■ Oren en ogen
Houdt u ook taalgebruik van anderen in boekjes bij? Documenteert u vreemde uitdrukkingen en bijzondere woorden en beelden?
‘Dat neem ik me altijd voor, maar ik doe het niet. Wel schrijf ik ze soms op briefjes, die ik meestal weer kwijtraak of pas terugvind als het boek waarvoor ze bestemd zijn alweer af is. Pas hoorde ik “Een paard als een kasteel” - dat ga ik eens gebruiken, denk ik dan.’
Konstantin Paustovski, over wie u schrijft in Ingenieurs van de ziel, is een zeer zintuiglijk schrijver. Hij noemt zintuiglijk schrijven zelfs het geheim van de door hem bewonderde schrijver Gecht. Bent u een zintuiglijk schrijver?
‘Ik schrijf vooral met mijn oren en ogen. Klank is heel belangrijk: “De distels ritselden onwillig” - op school leerden we al dat zo'n woordkeus de suggestie van
Aan de research voor Ararat heb ik zo'n drie maanden besteed (inclusief reizen en het beklimmen van de berg), aan het schrijven een vol jaar.
het ritselen versterkt. Ik zoek naar dat soort woorden, die de betekenis een handje helpen door hun klank. Sommige passages schrijf ik alleen omdat ik een mooi, goed klinkend woord in mijn tekst wil krijgen. Mudboy of slaperdijk of graanbaron bijvoorbeeld. En het ritme moet kloppen. De adem van de zin moet overeenkomen met wat je wilt teweegbrengen.’
Westerman citeert tijdens de gesprekken hele passages van zijn werk uit het hoofd om iets te illustreren, maar pakt nu De graanrepubliek en leest met zichtbaar plezier en met veel klank een passage voor waarin het woord graanbaron hem bevalt: ‘Zes generaties als rechte mannelijke lijn hadden er als graanbaronnen geleefd. Ze hadden zich opgewerkt tot herenboeren, dat wil zeggen: het waren boeren (dat nog wel) zonder rouwnagels of eelthanden en tegelijk heren (zonder twijfel) met haren die roken naar suikerbietenpulp en strohaksel. Welsprekende debaters die de “n” door hun neus naar buiten lieten tuimelen. Selfmade adel.’
Westerman: ‘Ik weeg mijn woorden eindeloos. Doe er in een bijzin een gewichtje bij, haal er elders weer een gewichtje af. Als een grutter. Net zo lang, soms wel dertig versies, tot een passage goed klinkt en klopt. Maar Paustovski schrijft zintuiglijker dan ik. Waarschijnlijk zijn mijn reuk-, smaak- en tastzin minder ontwikkeld in mijn schrijven.’