| |
| |
| |
| |
Wereldberoemd
Kees Kamp - Veldriel
A.B. Hobbel heeft het in de rubriek ‘Gesignaleerd’ in het januarinummer over de uitdrukking wereldberoemd in Buiksloot (of om het even welke weinig mondiaal aandoende plaats), die inderdaad gemeengoed geworden is. Volgens mij is de uitdrukking afkomstig van de legendarische sportverslaggever Theo Koomen, die tijdens een schaatswedstrijd in zijn gebruikelijke enthousiasme over de Zwitser Franz Krienbühl uitriep: ‘In Zwitserland kent niemand hem, maar in Nederland is hij wereldberoemd.’ Krienbühl was een kleurrijke figuur op de Europese schaatsbanen. Bij gebrek aan concurrentie kon hij Zwitserland tot op hoge leeftijd internationaal blijven vertegenwoordigen, wat hem de bijnaam ‘de schaatsende opa’ opleverde. Hij was ook de uitvinder van het eendelige aerodynamische schaatspak, dat tot op de dag van vandaag door wedstrijdschaatsers wordt gedragen.
De Zwitserse schaatser Franz Krienbühl was in de jaren zeventig ‘wereldberoemd in Nederland’.
| |
(Aan)tal
G. Crisson - Alphen aan den Rijn
In zijn stuk ‘Geldhoeveelheid of hoeveelheid geld’ (Onze Taal december 2006) heeft Joop van der Horst het over inwoner(s)aantal en dodenaantal. Deze twee woorden ken ik al heel lang als inwonertal en dodental.
| |
Wijn schenken
Bert Biel - Rolde
Henk Spaan vraagt zich in zijn column in het januarinummer geërgerd af waarom de ober die de wijn laat proeven het etiket laat zien ‘MET DE ANDERE HAND OP ZIJN RUG’ (Spaan ergert zich er zó aan dat hij hoofdletters gebruikt). Nou, dat zit zo. Je pincode houd je geheim door met de andere hand het zicht erop te belemmeren, maar bij het schenken van klare wijn doe je precies het omgekeerde. Het etiket wordt in alle openheid getoond door de andere hand juist zo ver mogelijk uit de buurt te houden. Hij verdwijnt zelfs helemaal, verstopt achter de rug van de ober. Overdreven? Jazeker, maar het is een goedaardig toneelstukje. Jammer dat Spaan zich daaraan ergert. Dit soort theater vind ik juist wel grappig.
| |
‘Post coitum omne animal triste’
Dolf Huijgers - Aerdenhout
Riemer Reinsma gaat in de januariaflevering van zijn rubriek ‘Bij wijze van zeggen’ in op de herkomst van de uitdrukking ‘Post coitum omne animal triste’, oftewel ‘na de coïtus is ieder dier terneergeslagen’. Lang geleden voegden wij leerlingen van het Gymnasium Augustinianum te Eindhoven daaraan toe: ‘praeter gallum qui cantat, homoque qui fumat’ (‘behalve de haan, die kraait, en de mens, die rookt’).
| |
Poesiealbum
Ir. M. Hugenholtz - Roden
Carla Bogaards schrijft in de januariaflevering van de rubriek ‘Het mooiste woord van...’ dat ze het als kind merkwaardig vond dat op de omslag van haar poëziealbum het woord poesie zonder trema werd geschreven. Maar heel verwonderlijk is dat niet, want die albums kwamen oorspronkelijk uit Duitsland en daar wordt dat woord zonder deelteken geschreven. Vandaar dat iedereen in Nederland over een ‘poesiealbum’ (met oe-klank) sprak en spreekt. De grote Van Dale noemt poesiealbum overigens kindertaal (tot in de voorlaatste druk stond er zelfs poessiealbum, met dubbel s).
| |
Vermeend
R.W. Asser - Amstelveen
In het januarinummer van Onze Taal doet de redactie in de rubriek ‘Tamtam’ verslag van de discussies ‘over de vermeende taalverruwing op de voetbalvelden’. Deze inleidende woorden deden mij meteen rechtop zitten. Waarom niet alleen ‘over de taalverruwing’? Moest de toevoeging ‘vermeend’ - in de betekenis uit mijn jongere jaren - aangeven dat de verruwing niet is geconstateerd? Of wordt de verruwing juist wél verondersteld, vermoed of aangenomen? Die nieuwe betekenis is, dunkt me, ingeburgerd. Maar is de oude daarmee radicaal ‘uitgeburgerd’? De media hebben ons met een vloedgolf van ‘vermeenden’ laten wennen aan de gedachte dat een vermeende moordenaar kan worden veroordeeld. Dat maakt verwerping, afschaffing en uitburgering van de oude betekenis gewenst en praktisch, eigenlijk zelfs noodzakelijk, want anders moeten we elke keer als
| |
| |
we vermeend lezen, uit de context of het vervolg proberen af te leiden wat er bedoeld wordt. Zoals in dit geval: wat is nu precies de conclusie van de redactie over die taalverruwing?
| |
Naschrift redactie
Pas na lezing van de brief van de heer Asser ontdekten we dat de betekenis van het woord vermeend inderdaad is: ‘niet zijnde wat het genoemde aanduidt’, zoals de jongste grote Van Dale het formuleert. Met ‘de vermeende taalverruwing op de voetbalvelden’ bedoelden we te zeggen: ‘de veronderstelde taalverruwing’. Met die formulering wilden we een zekere afstand scheppen. Immers: dertig jaar geleden werd er op het voetbalveld ook al flink wat ‘ruwe taal’ gebruikt, en nergens is aangetoond dat dit sindsdien ook werkelijk is toegenomen.
Hoe dan ook is het opvallend dat dit gebruik van vermeend bij niemand van de Onze Taal-redactie (en bij niemand van de deskundige meelezers) een belletje deed rinkelen. We zijn zo vrij dat te beschouwen als een aanwijzing dat de betekenis van vermeend in de loop van de tijd inderdaad een flink eind is verschoven in de richting van ‘verondersteld’.
| |
Hebreeuws en Ivriet
Dafna Hoexter, tolk-vertaler Hebreeuws - Muiderberg
In het januarinummer staat het artikel ‘De wankele positie van het Jiddisch’ van Marc van Oostendorp. Hij heeft er weer een prachtig stuk van gemaakt: beknopt en duidelijk. Toch wil ik even reageren op een wel vaker gehoord misverstand dat ook in dit artikel voorkomt: Ivriet is niet een ander woord voor Hebreeuws, zoals Van Oostendorp zegt, maar het Hebreeuwse woord voor ‘Hebreeuws’.
| |
Aantal sprekers Jiddisch
C. Joseph-Szwajcer - Amstelveen
Graag reageer ik, vrouw (1950), geboren uit Jiddisch-sprekende ouders, op het artikel ‘“Zullen we maar weer Hebreeuws praten?”’, over ‘de wankele positie van het Jiddisch’ (Onze Taal januari). Het bevat absoluut interessante elementen, maar de bewering dat het Jiddisch wereldwijd nog maar enkele duizenden sprekers heeft, is apert onjuist. Het zijn er zonder twijfel meer (Londen alleen al heeft dit aantal), en mijn zuster en mij hebt u niet meegerekend! Graag wijs ik in dit verband op het boek van Barnard Wasserstein, Het einde van een diaspora. Joden in Europa sinds 1945 (1996).
| |
Naschrift redactie
Marc van Oostendorp doelde met zijn ‘nog slechts enkele duizenden sprekers’ op het aantal mensen dat het Jiddisch als moedertaal heeft. Tweedetaalsprekers zijn er veel meer. Shlomo Berger, hoogleraar Jiddische taal en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, schat hun aantal desgevraagd op een half miljoen, maar tekent daarbij aan dat hun kennis van het Jiddisch meestal niet zo groot is.
| |
Onmogelijk rijm: eens tulps
Fabian Valkenburg - Veenendaal
In het decembernummer van Onze Taal, in het artikel over onberijmbare woorden, haalt Jaap Bakker een gedicht van Drs. P aan:
Ei, hoort gij niet een zoet gesuis?
Het is de minneroep eens uis!
De schrijver vervolgt dit gebruik des tweeden naamvals met:
Ei, hoort gij niet iets wufts en wulps?
Het is de minneroep eens tulps!
Een ware vondst om de tweede naamval te gaan gebruiken als oplossing voor een onmogelijk rijm. Maar wel gevaarlijk, want de meeste Nederlanders beheersen tegenwoordig de naamvallen nog maar nauwelijks - wellicht met uitzondering van de naamvallen in versteende uitdrukkingen. Nazoeken in het woordenboek (want ook ik weet niet altijd wat het geslacht van een woord is) leerde mij dat tulp oorspronkelijk vrouwelijk is. Had het dus niet moeten zijn: ‘Het is de minneroep ener tulp’?
|
|