste tien jaar meer veranderd in ons schrijven dan in de 500 jaar daarvoor.
| |
■Niks nieuws?
Af en toe kom je iemand tegen die zegt: ‘Er is altijd geklaagd, alle eeuwen door. Niks nieuws.’ Ik bestrijd dit. Er wordt niet altijd evenveel geklaagd, en niet altijd over hetzelfde. Neem het handschrift. Over het beroerde handschrift van de jeugd is in de voorbije duizend jaar twee keer geklaagd. De eerste keer rond 1830; de tweede keer rond 1960.
Eeuwenlang had men in Europa geschreven met een ganzenveer. In de negentiende eeuw nam het aantal mensen die schreven, enorm toe. En zo ook het aantal benodigde ganzen. Rond 1830 waren de ganzen niet meer aan te slepen. Daarom ging men stalen pennen maken, zeg maar de kroontjespen. Algemeen gejammer dat er met zo'n nieuwerwets ding niet fatsoenlijk te schrijven was; ‘verwoestend voor het handschrift’. De klachten van rond 1830 verstomden, totdat in de jaren vijftig van de twintigste eeuw de ballpoint opkwam. Opnieuw geklaag: ‘verwoestend voor het handschrift’. Maar ook die klachten verstomden weer.
Klachten zijn niet van alle tijden; ze markeren belangrijke overgangen. En laten we wel zijn: de klagers hadden niet helemaal ongelijk. Het handschrift van de modale scholier is inderdaad te gronde gegaan. Ik moet tegenwoordig geregeld een student oproepen om zijn tentamen te komen voorlezen; sommige geschriften zijn absoluut onleesbaar. Het zal niet lang meer duren voordat we ertoe besluiten dat iedereen behalve zijn werkstukken ook zijn tentamens en examens op de laptop maakt. Handgeschreven teksten worden onleesbaar. Voor de meeste mensen is leesbaar schrijven thans te hoog gegrepen. Of dat erg is, is natuurlijk iets anders.
| |
■Toetsenbord
Zoveel is zeker dat de kroontjespen en de vulpen en zelfs de ballpoint grotendeels plaatsgemaakt hebben voor het toetsenbord. De handgeschreven brief is bijna volledig verdrongen door e-mail. Daardoor is er in de laatste tien jaar meer veranderd in ons schrijven dan in de 500 jaar daarvoor.
We lezen nu ook anders. Ook al zullen krant en boek allicht blijven bestaan, bijna ieder mens leest tegenwoordig ook veel, en sommigen zelfs het meeste, op het beeldscherm. Vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst, rond 1450, was het boek de onbetwistbare marktleider voor opslag en verspreiding van kennis en informatie, maar voor het eerst in 500 jaar ondervindt het boek nu serieuze concurrentie, door het internet. Het gemiddelde leestempo is eeuw na eeuw gestegen. Maar nu: voor het eerst in 500 jaar, als we van het scherm lezen, daalt ons leestempo weer.
Althans, bij fulltext-lezen. De zappende en surfende internetlezer ontwikkelt ook een nieuwe manier van lezen, oppervlakkig misschien, maar snel. In korte tijd kan hij veel informatie tot zich nemen. In feite is dat een compleet andere manier van lezen. Het valt aan te nemen dat er voor dit nieuwe lezen ook anders geschreven gaat worden. Ik zou zelfs denken: dat er dan ook andere eisen aan de spelling gesteld zullen worden. Te denken valt hierbij aan de grotere invloed die de computer krijgt bij het verbeteren van spelfouten. Wie weet worden onderscheidingen die de computer niet kan behappen (zoals gebeurt/ gebeurd, wordt/word) in de toekomst weggewerkt in de spelling.
Niet minder ingrijpend zijn de verschuivingen bij het spreken en het luisteren. Langer dan een halfuurtje luisteren zonder PowerPoint wordt voor de meeste mensen ondoenlijk. Toch zaten onze voorouders vaak meer dan een uur in de kerk, of ze volgden urenlang lessen of colleges waar geen plaatje aan te pas kwam.
| |
■Nieuwe beddingen
Illustratie: Matthijs Sluiter
Ik weet niet of er tegenwoordig meer of minder gesproken wordt, meer of minder gelezen, meer of minder geschreven. Maar het is duidelijk dat al deze stromen nu nieuwe beddingen kiezen. Er ontstaat een compleet nieuw landschap, met een heel andere taakverdeling tussen lezen en schrijven, spreken
| |
| |
en luisteren. Waardoor, zo mag je aannemen, we dan ook anders gaan lezen, anders gaan schrijven, anders gaan spreken en luisteren.
Laten we nog eens teruggaan naar die spelling. Een standaardspelling zoals we die hebben, is ontworpen voor boek, brief en kroontjespen. De nieuwe context van ons schrijven, ons tegenwoordige schrijven, met een toetsenbord en een spellingcorrector en met vernuftige programma's die bij vergissingen suggereren wat we wellicht bedoelden, zo'n nieuwe context stelt allicht andere eisen. Wie niet terug wil naar de kroontjespen, zal moeten inzien dat ons huidige schrijven en het moderne lezen een andere spelling vergen, een andersoortige spelling.
Wat zich aftekent in deze tijd is, naar mijn mening, een compleet nieuwe taalcultuur. En we staan op het punt om afscheid te nemen van de oude taalcultuur. Allerlei manieren van omgaan met de taal, allerlei ideeën over taal, allerlei ‘normen en waarden’ die eeuwenlang gegolden hebben, verliezen momenteel hun glans, en zijn niet langer houdbaar.
Die traditionele ‘normen en waarden’ hebben overigens zelf ook niet altijd gegolden. We weten zelfs tamelijk precies wanneer ze in zwang gekomen zijn, namelijk in de periode die men meestal aanduidt als de Renaissance.
In Italië stonden mensen als Dante, Petrarca en Boccaccio in de veertiende eeuw aan het begin; in de rest van Europa brak de Renaissance pas door in de vijftiende en zestiende eeuw. Wat momenteel afloopt, is de taalcultuur van de Renaissance, overal in Europa.
| |
■Krampachtig
Wat was nu zo typisch voor die Renaissance-taalcultuur? In de eerste plaats ging men vanaf de Renaissance schrijven in de eigen taal, en niet meer zoals in de Middeleeuwen in een andere taal (het Latijn). Ik stel vast dat men in onze tijd niet meer zo krampachtig zijn eigen taal wenst te schrijven.
In de tweede plaats: vanaf de zestiende eeuw begint men te streven naar één standaardspelling, ook wel vanwege de boekdrukkunst. Ik stel vast dat ook dit streven momenteel zijn kracht verliest. Het lijkt me trouwens ook langzamerhand minder noodzakelijk nu onze computers steeds beter overweg kunnen met varianten.
Eveneens van de zestiende eeuw zijn de allereerste grammatica's en woordenboeken voor de Europese talen. In de daaropvolgende eeuwen werden ze almaar omvangrijker en strenger. Regels en normen zijn het, voor bij het schrijven. In feite ‘maken’ zij de standaardtaal, en leggen die vast. Ze bestrijden variatie, ze bestrijden verandering, en ze bestrijden invloeden van buitenaf. En zo construeren ze de standaardtalen. De Renaissance, mag je wel zeggen, heeft zodoende de Europese standaardtalen in het leven geroepen, die voordien niet als zodanig bestonden. In feite is daarmee toen een talig continuüm, waarin ieder dorp net even anders sprak dan het dorp ernaast, verkaveld tot nationale talen.
| |
De toekomst van het Nederlands
redactie onze taal
Over 75 jaar zijn veel sterke werkwoorden zwak geworden (loopte, vaarde), gebruiken we alleen nog het lidwoord de (de meisje die), horen we nóg meer Engels (en misschien zelfs wel Chinees), is sms-taal (w8 ff, ☺) ingeburgerd en trekt niemand zich nog iets aan van een officiële spelling. Dat zijn enkele van de meest gedane voorspellingen naar aanleiding van onze oproep van vorig jaar (toen Onze Taal 75 jaar bestond) om na te denken over het Nederlands van 2082.
Honderden lezers van Onze Taal, wetenschappers en schrijvers reageerden. Veel van die inzendingen zijn gepubliceerd in het boekje De toekomst van het Nederlands, dat gepresenteerd werd tijdens het Onze Taal-congres, 8 december vorig jaar. De inzenders van de geplaatste bijdragen hebben inmiddels een exemplaar van het boekje ontvangen.
Volgens de inzenders zetten niet alleen taalveranderingen als hun hebben en groter als door, maar drukken ook allerlei nieuwe ontwikkelingen in de samenleving hun stempel op de taal. Zo bestaan er straks vanwege een steeds hogere levensverwachting misschien wel veertig woorden voor ‘rollator’. Mobieltjes worden vast ingebouwd in onze hersens. En buiten enkele heuvels in Vlaanderen wordt nergens meer Nederlands gesproken - de rest van het voormalige Nederlandstalige gebied staat tenslotte onder water.
Toch denkt 99% van de mensen niet dat we het Nederlands binnen 75 jaar ten grave zullen dragen. En ook het Genootschap Onze Taal zal volgens de meerderheid (81%) nog minimaal 75 jaar blijven bestaan. Als dat inderdaad zo is, zullen onze Onze Taal-collega's van de toekomst bekijken of de inzenders het in 2007 bij het rechte eind hebben gehad.
| |
■Grenzen vervagen
In onze dagen lijkt dat continuüm zich te herstellen. De grenzen tussen de talen vervagen onder meer door het toenemende aantal ontleningen; en de homogeniteit binnen de talen waaiert uiteen. De exclusieve norm, die alle andere varianten uitsloot, heeft veel wervingskracht verloren. De verschillende varianten claimen elk hun bestaansrecht, en het is niet langer politiek correct om welke variant dan ook weg te zetten als ‘minder’. De talen waaieren daardoor weer uiteen. Dat is, laten we het maar ronduit zeggen: het einde van de standaardtaal. En de taal die misschien wel het allermeest uiteenwaaiert, is het Engels.
Er zou veel meer te noemen zijn. De taalcultuur van de Renaissance was bijvoorbeeld nogal exclusief gericht op geschreven taal, schrijftaal. Het spreken kwam er niet zo op aan. Kijk nu bijvoorbeeld naar de onderwijsdidactiek, en stel met mij vast hoe we in het moderne talenonderwijs (en ik denk: volkomen terecht) het spreken en luisteren een belangrijke plaats zijn gaan geven. De oude grammatica-vertaalmethode, waarbij het leren van de taal dus vooral gebeurde door het leren van grammatica en woordjes, en door vertalen, is nagenoeg afgeschaft.
| |
■Freaks
Wat ook afgeschaft is, vrijwel, dat is nog zo'n troetelkind van de Renaissance: het Latijn. Plus de hele klassieke cultuur. Het begon al in 1863, met de oprichting van de hbs, de eerste soort middelbare school zonder Latijn; en het kreeg zijn definitieve beslag in 1968 met de Mammoetwet. In dezelfde jaren zien we dezelfde veranderingen in Engeland, met de public school naast de aloude grammar school.
Algemener trouwens raakt een ideaal van geletterdheid en eruditie (boekeneruditie!), een Renaissance-ideaal, gaandeweg uit de mode. Vijf eeuwen lang was een ontwikkeld mens iemand die minstens Latijn geleerd had, en redelijk thuis was in de wereld van literatuur en filosofie. Momenteel zijn de zogenaamde alfa-vakken veeleer iets voor freaks; de traditionele gymnasiast is een wereldvreemde nerd. Wij hebben vandaag de dag totaal andere ‘toonaangevende kringen’. Zo hebben leraren lang niet
| |
| |
meer zo veel maatschappelijk prestige als vroeger, en groeide het aanzien van financiële beroepen als beursspeculant juist enorm. Het oude ideaal van ‘Bildung’ in het Duits is in luttele decennia geheel verdampt, en heeft plaatsgemaakt voor heel andere idealen.
Opvallend is dat bij al deze vijf Renaissance-kenmerken de ontwikkeling momenteel, na 500 jaar, precies in de omgekeerde richting gaat - of het nu gaat om het vasthouden aan de eigen taal, het koesteren van een standaardspelling, het beregelen van taal via grammatica's en woordenboeken, het creëren van nationale talen of om het belang van Latijn en boekeneruditie.
Met de jaren van hbs en Mammoetwet zijn meteen ook de belangrijke jaartallen gegeven. De eerste scheuren en barsten in de taalcultuur van de Renaissance waren, dunkt me, waar te nemen rond 1860; maar het duurde nog tot circa 1970 voordat de effecten massaal zichtbaar werden.
| |
■Treuren
Tot slot nog drie belangrijke aantekeningen.
Ten eerste: de computer en de algemene digitalisering zijn belangrijk, maar veeleer als gevolg of als symptoom dan als oorzaak. De essentiële veranderingen waren er al voordat de computer er was.
Ten tweede: een wisseling van culturen is geen waan van de dag, geen modegril; het is iets wat gewoon gebeurt. Hoed u voor achterhoedegevechten.
Ten derde: is het erg, zo'n wisseling van taalcultuur? Daar is niet met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ op te antwoorden. Ik ben een oude gymnasiast, en betreur het afschaffen van het Latijn. Anderen vinden dat maar onzin, maar die treuren dan wellicht om het vervagen van een heldere en eenduidige norm, waar ik dan weer niet van wakker lig. En tegelijkertijd kunnen we samen in het taalonderwijs de moderne aandacht voor spreken en luisteren verwelkomen. Of kiezen voor een dissertatie in het Engels. We zijn allemaal kinderen van onze eigen tijd, net zoals Dante en Petrarca en Boccaccio dat destijds waren.
| |
■Gevoelens
Nogmaals: er verandert geweldig veel in onze tijd rondom onze taal. Veel meer dan de meeste taalkundigen lijken te denken. We beleven een fascinerende tijd. De kroontjespen komt niet meer terug, net zomin als het Latijn, de grammatica-vertaalmethode, de alfa-cultuur, de door iedereen geaccepteerde spelling of de standaardtaal.
Of je het nu goed of slecht vindt, prachtig of rampzalig, het is nogal wat. Geen wonder dat af en toe iemand met bezorgdheid, of met spijt in het hart, de symptomen aanschouwt. En kijk, al die gemengde en o zo menselijke gevoelens, die vinden we als in een staalkaart terug in dat boek met toekomstvoorspellingen over het Nederlands over 75 jaar. Kortom: een boek om niet te missen.
Voor een lezersaanbieding van De toekomst van het Nederlands zie blz. 72. Van Joop van der Horst verschijnt in het voorjaar Het einde van de standaardtaal. Een wisseling van Europese taalcultuur.
| |
Donaties
Duizenden leden hebben bij het betalen van hun contributie over 2008 gehoor gegeven aan onze oproep, bij de acceptgiro, om het Genootschap Onze Taal te steunen met een donatie. Alle gevers afzonderlijk benaderen is niet mogelijk, vandaar dat het genootschap iedereen die een extra bijdrage leverde graag op deze plaats van harte wil bedanken. Uw steun is bijzonder welkom.
Cabaretier Erik van Muiswinkel verkende in een wervelend optreden alle uithoeken van de taal.
Foto: Bart Versteeg
|
|