Het mooiste woord van...
Harrie Scholtmeijer
De Drentse dichter Jan Naarding (1903-1963) vertaalde de eerste strofe van het bekende ‘Abide with me’ als volgt:
Blief bij mij, Heer, want d'aovend
't Twiedonkert allerwegens, blief bij
As al 't geluk bezwik, all' hulp is
Verlats Do mij in 't dichtste duuster
Er is één woord dat zich niet zo gemakkelijk laat thuisbrengen, en dat is ‘twiedonkert’, in de tweede regel. Dit werkwoord hoort bij het zelfstandig naamwoord twiedonker, dat we in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (en in Van Dale) terugvinden als tweedonker. De betekenis daarvan is ‘schemering’.
Het gaat, blijkens het grote woordenboek, om een gewestelijk woord. Alle vermeldingen hebben betrekking op Groningen, Drenthe, Overijssel, de Achterhoek en de Veluwe. Kortom, het Nedersaksische deel van Nederland. In de oudste woordenlijst van de Nedersaksische dialecten, het achttiendeeeuwse handschrift Dumbar, komt het al voor. Twee- in tweedonker is dan ook niet het Nederlandse telwoord twee, maar komt van het Oudsaksische twëho, dat ‘twijfel’ betekent. Tweedonker betekent dus eigenlijk ‘twijfeldonker’, tussen licht en donker in.
Nu had tweedonker natuurlijk net zo goed tweelicht kunnen heten, en in een aantal westelijke dialecten ís het woord voor de schemering ook tweelicht, bijvoorbeeld in het Wierings, het Drechterlands en het Katwijks. En aan de overzijde van de Noordzee. Gelet op het aantal sprekers van het Engels wereldwijd zou tweelicht in de vorm twilight weleens het meestgebruikte woord voor ‘schemering’ op onze planeet kunnen zijn.
Tweedonker is een woord uit de schemerzone van onze taal, ook letterlijk. Het is gewestelijk, maar (samen met broertje tweelicht) toch ook weer zo