■Bijgoochem
Dat goochem aan het begin van de twintigste eeuw tot de algemene taal is doorgedrongen, zoals de Winkler Prins schreef, wordt bevestigd door de digitale archieven die ons ter beschikking staan. In enkele gedigitaliseerde Nederlandstalige romans duikt goochem vanaf het eind van de negentiende eeuw vooral op bij schrijvers die gewone mensen portretteerden. In hun dialogen gebruikten zij vaak platte spreektaal - en dus ook goochem, plus afleidingen als goochemerd (‘slimmerd, leperd’) of goochemigheid (‘slimheid, leepheid’), en samenstellingen als bijgoochem en wijgoochem (beide voor ‘waanwijs, pedant persoon’). En dit dan in allerlei spellingvarianten, want we komen goochem ook tegen als gochum, gognum, gogum en googem. We moeten hierbij denken aan schrijvers als Justus van Maurik (die het woord al in 1886 gebruikte), W. Buning, Nescio (‘“Als dat ventje een beetje goochem is,” zei Bekker, “dan maakti daar een fijn artikeltje van”’), Bernard Canter, Frans Coenen, Jan Feith - en zo verder.
Maar dat sociaal bewogen schrijvers dit woord gebruikten, wil natuurlijk nog niet zeggen dat het tot de algemene taal was doorgedrongen. Om dat te kunnen onderbouwen moet je vooral in kranten zoeken.
Onlangs is er een zeer rijke bron voor dit soort onderzoek bij gekomen: de Leeuwarder Courant, die van 1752 tot 2007 op woordniveau te doorzoeken is. Men kan de uitgever van deze krant niet genoeg prijzen voor de openstelling van dit schitterende historische archief, dat ruim een eeuw verder teruggaat in de tijd dan de overige kranten die al op internet beschikbaar zijn.
Sinds wanneer duikt goochem op in de kolommen van deze Friese krant? Sinds 1901, in een bericht over het ronselen van stemmen bij een verkiezing in Noord-Brabant. ‘Ze hadden een kwartje,’ zo lezen we, ‘een borrel en een sigaar gekregen voor den rit naar de [stem]bus, en werden daarna bij een herbergier onthaald op zoveel drank als zij lustten. Een enkele was zoo goochem twee kwartjes te bedingen.’
Let wel: goochem staat hier niet tussen aanhalingstekens en het is ook niet anderszins gemarkeerd; daaruit kun je opmaken dat het indertijd algemeen bekend was. We zien hetzelfde in de berichten in de daaropvolgende jaren en decennia.