Voorstander
Juristen, kinderen, Utrechters, kortom elke bevolkingsgroep heeft inmiddels allang zijn eigen specifieke woordenboek. Als niemand daar aanstoot aan neemt, dan mogen behoudende christenen er toch zeker ook wel een?
De zorgen van de christelijke schoolhoofden zijn bovendien heel begrijpelijk. Zij willen graag dat hun kinderen niet grof in de mond worden, en ze stellen ze dan ook het liefst op geen enkele manier aan dergelijke taal bloot. Dan is een gekuiste versie een stap in de goede richting.
Daar komt bij dat het woordenboek niet zomaar een bron is. Het gezag van een woordenboek als Van Dale staat op eenzame hoogte, en zijn opvoedkundige status is navenant. Zo is te voorzien dat kinderen het enkele feit dat een schuttingwoord in het woordenboek gedrukt staat, zullen beschouwen als een bewijs dat dit woord tot de standaardtaal behoort. Ha, denkt de jongeling, die woorden bestaan dus blijkbaar echt, ze staan zelfs in dit deftige woordenboek. Daar kan geen waarschuwend labeltje van het type ‘bel.’ of ‘vulg.’ tegenop, als dergelijke afkortingen al überhaupt begrepen worden. Ten slotte nog een heel ander argument: alle tegenstanders nemen voetstoots aan dat schoolhoofden voor het complete woordenboek kiezen als een gekuiste versie niet haalbaar is. Maar het valt te vrezen dat ze het hele woordenboek afschaffen. Zonde!
Wat vindt u ervan? Moet iedere subcultuur zijn eigen woordenboek krijgen?
Geef voor 23 april maart uw mening op onze website: www.onzetaal.nl/homofkuit. Of stuur een briefkaart met ‘Iedereen zijn eigen woordenboek’ of ‘Niet iedereen zijn eigen woordenboek’ naar de redactie van Onze Taal, Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag. In de volgende aflevering de uitslag.